Typografische accentueringen zijn zoals in het origineel. De voetnoten heb ik weggelaten.
HR, 22-11-2022, nr. 21/00665
ECLI:NL:HR:2022:1711
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-11-2022
- Zaaknummer
21/00665
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1711, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑11‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:896
ECLI:NL:PHR:2022:896, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1711
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Medeplegen mensenhandel (meermalen gepleegd) door mensen afkomstig uit Aruba te begeleiden, te huisvesten, onder controle te houden en te laten meewerken aan plegen van strafbare feiten, art. 273f Sr. 1. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt t.a.v. wetenschap van aangevers omtrent doel van tlgd. handelen. 2. Bewijsklacht medeplegen. 3. Onvolkomenheid bij beëdiging van meerdere raadsheren van hof ’s-Hertogenbosch die uitspraak hebben gewezen en AG die bij behandeling van zaak in hoger beroep betrokken is geweest, art. 5.2 en 6.2 Wet RO. Ad 1. en 2. HR: art. 81.1 RO. Ad 3. Gelet op HR:2022:1438 behoeft dat geen verdere bespreking. Samenhang met 21/00858.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/00665
Datum 22 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 februari 2021, nummer 20-000826-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De raadsman heeft – na het verstrijken van de in artikel 437 lid 2 Sv bedoelde termijn – bij aanvullende schriftuur nog aan de orde gesteld dat bij de beëdiging van meerdere van de raadsheren die de bestreden uitspraak hebben gewezen en de advocaat-generaal generaal die bij de behandeling van de zaak in hoger beroep betrokken is geweest, zich een onvolkomenheid heeft voorgedaan. Gelet op het arrest dat de Hoge Raad op 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438, heeft gewezen, behoeft dat geen verdere bespreking.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2022.
Conclusie 04‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Medeplegen van mensenhandel ex art. 273f.1.4 Sr. Uitbuiting van een zestal Arubanen als katvangers bij o.a. het op naam zetten van huizen. Middelen over 1) de motivering van de afwijzing van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, 2) het bewijs van medeplegen en 3) niet juist beëdigde raadsheren en AG ter terechtzitting. Strekt tot verwerping. Samenhang met 21/00858.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/00665
Zitting 4 oktober 2022
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 15 februari 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 6 primair en 7 primair telkens "medeplegen van mensenhandel" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de vorderingen van benadeelde partijen en aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, een en ander zoals in het arrest nader is omschreven.
Er bestaat samenhang met de zaak tegen [mededader] , nr. 21/00858, waarin ik vandaag ook conclusie zal nemen. De cassatieberoepen in de samenhangende zaken tegen [betrokkene 1] , nr. 21/00609 en [betrokkene 2] , nr. 21/00707 zijn inmiddels ingetrokken.
Namens de verdachte heeft J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, drie middelen van cassatie voorgesteld.
Voorafgaand aan de middelen brengt de steller daarvan in zijn inleidende opmerkingen onder de aandacht dat de uitgebreide (bewijs)motivering van het hof in zijn bestreden arrest voor een groot deel overeenkomt met het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg, hetgeen in de visie van de verdachte als ongemakkelijk, zo niet volstrekt onwenselijk wordt beschouwd met het oog op enerzijds het karakter van het onderzoek in hoger beroep als feitelijke instantie die de zaak met een ‘frisse blik’ bekijkt en anderzijds de specifieke bezwaren tegen het vonnis in de onderhavige zaak, in het bijzonder ten opzichte van de overwegingen die het hof (woordelijk) heeft overgenomen van de rechtbank. Daaraan voegt de steller van de middelen toe dat de verdachte met cassatie alsnog een deugdelijke (‘frisse’) blik op de feiten van zijn zaak hoopt te bewerkstelligen.
Uit het voorgaande leid ik af dat de verdachte niet tevreden is over het wettelijk systeem van voortbouwend appel, waarbij de rechter in hoger beroep mede aan de hand van het procesdossier in het bijzonder aandacht heeft voor de bezwaren die tegen het vonnis in eerste aanleg naar voren zijn gebracht en waarbij hij de overwegingen van de rechter in eerste aanleg kan overnemen als hij de daartegenin gebrachte bezwaren niet deelt en zich met de betreffende overwegingen verenigt. Dat de rechter in hoger beroep voldoende aandacht heeft gehad voor voldoende onderbouwde bezwaren die door of namens de verdachte naar voren zijn gebracht, zal doorgaans uit de overwegingen van zijn arrest blijken. Als de verdachte van mening is dat de motivering van de verwerping van verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten die namens hem naar voren zijn gebracht, onbegrijpelijk of ontoereikend is, kan hij daartegen in cassatie opkomen. Gelet op de aard van de procedure in cassatie kan van de Hoge Raad echter geen “frisse” blik op de feiten van de zaak worden gevergd. De Hoge Raad is immers geen feitenrechter.
Het eerste middel
6. Het eerste cassatiemiddel klaagt dat het hof is afgeweken van een namens de verdachte uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ten aanzien van de wetenschap van [aangever 1] (feit 1), [aangever 2] (feit 2), [aangever 3] (feit 3), [aangever 4] (feit 4), [aangever 5] (feit 6) en [aangever 6] (feit 7) omtrent het doel van hun respectievelijke handelen, zoals (als het verrichten van diensten) ten laste gelegd, zonder daarbij in het bijzonder de redenen te geven die daartoe hebben geleid, als bedoeld in art. 359, tweede lid, tweede volzin, Sv, “terwijl dat standpunt, indien juist, in de weg staat aan een volledige bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3, 4, 6 en 7”.
7. Om praktische redenen zie ik ervan af om voor ieder van de aangevers hier het standpunt weer te geven dat ter terechtzitting is ingenomen en waarop het middel betrekking heeft. Dat is naar mijn mening niet nodig omdat de hoofdlijn ervan telkens dezelfde is. Als voorbeeld geef ik het volgende deel weer van de pleitnota die ter terechtzitting van het hof van 28 januari 2021 is overgelegd:
“6. Concreet gaat het om de vraag of telkens sprake is van misleiding en/of misbruik van een kwetsbare positie waardoor de verschillende aangevers bewogen is zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten? De rechtbank meent dat die vraag bij alle zeven aangevers in de zaak van cliënt positief beantwoord moet worden en de rechtbank doet dat aan de hand van de, voor de verdediging moeilijk te doorgronden, motivering op pagina 12 en 13 van het vonnis.
7. De verdediging, daarentegen, meent dat die vraag voor elk feit ontkennend beantwoord moet worden. Tot dat oordeel komt de verdediging op grond van de volgende feitelijke vaststellingen. In algemene zin stelt de verdediging voorop dat (meer dan) aannemelijk is dat aangevers zelf naar Nederland zijn gekomen met een motief van groot eigen financieel gewin (cash, een eigen huis (om te verkopen), etc...) voor nagenoeg geen tegenprestatie – te mooi om waar te zijn; ‘berghen van gout’. Cliënt had daarbij geen betrokkenheid, dit ging via [betrokkene 3] of [betrokkene 4] , zo volgt uit hun eigen verklaring(en) de verklaringen van [betrokkene 5] , [betrokkene 6] en [betrokkene 7] .
8. Tevens stel ik voorop dat dit idee van eigen (financieel) gewin niet gegrond kán zijn geweest op legitieme gedachten. Integendeel, voor aangevers zelf is dat vanaf het begin tot het einde duidelijk geweest, of had tenminste duidelijk moeten zijn, dat het afsluiten van een hypotheek aan de hand van valse papieren, niet is toegestaan – ongeacht de Nederlandse of Arubaanse cultuur en achtergrond. Of bij aangevers zodoende sprake is van opzet dan wel schuld door het sluiten van de ogen daarvoor, doet er dan allicht minder toe: van misleiding of misbruik van de aangevers is geen sprake. Sprake is van misleiding of misbruik met aangevers, die zichzelf vervolgens misbruikt voelen na realisatie: criminele plan gaat niet door en pas dan, na anderhalf jaar, doen ze aangifte, maken ze zelfs onderling afspraken over de inhoud van hun aangiftes en zinnen ze op wraak. Maar dat gevoel valt niet rechtens te respecteren en is in elk geval niet onder het bereik van art. 273f of zelfs art. 326 Sr te scharen.”1.
8. Het hof heeft het ter terechtzitting door de verdediging ingenomen standpunt aldus begrepen:
“De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, nu er geen sprake is geweest van misleiding en/of misbruik van de kwetsbare positie van aangevers waardoor zij zijn bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten. De uitbuiting als impliciet bestanddeel kan niet worden bewezen. Bovendien, als al sprake was van slachtoffers van mensenhandel, dan geldt dit idem dito voor verdachte. Verdachte heeft daarnaast geen voordeel gehad en ook is geen sprake van medeplegen. Gelet op het vorenstaande dient, volgens de verdediging, vrijspraak te volgen voor de primair tenlastegelegde medeplegen van mensenhandel.”
9. Het hof heeft dit standpunt verworpen en ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in de periode van 1 november 2008 tot en met 16 juli 2010 in Nederland en/of in België en/of te Aruba, tezamen en in vereniging met anderen [aangever 1] , door feitelijkheden en door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten die [aangever 1] telkens bewogen tot
- het verrichten van diensten, te weten het uitschrijven uit.de gemeentelijke basisadministratie op Aruba en het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland en
- het aangaan van een schuld, te weten het ten behoeve van verdachte en zijn medeverdachten afsluiten van telefoonabonnementen en
- de afgifte van de mobiele telefoons en simkaarten en
- het verrichten van een dienst, te weten het openen van bankrekeningen op haar naam en
- de afgifte van de bankpassen en
- de afgifte van laptops
bestaande die feitelijkheden en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- tegen die [aangever 1] heeft/hebben gezegd dat zij ( [aangever 1] ) in Nederland en/of België veel geld kon verdienen en
- die [aangever 1] de opdracht heeft/hebben gegeven om zich te laten uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie van Aruba en
- voor die [aangever 1] de vliegreis van Aruba naar Nederland heeft/hebben geregeld en betaald en vervolgens die [aangever 1] heeft/hebben laten reizen naar Nederland en
- die [aangever 1] in een kwetsbare positie heeft/hebben gebracht, daar die [aangever 1] de weg in Nederland en/ofBelgië niet weet/kent en
- die [aangever 1] in het begin van de periode in Nederland wekelijks een geldbedrag heeft/hebben gegeven en
- die [aangever 1] in meerdere panden heeft/hebben gehuisvest en
- die [aangever 1] in een door de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en
- die [aangever 1] heeft/hebben vervoerd naar de banken en telefoonwinkels en gemeenteinstelling en
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en toezicht op de te verrichten diensten van die [aangever 1] en
- tegen die [aangever 1] heeft/hebben gezegd meerdere telefoonabonnementen af te sluiten en vervolgens de daarbij behorende telefoons aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en
- in het bijzijn van die [aangever 1] een andere persoon (anders dan die [aangever 1] ) heeft/hebben geslagen.
2.
hij, meermalen, in de periode van 1 mei 2010 tot en met 26 oktober 2010 in Nederland en/of in België en/of te Aruba, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever 2] , door feitelijkheden en door bedreiging met geweld en door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten die [aangever 2] telkens bewogen tot
- het verrichten van diensten, en het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland en
- het aangaan van een schuld, te weten het ten behoeve van verdachte en zijn medeverdachten afsluiten van telefoonabonnementen en
- de afgifte van de mobiele telefoons en simkaarten en
- het verrichten van een dienst, te weten het openen van bankrekeningen op haar naam en
- de afgifte van bankpassen,
bestaande die feitelijkheden en bedreiging met geweld en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- die [aangever 2] in een kwetsbare positie heeft/hebben gebracht, daar die [aangever 2] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en de weg in Nederland en/of België, niet weet/kent en
- die [aangever 2] in een [ik lees: in, DP] meerdere panden heeft/hebben gehuisvest en
- die [aangever 2] in een door de verdachte en zijn medeverdachten gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en
- die [aangever 2] hebben vervoerd naar de banken en telefoonwinkels en gemeente-instelling en
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en toezicht op de te verrichten diensten van die [aangever 2] en
- tegen die [aangever 2] heeft/hebben gezegd telefoonabonnementen af te sluiten en vervolgens de daarbij behorende telefoons aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en
- tegen die [aangever 2] heeft/hebben gezegd dat ze ( [aangever 2] ) een kind heeft en toch niet wilde dat er iets mee zou gebeuren en dat zij ( [aangever 2] ) geen rare dingen moest doen omdat ze (verdachte en zijn medeverdachten) een kopie van haar paspoort hadden en dat zij (verdachte en zijn medeverdachten) daar veel dingen mee konden doen, en
- die [aangever 2] hardhandig heeft/hebben vastgepakt en geknepen.
3.
hij, meermalen, in de periode van 1 mei 2010 tot en met 23 januari 2011 in Nederland en/of in België en/ofte Aruba, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever 3] , door feitelijkheden en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zjch beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten die [aangever 3] telkens bewogen tot
- het verrichten van diensten, te weten het uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie op Aruba en het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland en
- het aangaan van een schuld, te weten het ten behoeve van verdachte en zijn medeverdachten afsluiten van telefoonabonnementen en
- de afgifte van de mobiele telefoons en simkaarten en
- het verrichten van een dienst, te weten het openen van bankrekeningen op haar naam en
- de afgifte van de bankpassen
bestaande die feitelijkheden en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- tegen die [aangever 3] heeft/hebben gezegd dat zij ( [aangever 3] ) in Nederland en/of België (veel) geld kon verdienen en
- die [aangever 3] de opdracht heeft/hebben gegeven om zich te laten uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie van Aruba en
- voor die [aangever 3] de vliegreis van Aruba naar Nederland heeft/hebben geregeld en betaald en (vervolgens) die [aangever 3] heeft/hebben laten reizen naar Nederland en
- die [aangever 3] in een kwetsbare positie heeft/hebben gebracht, daar die [aangever 3] de Nederlandse taal niet voldoende machtig is en de weg in Nederland en/of België niet weet/kent en
- die [aangever 3] in het begin (van de periode in Nederland) wekelijks een geldbedrag heeft/hebben gegeven en
- die [aangever 3] in meerdere panden heeft/hebben gehuisvest en
- die [aangever 3] in een door de verdachte en zijn medeverdachte(n) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en
- die [aangever 3] heeft/hebben vervoerd naar de banken en telefoonwinkels en gemeente-instelling en
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en toezicht op de te verrichten diensten van die [aangever 3] en
- tegen die [aangever 3] , heeft/hebben gezegd meerdere telefoonabonnementen af te sluiten en (vervolgens) de daarbij behorende telefoons aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en
- die [aangever 3] heeft/hebben geslagen en gebeten en in het bijzijn van die [aangever 3] een andere persoon (anders dan die [aangever 3] ) heeft/hebben geslagen.
4.
hij, meermalen, in de periode van 18 maart 2010 tot en met 12 juli 2010 in Nederland en/of in België en/of te Aruba, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever 4] , door feitelijkheden en door bedreiging met geweld en door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten die [aangever 4] telkens bewogen tot
- het verrichten van diensten, te weten het uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie op Aruba en het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland en
- het aangaan van een schuld, te weten het ten behoeve van verdachte en zijn medeverdachten afsluiten van telefoonabonnementen en
- de afgifte van de mobiele telefoons en simkaarten en
- het verrichten van een dienst, te weten het openen van bankrekeningen op haar naam en
- de afgifte van de bankpassen en
- de afgifte van laptops,
bestaande die feitelijkheden en bedreiging met geweld en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- tegen die [aangever 4] heeft/hebben gezegd dat zij ( [aangever 4] ) in Nederland en/of België veel geld kon verdienen en
- die [aangever 4] de opdracht heeft/hebben gegeven om zich te laten uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie van Aruba en
- voor die [aangever 4] de vliegreis van Aruba naar Nederland heeft/hebben geregeld en betaald en (vervolgens) die [aangever 4] hebben laten reizen naar Nederland en
- die [aangever 4] in een kwetsbare positie heeft/hebben gebracht, daar die [aangever 4] de weg in Nederland en/of België niet weet/kent en
- die [aangever 4] in het begin van de periode in Nederland wekelijks een geldbedrag heeft/hebben gegeven en
- die [aangever 4] in meerdere panden heeft/hebben gehuisvest en
- die [aangever 4] in een door de verdachte en zijn medeverdachten gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en
- die [aangever 4] heeft/hebben vervoerd naar de banken en telefoonwinkels en gemeente-instelling en
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en toezicht op de te verrichten diensten van die [aangever 4] en
- tegen die [aangever 4] heeft/hebben gezegd meerdere telefoonabonnementen af te sluiten en vervolgens de daarbij behorende telefoons aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en
- die [aangever 4] heeft/hebben gedreigd, dat als zij, [aangever 4] , niet zou doen wat zij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zei(den), dat er iets met haar ( [aangever 4] ) kinderen zou gebeuren, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [aangever 4] (hardhandig) heeft/hebben vastgepakt en geknepen en
- die [aangever 4] heeft/hebben opgesloten in een woning in Luik.
6.
hij, meermalen, in de periode van 1 april 2010 tot en met 12 juli 2010 in Nederland en/of in België en/of te Aruba, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever 5] , door feitelijkheden en door bedreiging met geweld en door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten die [aangever 5] telkens bewogen tot
- het verrichten van diensten, te weten het uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie op Aruba en het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland en
- het aangaan van een schuld, te weten het ten behoeve van verdachte en zijn medeverdachten afsluiten van telefoonabonnementen en
- de afgifte van de mobiele telefoons en simkaarten en
- het verrichten van een dienst, te weten het openen van bankrekeningen op zijn naam en
- de afgifte van de bankpassen en
- de afgifte van twee laptops en een PlayStation en een computerspel
bestaande die feitelijkheden en bedreiging met geweld en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- tegen die [aangever 5] heeft/hebben gezegd dat hij ( [aangever 5] ) in Nederland en/of België in de bouw kon werken en veel geld kon verdienen en
- die [aangever 5] de opdracht heeft/hebben gegeven om zich te laten uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie van Aruba en
- voor die [aangever 5] de vliegreis van Aruba naar Nederland heeft/hebben geregeld en betaald en vervolgens die [aangever 5] heeft/hebben laten reizen naar Nederland en
- die [aangever 5] in een kwetsbare positie heeft/hebben gebracht, daar die [aangever 5] de weg in Nederland en/of België niet weet/kent en
- die [aangever 5] in het begin wekelijks een geldbedrag heeft/hebben gegeven en
- die [aangever 5] in meerdere panden hebben gehuisvest en
- die [aangever 5] heeft/hebben vervoerd naar de banken en telefoonwinkels en gemeenteinstelling en
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en toezicht op de te verrichten diensten van die [aangever 5] en
- tegen die [aangever 5] heeft/hebben gezegd meer telefoonabonnementen af te sluiten en vervolgens de daarbij behorende telefoons aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en
- tegen die [aangever 5] heeft/hebben gezegd dat hij [aangever 5] die spullen moest kopen want anders zou/zouden verdachte en/of zijn medeverdachte(n) ervoor zorgen dat zijn moeder wat zou overkomen, en
- die [aangever 5] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en
- die [aangever 5] heeft/hebben opgesloten in een woning in Luik.
7.
hij, meermalen in de periode van 18 december 2009 tot en met 10 december 2010 in Nederland en/of in België en/of te Aruba, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever 6] , door feitelijkheden en door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten die [aangever 6] telkens bewogen tot
- het verrichten van diensten, te weten het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland en
- het verrichten van een dienst, te weten het openen van bankrekeningen op zijn naam en
- de afgifte van de bankpassen
bestaande die feitelijkheden en misleiding en misbruik van een kwetsbare positie eruit dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- tegen die [aangever 6] heeft/hebben gezegd dat hij ( [aangever 6] ) in Nederland en/of België in de bouw kon werken en veel geld kon verdienen en
- voor die [aangever 6] de vliegreis van Aruba naar Nederland heeft/hebben geregeld en betaald en vervolgens die [aangever 6] heeft/hebben laten reizen naar Nederland en
- die [aangever 6] in een kwetsbare positie heeft/hebben gebracht, daar die [aangever 6] de weg in Nederland en/of België niet weet/kent en
- die [aangever 6] wekelijks een geldbedrag heeft/hebben gegeven en
- die [aangever 6] in meerdere panden heeft/hebben gehuisvest en
- heeft/hebben zorggedragen voor controle en toezicht op de te verrichten diensten van die [aangever 6] .”
10. Het hof heeft in zijn bestreden arrest onder het kopje “3.4 Algemene overwegingen betreffende mensenhandel (dwangmiddelen en diensten)” ten aanzien van de wetenschap van de aangevers/aangeefsters het volgende overwogen:
“De verdediging heeft de nadruk gelegd op de houding van de Arubanen. Zij zouden zich met de dollartekens in de ogen naar Nederland hebben laten halen, wisten van te voren dat het om foute praktijken (rondom panden) zou gaan en zijn pas gaan klagen en zich slachtoffer gaan voelen, toen hun verwachtingen niet uitkwamen, aldus de verdediging. Zij zouden vervolgens getracht hebben hun wetenschap omtrent de reden van hun komst te verhullen. Dat brengt volgens de verdediging mee dat geen sprake van dwang of van uitbuiting is geweest, zeker gelet op de uitleg die de Hoge Raad recentelijk heeft gegeven van artikel 273f, eerste lid, onder 4 Sr. Uitbuiting geldt inmiddels als impliciet bestanddeel van dit onderdeel van artikel 273f Sr.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van mensenhandel, het in deze zaak niet relevant is of de aangevers al dan niet precies wisten (of in elk geval moesten vermoeden) dat zij als katvanger gingen fungeren. Het uitgangspunt is namelijk dat als sprake is van een dwangmiddel – wat in deze zaak het geval is – het niet van belang is of het slachtoffer al dan niet instemt met het verrichten van de arbeid of dienst waartoe hij door dat dwangmiddel wordt bewogen of waarvoor hij zich door dat dwangmiddel beschikbaar stelt. De arbeid of dienst kan zowel een legaal karakter hebben, bijvoorbeeld aspergesteken of prostitutie, als een illegaal karakter, bijvoorbeeld drugssmokkel, dat maakt voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van uitbuiting niet uit. De wetenschap daaromtrent van de slachtoffers speelt dan geen rol.
Dat betekent dat het hof alleen al om die reden voorbijgaat aan het verweer op dit punt. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat de aangevers in alle opzichten overzagen wat hun te wachten stond of geprobeerd hebben de reden van hun komst naar Nederland te verhullen. Zo heeft bijvoorbeeld aangeefster [aangever 1] van meet af aan verklaard dat zij gekomen was om huizen op haar naam te zetten. De aangevers die verklaard hebben voor werk te zijn gekomen, zijn daar (over het algemeen) ook in latere verklaringen bij gebleven.”
11. Het middel is gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat hetgeen namens de verdachte ter terechtzitting is aangevoerd ten aanzien van de wetenschap van de aangevers/aangeefsters omtrent het doel van hun respectievelijke handelen, zoals (als het verrichten van diensten) ten laste gelegd, een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt oplevert. Gelet op hetgeen onder randnummer 7 is weergegeven, heeft het hof het aangevoerde klaarblijkelijk niet als zodanig opgevat. Uit zijn bewijsoverwegingen blijkt dat het hof hetgeen is aangevoerd over de wetenschap van de aangevers/aangeefsters heeft beschouwd als een argument om het standpunt van de verdediging te onderbouwen dat vrijspraak zou moeten volgen van het telkens als medeplegen van mensenhandel tenlastegelegde. Tegen de achtergrond van hetgeen volgens de schriftuur ter terechtzitting namens de verdachte is aangevoerd of moet worden geacht te zijn aangevoerd, is dit oordeel niet onbegrijpelijk. Daarmee faalt het middel bij gebrek aan feitelijke grondslag.
12. In zoverre merk ik slechts ten overvloede het volgende op. Voor zover het middel beoogt te klagen dat het hof hetgeen is aangevoerd ten aanzien van de wetenschap van de aangevers/aangeefster omtrent het doel van hun handelen, onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen door te overwegen dat “het in deze zaak niet relevant is of de aangevers al dan niet precies wisten (of in elk geval moesten vermoeden) dat zij als katvanger gingen fungeren”, gaat de steller van het middel eraan voorbij dat het hof bovendien heeft vastgesteld dat “niet aannemelijk is geworden dat de aangevers in alle opzichten overzagen wat hun te wachten stond”. Daarmee heeft het hof het beroep op de wetenschap van de aangevers/aangeefsters toereikend gemotiveerd verworpen.
13. Het middel faalt.
Het tweede middel
14. Het middel klaagt over de bewijsvoering van het bestanddeel “tezamen en in vereniging met anderen”, omdat de bewezenverklaring daarvan niet uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid en onbegrijpelijk, althans onvoldoende is gemotiveerd.
15. Met betrekking tot het medeplegen heeft het hof in het bijzonder het volgende overwogen:
“3.11 Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Uit het dossier blijkt dat [betrokkene 1] de grote baas was; ook aangevers verklaren dit. In het hiervoor weergegeven bewijs is al aangeduid dat [verdachte] , [mededader] en [betrokkene 2] werkzaamheden voor [betrokkene 1] uitvoerden. Zij hebben aangevers van Schiphol gehaald, gehuisvest en geld gegeven.
[verdachte] is degene die de aangevers veelal vergezelde bij inschrijvingen, huizen kijken en bij het sluiten van telefoonabonnementen en de aankoop van goederen. [verdachte] hield toezicht (op de te verrichte) diensten, controleerden aangevers en werd verder aangeduid als de rechterhand van [betrokkene 1] en als degene die altijd met [betrokkene 1] samen was. [verdachte] moet gelet op het structurele karakter bij zijn bijdrage goed geweten hebben waar hij zijn medewerking aan verleende. Bovendien is hij ook zelf door [betrokkene 1] gebruikt als katvanger.
Ook [betrokkene 2] hield toezicht op de aangevers en controleerden waar zij waren, waar zij naar toe gingen en hoe laat ze terugkwamen. Hij deinsde er niet voor terug om samen met [betrokkene 1] geweld toe te passen als hen iets niet beviel. [betrokkene 2] begeleidde aangevers ook naar het gemeentehuis ten behoeve van het inschrijven. Het hof is van oordeel dat het niet anders kan dan dat ook hij op de hoogte moet zijn geweest van de bedoelingen van [betrokkene 1] .
[mededader] ging ook met aangevers mee met het afsluiten van telefoonabonnementen; hij vervoerden hen niet alleen maar ging ook met hen mee naar binnen. Hij liet hen ook weten dat zij die abonnementen moesten afsluiten voor [betrokkene 1] . [mededader] was degene bij wie aangevers de telefoons inleverden. Hij gaf die telefoons vervolgens aan [betrokkene 1] . Als aangevers niet wilden meewerken, dan belde hij [betrokkene 1] , die hen vervolgens bedreigde om zo te bewerkstelligen dat zij alsnog zouden meewerken. Bovendien is ook [mededader] zelf door [betrokkene 1] gebruikt als katvanger. Gelet daarop is het hof van oordeel dat ook bij [mededader] de bedoelingen van [betrokkene 1] duidelijk zijn geweest.
De inmiddels overleden medeverdachte [betrokkene 5] gold volgens [aangever 1] als vast aanspreekpunt. Daarnaast was [betrokkene 5] ook betrokken bij het regelen van woningen en bezichtigingen in opdracht van [betrokkene 1] .
[betrokkene 5] printte salarisstrookjes voor [betrokkene 1] om mee te nemen naar makelaars, terwijl hij wist dat deze vals waren, omdat de op de strookjes vermelde personen niet werkten bij het vermelde bedrijf. [betrokkene 5] wist dus goed wat de Arubanen te wachten stond, te meer omdat hijzelf ook als katvanger fungeerde voor [betrokkene 1] ten behoeve van de hennepteelt, zoals hiervoor bij paragraaf 3.2.2 is weergegeven.
Gelet op de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de rol van verdachte, is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Hoewel veelal geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van het hof van voldoende gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.12
Conclusie
Het hof acht bewezen dat de verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel jegens [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] en [aangever 6] .”
16. In de schriftuur worden de gedragingen van de verdachte telkens “klein” gehouden en gepresenteerd als op zichzelf staand. Als voorbeelden wijs ik op het door de verdachte “rond medeverdachte [betrokkene 1] blijven hangen”, het “als chauffeur” rondrijden van aangevers, het “lijfelijk aanwezig” zijn van de verdachte en het “passen op” een van de aangeefsters, zoals de steller van het middel dat verwoordt. In zijn bewijsoverweging heeft het hof deze gedragingen met elkaar in verband gebracht en aangemerkt als een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, in het bijzonder met [betrokkene 1] van wie de verdachte “de rechterhand” was, terwijl de verdachte aangevers haalde en bracht naar de locaties waar zij hun “diensten” moesten verlenen, zoals het inschrijven in de basisadministratie en het afsluiten van telefoonabonnementen. Daarbij heeft het hof vastgesteld dat de bijdrage van de verdachte structureel was zodat hij “bij zijn bijdrage goed geweten [moet] hebben waar hij zijn medewerking aan verleende.”
17. Het hof heeft geconcludeerd dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking gelet op de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de verdachte. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is gelet op de bewijsvoering evenmin onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd.
18. Het middel faalt.
Het derde middel
19. Het middel klaagt ten eerste dat het arrest niet is gewezen door het vereiste aantal rechterlijke ambtenaren, terwijl dat verzuim met nietigheid is bedreigd door de Wet op de rechterlijke organisatie. Het middel klaagt ten tweede dat het bestreden arrest tot stand is gekomen na een behandeling ter terechtzitting (van de meervoudige kamer) zonder dat daarbij het vereiste aantal rechterlijke ambtenaren in de zin van voornoemde wet en/of een wettelijke c.q. rechtmatige vertegenwoordiger van het openbaar ministerie aanwezig was en/of zonder dat daarbij sprake was van een situatie waarin “niemand plaatsneemt” aan de tafel van het hof behalve rechters en griffier, terwijl dat verzuim zozeer in strijd is met de behoorlijke procesorde dat het de nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
20. Op de gronden als vermeld in de vordering tot cassatie in het belang der wet van de procureur-generaal over het gebruik van een onjuiste tekst bij beëdigingen van onder meer raadsheren(-plaatsvervangers) van 13 september 2022, ECLI:NL:PHR:2022:819, faalt het middel in al zijn onderdelen.
Slotsom
21. De middelen falen en het eerste en tweede middel kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
22. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
23. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑10‑2022