Hof Amsterdam, 20-11-2014, nr. 23-001144-14
ECLI:NL:GHAMS:2014:4807
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
20-11-2014
- Zaaknummer
23-001144-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:4807, Uitspraak, Hof Amsterdam, 20‑11‑2014; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2015/12
Uitspraak 20‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging wegens eerder opgelegd alcohol slot programma. EVRM, EU-handvest, ne bis in idem.
Parketnummer: 23-001144-14
Datum uitspraak: 20 november 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 november 2013 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 96/155374-13 en 96/155397-13 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 96/155374-13:
hij op of omstreeks 25 augustus 2013 te Haarlem als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 650 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
Zaak met parketnummer 96/155397-13 (gevoegd in eerste aanleg):
1: hij op of omstreeks 25 augustus 2013 te Haarlem als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 630 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
2: hij op of omstreeks 25 augustus 2013 te Haarlem als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, Spaarne, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen;
3: hij op 25 augustus 2013 om ongeveer 05:25 te Haarlem als degene aan wie een rijverbod als bedoeld in artikel 162, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 was opgelegd, gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod gold, een voertuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat slechts toepassing is gegeven aan artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Gebleken is dat de verdachte bij besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen van 4 september 2013 een alcoholslotprogramma is opgelegd in verband met drie feiten, respectievelijk gepleegd op:
- -
3 maart 2013, waarbij een adem- of bloedalcoholgehalte van 535 µg/l werd geconstateerd;
- -
25 augustus 2013, waarbij een adem- of bloedalcoholgehalte van 650 µg/l werd geconstateerd;
- -
25 augustus 2013, waarbij een adem- of bloedalcoholgehalte van 630 µg/l werd geconstateerd.
Bij voornoemd besluit is tevens het rijbewijs van de verdachte ongeldig verklaard en is hij verplicht tot betaling van de aan het alcoholslot verbonden kosten.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging gevorderd en daarbij verwezen naar een arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 22 september 2014 (naar het hof begrijpt het arrest gepubliceerd als ECLI:NL:GHDHA:2014:3017). De raadsman van de verdachte heeft op gelijke gronden evenzeer geconcludeerd dat het openbaar ministerie in de vervolging niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat het opleggen van de maatregel van het aan de verdachte opgelegde alcoholslotprogramma, mede gelet op de verplichting tot betaling van de met die maatregel gemoeide kosten, de ongeldigverklaring van het (codevrije) rijbewijs van de verdachte en de verdere mogelijk (zeer) vergaande gevolgen van de maatregel, in het licht van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, vanwege de aard en zwaarte ervan als punitief moet worden beschouwd en dat dit mitsdien moet worden aangemerkt als een criminal charge in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Gelet hierop verzet het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, bezien in het licht van artikel 50 van het EU-Handvest, zich tegen de vervolging van de verdachte ter zake van het hem in de zaak met parketnummer 96/155374-13 en in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 1 tenlastegelegde, nu deze feiten mede ten grondslag hebben gelegen aan de oplegging van het alcoholslotprogramma; in zoverre zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging worden verklaard.
Anders dan de advocaat-generaal en de raadsman kennelijk veronderstellen, staat het vorenoverwogene niet in de weg aan de vervolging van de verdachte terzake van het in laatstgenoemde zaak onder 2 en 3 ten laste gelegde, omdat het alcoholslotprogramma – zo blijkt uit de betreffende beschikking – niet naar aanleiding van die verweten gedragingen is opgelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2: hij op 25 augustus 2013 te Haarlem als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, Spaarne, een motorrijtuig, personenauto, van de categorie waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd;
3: hij op 25 augustus 2013 om ongeveer 05:25 uur te Haarlem als degene aan wie een rijverbod als bedoeld in artikel 162, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 was opgelegd, gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod gold, een voertuig, personenauto, heeft bestuurd.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 162, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het hem in de zaak met parketnummer 96/155374-13 en in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, een geldboete ter hoogte van € 1000,00, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft geen strafoplegging gevorderd, daar zij ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie heeft gerekwireerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de bewezen geachte feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft gedurende de tijd waarin zijn rijbewijs was ingevorderd met de auto van zijn vader gereden over de openbare weg, terwijl op dat moment bovendien een hem opgelegd rijverbod van kracht was. Aldus heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan verkeersveiligheid dienende beslissingen van het bevoegde gezag.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 oktober 2014 zijn aan de verdachte eerder terzake van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 onherroepelijk sancties opgelegd. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 162 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het in de zaak met parketnummer 96/155374-13 en in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 1 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96/155397-13 onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte terzake van die feiten tot een taakstraf voor de duur van 36 (zesendertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.C.P. Haentjens en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 november 2014.
[...]