NJ 1914, p. 889
HR, 11-05-1914
HR 11-05-1914, ECLI:NL:HR:1914:157
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 mei 1914
- Magistraten
Raden: Mrs. A. Fentener van Vlissingen; C. O. Segers; H. Hesse;Jhr. R. Feith.
- Zaaknummer
[11051914/NJ_1914,_p._889]
- Conclusie
Mr. Besier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS147228:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1914:157, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑05‑1914
- Wetingang
Samenvatting
[p. 889 ►]
Het Hof Icon uit de bijgebrachte bewijsmiddelen aanwijzingen putten, dat de beklaagde handelde met het oogmerk om aan den opruienden inhoud van het geschrift ruchtbaarheid te geven.
De vraag of het Hof dit terecht heeft gedaan kan als van feitelijken aard in cassatie niet worden onderzocht.
Het Hof behoefde niet, nu zij den beklaagde schuldig verklaarde aan het verspreiden van het geschrift (Sr. art. 132), in een onderzoek te treden, in hoeverre hij als uitgever ter zake van de door middel van die geschriften gepleegde opruling niet vervolgbaar zou zijn geweest (Sr. artt. 53 en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.