Besluit definitiebepalingen Wft
Artikel 3 [Professionele marktpartij]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
27-10-2011, Stb. 2011, 515 (uitgifte: 10-11-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2011, Stb. 2011, 638 (uitgifte: 23-12-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
Als professionele marktpartij in de zin van onderdeel c van de definitie van professionele marktpartij in artikel 1:1 van de wet worden aangewezen:
- a.
rechtspersonen of vennootschappen waarvan het balanstotaal voorafgaand aan het ter beschikking stellen van de opvorderbare gelden € 500.000.000 of meer bedraagt;
- b.
personen of vennootschappen met een netto eigen vermogen dat voorafgaand aan het ter beschikking stellen van de opvorderbare gelden € 10.000.000 of meer bedraagt en die ten minste gedurende twee aaneengesloten jaren voorafgaand aan het ter beschikking stellen van de opvorderbare gelden, gemiddeld twee keer per maand actief zijn geweest op de financiële markten;
- c.
rechtspersonen of vennootschappen die een waardering hebben van een naar het oordeel van de Nederlandsche Bank deskundige kredietbeoordelaar of die effecten uitgeven dan wel opvorderbare gelden aantrekken op grond van overeenkomsten van geldlening die zijn voorzien van een waardering van een naar het oordeel van de Nederlandsche Bank deskundige kredietbeoordelaar;
- d.
rechtspersonen of vennootschappen die speciaal zijn opgericht:
- 1°
voor het verrichten van transacties ter verkrijging van vorderingen die strekken tot zekerheid van aangeboden of aan te bieden effecten;
- 2°
voor het verrichten van transacties ter belegging in subparticipaties of afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico die kunnen worden afgewikkeld door de vorderingen aan hen over te dragen, waarbij de rechten die voor hen voortvloeien uit de subparticipaties of uit de afgeleide instrumenten strekken tot zekerheid van aangeboden of aan te bieden effecten; of
- 3°
om kredietuitzettingen te verrichten ten behoeve van uitsluitend een of meer professionele marktpartijen als bedoeld in artikel 1:1, onderdeel a of b, van de wet.
2.
Personen of vennootschappen van wie opvorderbare gelden worden aangetrokken, ter beschikking worden verkregen of ter beschikking worden gehouden, worden in hun rechtsverhouding tot degene die de opvorderbare gelden aantrekt, ter beschikking verkrijgt onderscheidenlijk ter beschikking heeft, aangewezen als professionele marktpartij in de zin van onderdeel c van de definitie van professionele marktpartij in artikel 1:1 van de wet, indien:
- a.
de nominale waarde van de eerste vordering dan wel van de eerste gezamenlijk verworven vorderingen tezamen, binnen deze rechtsverhouding ten minste € 100.000 bedraagt en dit bedrag ineens wordt verstrekt; of
- b.
de eerste vordering dan wel de eerste gezamenlijk verworven vorderingen tezamen, binnen deze rechtsverhouding slechts kunnen worden dan wel zijn verworven voor een bedrag van ten minste € 100.000 ineens.
3.
Op overeenkomsten betreffende het aantrekken, het ter beschikking verkrijgen of het ter beschikking hebben van opvorderbare gelden die zijn aangegaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel A, van het Wijzigingsbesluit financiële markten 2012, blijft het tweede lid, zoals dat onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip luidde, van toepassing.