RI 2018/1
Prejudiciële vragen. Is de vordering ter zake niet-genoten vakantiedagen boedelschuld? (UWV/Aukema q.q.)
HR 17-11-2017, ECLI:NL:HR:2017:2907
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 november 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
17/01157
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS927746:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
Loonbelasting / Loon
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2907, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑11‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1094, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2017
- Wetingang
Art. 7:641 BW; art. 40 lid 2 Fw; art. 392 Rv
Essentie
Prejudiciële vragen.
Is de vordering ter zake niet-genoten vakantiedagen een boedelschuld? Heeft het arrest LISV/Wilderink q.q. zijn gelding nog behouden na Koot Beheer/Tideman q.q.? Kan de curator werknemers verplichten vakantiedagen op te nemen ter voorkoming van het ontstaan van boedelschulden?
Samenvatting
De curator van A B.V. heeft de werknemers van de gefailleerde vennootschap ex art. 40 Fw ontslagen. UWV heeft zijn vorderingen in het faillissement ingediend. Een gedeelte van de vorderingen van UWV heeft betrekking op betalingen die zijn gedaan uit hoofde van vergoeding wegens vóór het faillissement niet-genoten vakantiedagen van werknemers ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.