HR, 19-05-2009, nr. S 08/03300
ECLI:NL:HR:2009:BH7295
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19-05-2009
- Zaaknummer
S 08/03300
- LJN
BH7295
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BH7295, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑05‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BH7295
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑05‑2009
Inhoudsindicatie
Verzoek nadere onderzoekshandelingen. Het voorschrift van art. 330 Sv veronderstelt dat verzoeker welomschreven onderzoekhandelingen opgeeft. Het verzoek voldoet hier niet aan, zodat het Hof niet gehouden was op het verzoek een beslissing te geven. (zie ook LJN BI8549)
19 mei 2009
Strafkamer
nr. S 08/03300
KM/SM
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 februari 2008, nummer 22/001739-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren [te geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De IJssel" te Krimpen aan den IJssel.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J-L.A.M. le Cocq d'Armandville, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft mr. M.T. Wernsen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel van de verdachte
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof niet uitdrukkelijk heeft beslist op een verzoek van de verdediging tot het doen van nadere onderzoekshandelingen.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof houdt dienaangaande het volgende in:
"De voorzitter doet mededeling van de brief van de raadsvrouw van de verdachte d.d. 7 augustus 2007 inhoudende de verzoeken tot het horen van het slachtoffer [slachtoffer 1], tot het verrichten van nadere onderzoekshandelingen met betrekking tot eventueel aanwezige kruitsporen op de kleding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en tot verificatie van de aangetroffen kogels of deze allen van dezelfde wapens afkomstig zijn.
Daartoe door de voorzitter in de gelegenheid gesteld geeft de raadsvrouw te kennen dat zij persisteert bij haar verzoeken met betrekking tot de nadere onderzoekshandelingen, echter dat zij het verzoek tot het horen van de getuige [slachtoffer 1] intrekt. Zij geeft hieromtrent een korte aanvulling op de toelichtingen in haar brief van 7 augustus 2007. Zij merkt hiertoe het volgende op - kort en zakelijk weergegeven -:
Ik heb moeite met de wijze waarop de advocaat-generaal in zijn brief d.d. 11 januari 2008 voornoemde verzoeken afwijst. In het lichaam van [slachtoffer 1] is nog een kogel aanwezig en in het dossier wordt gesproken over meerdere wapens en meerdere gaten in het plafond van de betreffende woning. Mijns inziens dient er nader onderzoek te worden gedaan aan de kleding van de slachtoffers en de vraag of er de betreffende nacht gebruik is gemaakt van één dan wel van verschillende wapens."
2.3. Vooropgesteld zij dat het voorschrift van art. 330 Sv veronderstelt - voor zover het een verzoek betreft dat strekt tot het (doen) verrichten van nader onderzoek - dat de verzoeker welomschreven onderzoekshandelingen opgeeft, zoals het nog (doen) horen van met name genoemde getuigen (of getuige-deskundigen) of het inwinnen van een deskundigenbericht omtrent een welomschreven vraagstelling.
Het hiervoor onder 2.2 weergegeven verzoek voldoet niet aan die maatstaf en kan dus niet gelden als een verzoek in de zin van art. 330 Sv, zodat het Hof niet gehouden was op het verzoek een beslissing te geven.
2.4. Het middel faalt.
3. Beoordeling van de overige middelen van de verdachte en het middel van de benadeelde partij
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 19 mei 2009.