Einde inhoudsopgave
Overleveringswet
Artikel 25 [Openbaar verhoor]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019
- Bronpublicatie:
15-05-2019, Stb. 2019, 180 (uitgifte: 24-05-2019, kamerstukken: 35116)
- Inwerkingtreding
01-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2019, Stb. 2019, 181 (uitgifte: 24-05-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
1.
Het verhoor van de opgeëiste persoon geschiedt in het openbaar, tenzij deze een behandeling van de zaak met gesloten deuren verlangt of de rechtbank om gewichtige, in het proces-verbaal der zitting te vermelden redenen sluiting der deuren beveelt.
2.
Het verhoor heeft plaats in tegenwoordigheid van de officier van justitie.
3.
Bij zijn verhoor kan de opgeëiste persoon zich door zijn raadsman doen bijstaan.
4.
Is de opgeëiste persoon niet verschenen en acht de rechtbank zijn aanwezigheid bij het verhoor wenselijk, dan gelast de rechtbank, rekening houdend met de termijnen genoemd in artikel 22, tegen een door haar te bepalen tijdstip diens dagvaarding, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging.
5.
Indien de opgeëiste persoon minderjarig is, worden verschenen ouders of voogd en de verschenen vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming in de gelegenheid gesteld de minderjarige bij te staan.