Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014–2020
Inleiding
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1
Op grond van artikel 107, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kan de Commissie staatssteun met de interne markt verenigbaar verklaren wanneer die is bedoeld om de ontwikkeling van bepaalde achterstandsregio's binnen de Europese Unie te bevorderen (1). Dit soort staatssteun wordt regionale steun genoemd.
2
In de voorliggende richtsnoeren zet de Commissie uiteen op welke voorwaarden regionale steun als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd en legt zij de criteria vast om de gebieden te bepalen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag.
3
Het staatssteuntoezicht op het gebied van regionale steun is in de eerste plaats bedoeld om steun voor regionale ontwikkeling mogelijk te maken, terwijl toch een gelijk speelveld tussen lidstaten wordt verzekerd, met name door te voorkomen dat er subsidiewedlopen ontstaan wanneer lidstaten proberen bedrijven naar achterstandsgebieden in de Unie te halen of die daar te houden. Daarnaast moet dit toezicht ook de gevolgen van de regionale steun op het handelsverkeer en de mededinging tot het noodzakelijke minimum beperken.
4
De doelstelling van geografische ontwikkeling onderscheidt regionale steun van andere vormen van steun zoals steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, steun ten behoeve van werkgelegenheid, opleiding, energie of milieubescherming, waarmee, overeenkomstig artikel 107, lid 3, van het Verdrag, andere doelstellingen van gemeenschappelijk belang worden nagestreefd. In sommige omstandigheden kunnen hogere steunintensiteiten worden toegestaan voor deze andere soorten steun, wanneer deze worden toegekend aan ondernemingen in achterstandsgebieden, om rekening te houden met de specifieke problemen waarmee ondernemingen in deze gebieden te kampen hebben (2).
5
Regionale steun kan alleen daadwerkelijk een rol spelen indien deze spaarzaam en evenredig wordt ingezet en wordt geconcentreerd op de gebieden met de grootste achterstand binnen de Europese Unie (3). Met name dienen de toegestane steunplafonds de vertaling te zijn van de betrekkelijke ernst van de problemen waarvan de ontwikkeling in de bewuste regio's te lijden heeft. Voorts moeten de voordelen van de steun voor de ontwikkeling van een achterstandsregio opwegen tegen de uit de steun resulterende mededingingsverstoringen (4). Het gewicht dat aan de positieve effecten van de steun wordt toegekend, zal waarschijnlijk verschillen naar gelang de afwijking van artikel 107, lid 3, van het Verdrag die wordt toegepast, zodat voor de gebieden met de grootste achterstand — die welke onder artikel 107, lid 3, onder a), vallen ° een grotere mededingingsverstoring kan worden geaccepteerd dan voor de steungebieden uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder c) (5).
6
Voorts kan regionale steun alleen daadwerkelijk bijdragen aan de economische ontwikkeling van achterstandsgebieden indien deze wordt toegekend om aan te zetten tot aanvullende investeringen of economische activiteiten in die gebieden. In een zeer beperkt aantal, duidelijk omschreven gevallen kunnen de obstakels waartegen deze specifieke gebieden bij het aantrekken of behouden van economische activiteit eventueel aanlopen, zo groot of zo blijvend van aard zijn dat investeringssteun op zich misschien niet voldoende is om de ontwikkeling van dat gebied mogelijk te maken. Alleen in dergelijke gevallen kan regionale investeringssteun worden aangevuld met regionale exploitatiesteun die geen verband houdt met een investering.
7
In haar mededeling van 8 mei 2012 over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (6) kondigde de Commissie aan dat zij met de modernisering van het staatssteuntoezicht inzette op drie doelstellingen:
- a)
duurzame, slimme en inclusieve groei bevorderen op een concurrerende interne markt;
- b)
het voorafgaande onderzoek door de Commissie concentreren op zaken die de grootste impact op de interne markt hebben en tegelijk de samenwerking met de lidstaten versterken op het gebied van de handhaving van de staatssteunregels, en
- c)
de regels stroomlijnen en sneller tot beslissingen komen.
8
Met name pleitte die mededeling ervoor om bij de herziening van de verschillende richtsnoeren en kaderregelingen een gemeenschappelijke benadering te hanteren, met het oog op het versterken van de interne markt, het bevorderen van een doeltreffender gebruik van publieke middelen door staatssteun beter te laten bijdragen aan doelstellingen van gemeenschappelijk belang, een diepgaander onderzoek uit te voeren van het stimulerende effect, het beperken van steun tot het minimum en het vermijden van eventuele negatieve effecten van steun op de mededinging en het handelsverkeer. De verenigbaarheidsvoorwaarden die in deze richtsnoeren zijn uiteengezet, zijn gebaseerd op die gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen en gelden voor zowel aangemelde regelingen als individuele steun.
Voetnoten
Gebieden die in aanmerking komen voor regionale steun uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag (doorgaans ‘steungebieden onder a)’ genoemd) hebben binnen de Unie meestal grotere achterstand inzake economische ontwikkeling. Ook gebieden die in aanmerking komen op grond van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag (‘steungebieden onder c)’ genoemd), hebben met achterstand te kampen, maar in mindere mate.
Regionale opslagen voor steun die ten behoeve van dit soort doelstellingen wordt toegekend, gelden dus niet als regionale steun.
Zie, in dit verband, het arrest van 17 september 1980, zaak 730/79, Philip Morris Holland BV/Commissie, Jurispr. 1980, blz. 2671, punt 17, en het arrest van 14 januari 1997, zaak C-169/95, Spanje/Commissie, Jurisprudentie 1997, blz. I-148, punt 20.
Zie, in dit verband, het arrest van 12 december 1996, zaak T-380/94, AIUFFASS en AKT/Commissie, Jurispr. 1996, blz. II-2169, punt 54.
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's ‘De modernisering van het EU-staatssteunbeleid’, COM(2012) 0209 final van 8.5.2012.