HR, 08-10-2010, nr. 10/00593
ECLI:NL:HR:2010:BN1396
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
08-10-2010
- Zaaknummer
10/00593
- Conclusie
Mr. De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
BN1396
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN1396, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑10‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN1396
ECLI:NL:PHR:2010:BN1396, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑07‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN1396
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Familierecht. Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige; verwerping cassatieberoep wegens verstrijken geldigheid van de rechterlijke beschikking met betrekking tot de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing
8 oktober 2010
Eerste Kamer
10/00593
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG UTRECHT,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en Bureau Jeugdzorg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 263046/JE RK 09-414 van de rechtbank Utrecht van 19 februari 2009, 27 februari 2009 en 18 mei 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.043.170 van het gerechtshof te Amsterdam van 17 november 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bureau Jeugdzorg heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar cassatieberoep.
De moeder heeft bij brief van 3 augustus 2010 op de conclusie gereageerd. Nu deze brief niet is ingediend door een advocaat bij de Hoge Raad, kan de Hoge Raad op deze brief geen acht slaan.
3. Beoordeling van het cassatieberoep
Bij beschikking van 18 mei 2009 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 19 mei 2009 tot 19 mei 2010. Voorts heeft de rechtbank de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd van 19 mei 2009 tot en met 31 december 2009. Bij beschikking van 17 november 2009 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met afwijzing van het meer of anders verzochte.
De moeder heeft cassatieberoep ingesteld tegen de beschikking van het hof.
Aangezien de geldigheidsduur van de verlenging van de ondertoezichtstelling en die van de machtiging tot uithuisplaatsing reeds op 19 mei 2010 respectievelijk 1 januari 2010 is verstreken, heeft de moeder geen belang meer bij haar cassatieberoep. Het cassatieberoep zal wegens gebrek aan belang worden verworpen (vgl. HR 9 juli 2010, nr. 09/02434, LJN BM2337).
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 oktober 2010.
Conclusie 09‑07‑2010
Mr. De Vries Lentsch-Kostense
Partij(en)
Conclusie inzake
[De moeder]
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht
Inleiding
1.
In deze zaak wordt in cassatie opgekomen tegen de beschikking van het gerechtshof Amsterdam (nevenzittingsplaats Arnhem) van 17 november 2009 waarin het hof de beschikking van de rechtbank Utrecht van 18 mei 2009 heeft bekrachtigd, met afwijzing van het meer of anders verzochte. In genoemde beschikking van de rechtbank is de termijn van ondertoezichtstelling van de minderjarige [de zoon], geboren op [geboortedatum] 1996, zoon van thans verzoekster tot cassatie (verder: de moeder) verlengd met ingang van 19 mei 2009 tot 19 mei 2010 en is voorts de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd met ingang van 19 mei 2009 tot en met 31 december 2009.
2.
De moeder heeft — tijdig — cassatieberoep ingesteld. Thans verweerster in cassatie heeft geen verweerschrift ingediend.
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.
De geldigheidsduur van de verlenging van de ondertoezichtstelling en die van de machtiging tot uithuisplaatsing zijn reeds op 19 mei 2010 respectievelijk 1 januari 2010 verstreken. Naar vaste jurisprudentie geldt dat de moeder om deze reden geen belang meer heeft bij haar cassatieberoep, zodat zij daarin niet kan worden ontvangen.
Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden