O&A 2016/3
Lidstaataansprakelijkheid, onrechtmatige rechtspraak, nalaten stellen prejudiciële vragen, voldoende gekwalificeerde schending
Rb. Den Haag 03-06-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:6222, m.nt. R. Meijer
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
3 juni 2015
- Magistraten
H.F.M Hofhuis, I.A.M. Kroft en M.C. Ritsema van Eck-van Drempt
- Zaaknummer
C/09/459469 / HA ZA 14-172
- Noot
R. Meijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS923058:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBDHA:2015:6222, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 03‑06‑2015
Essentie
Lidstaataansprakelijkheid, onrechtmatige rechtspraak, nalaten stellen prejudiciële vragen, voldoende gekwalificeerde schending
Samenvatting
Op 3 juni 2015 heeft de Rechtbank Den Haag een vonnis gewezen over onrechtmatige rechtspraak. Eisers betoogden dat de Hoge Raad onrechtmatig heeft gehandeld door na te laten prejudiciële vragen te stellen en door te handelen in strijd met artikel 21 van het Handvest en artikel 6 EVRM. De rechtbank wijst de vordering af en oordeelt dat de verplichting tot het stellen van prejudiciële vragen niet kennelijk is geschonden door de Hoge Raad. Evenmin is sprake van strijd met artikel 6 EVRM of artikel 21 van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.