Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
30-12-2011, Stcrt. 2011, 22974 (uitgifte: 30-12-2011, regelingnummer: DB2011/402M)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-12-2011, Stcrt. 2011, 22974 (uitgifte: 30-12-2011, regelingnummer: DB2011/402M)
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Invordering (V)
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
1.
De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek kwijtschelding van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in de gevallen als bedoeld in artikel 26, tweede, vierde of vijfde lid, van de wet en tot een omvang als in die leden bedoeld, met dien verstande dat het bedrag van de kwijtschelding in totaal niet meer kan bedragen dan het bedrag van de belasting waarvoor ter zake van het aandeel of winstbewijs uitstel van betaling is verleend.
2.
In afwijking van het eerste lid is voor kwijtschelding als bedoeld in artikel 26, vijfde lid, eerste volzin, onderdeel c, van de wet geen schriftelijk verzoek nodig indien de belastingschuldige op het moment dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, achtste lid, onderdeel a, van de wet, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein woont.