Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 12.35 Overgangsrecht Wet op de beroepen in het onderwijs inzake brede benoembaarheid leraren omgangskunde
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
27-01-2021, Stb. 2021, 57 (uitgifte: 10-02-2021, kamerstukken: 35611)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Personen die in het bezit zijn van een getuigschrift, afgegeven krachtens de WHW, waaruit blijkt dat ten aanzien van het vak omgangskunde is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 7.10, eerste lid, zijn tevens bevoegd tot het geven van praktijkonderwijs en tot het geven van onderwijs aan groepen van uitsluitend leerlingen die zijn aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs in de vakken Nederlands, Engels, wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie (incl. kennis der natuur), verzorging, muziek, handvaardigheid (textiele werkvormen) en tekenen.
2.
Het eerste lid is uitsluitend van toepassing ten aanzien van personen die:
- a.
het in het eerste lid bedoelde getuigschrift hebben behaald na 1 augustus 2006;
- b.
voor 1 september 2012 zijn gestart met de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in het vak omgangskunde aan de Fontys Hogeschool Tilburg, de NHL Hogeschool, de Hogeschool Leiden of de Hogeschool Utrecht; en
- c.
uiterlijk op 31 augustus 2016 met goed gevolg de aanvullende opleiding ‘Leergang omgangskunde in praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs’ met een omvang van ten minste 420 uren studie hebben afgerond aan een van de in onderdeel b genoemde hogescholen.