HR, 18-08-2023, nr. 22/00717
ECLI:NL:HR:2023:1102
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-08-2023
- Zaaknummer
22/00717
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1102, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑08‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2022:44
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑08‑2023
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/00717
Datum 18 augustus 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT
de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 januari 2022, nrs. 20/00677 tot en met 20/006791., op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nrs. SHE 18/2544, 19/475 en 19/476) betreffende de ten aanzien van belanghebbende opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing voor het jaar 2017 en de aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing voor het jaar 2018.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Zowel het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, vertegenwoordigd door [P 1], als de Minister van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door [P 2], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2. Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑08‑2023