HR, 04-10-2011, nr. 10/03588 H
ECLI:NL:PHR:2011:BQ2494
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
04-10-2011
- Zaaknummer
10/03588 H
- LJN
BQ2494
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ2494, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑10‑2011; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ2494
ECLI:NL:PHR:2011:BQ2494, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ2494
- Wetingang
Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2011/314
NbSr 2011/314
Uitspraak 04‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Herziening. De inhoud van de bij de aanvrage gevoegde stukken geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat de aanvrager minderjarig was ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met die omstandigheid bekend geweest, de “Bijzondere bepalingen voor jeugdige personen”, zijnde “een minder zware strafbepaling” in de zin van art. 457.1 aanhef en onder 2° Sv zou hebben toegepast. De HR verklaart de aanvrage tot herziening gegrond.
4 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/03588 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 6 november 2006, nummer 07/450057-05, ingediend door mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort namens:
[Aanvrager], (volgens de aanvrage) geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Bij vonnis van 6 november 2006 heeft de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad de aanvrager ter zake van "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week
voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair
veertig dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot de toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. Immers indien het de rechter toen bekend was geweest dat verzoeker minderjarig was ten tijde van het plegen van het feit zou hij zeer waarschijnlijk het strafrecht voor minderjarigen hebben toegepast.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
4.2. Het vonnis waarvan herziening wordt gevraagd houdt in dat de verdachte op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] is geboren. Het vermeldt als datum waarop het bewezenverklaarde feit is gepleegd 14 mei 2005.
4.3. Als bijlage bij de aanvrage zijn onder meer gevoegd:
- een uittreksel uit het Turkse bevolkingsregister van 22 januari 2010, inhoudende:
"VOORNAAM ACHTERNAAM VOORNAAM VADER VOORNAAM MOEDER
[namen vader] [voornaam moeder]
GEBOORTEPLAATS EN -DATUM
[geboorteplaats] [geboortedatum]-1988";
- een door het dorpshoofd van de plaats Gölbasi ingevuld en bekrachtigd aanvraagformulier identiteitskaart van 25 januari 2010, inhoudende:
"VOORNAAM [voornaam aanvrager]
ACHTERNAAM [achternaam]
VOORNAAM VADER [voornaam vader]
VOORNAAM MOEDER [voornaam moeder]
GEBOORTEPLAATS [geboorteplaats]
GEBOORTEDATUM [geboortedatum]-1988
(...)
DE PERSOON DIE DE BOVENSTAANDE GEGEVENS VERSTREKT EN DE BEKRACHTIGEND FUNCTIONARIS ZIJN VERANTWOORDELIJK VOOR DE JUISTHEID DAARVAN.";
- een kopie van een Turks paspoort, uitgegeven op 24 oktober 1989, op naam van [de moeder], geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats], inhoudende:
"KINDEREN
(...)
[aanvrager] [geboortedatum]-1988".
4.4. De inhoud van de hiervoor weergegeven stukken geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat de aanvrager minderjarig was ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit.
4.5. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met die omstandigheid bekend geweest, de in Titel VIII A van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht opgenomen "Bijzondere bepalingen voor jeugdige personen", zijnde "een minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv zou hebben toegepast.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 6 november 2006;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 4 oktober 2011.
Conclusie 04‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Herziening. De inhoud van de bij de aanvrage gevoegde stukken geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat de aanvrager minderjarig was ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met die omstandigheid bekend geweest, de “Bijzondere bepalingen voor jeugdige personen”, zijnde “een minder zware strafbepaling” in de zin van art. 457.1 aanhef en onder 2° Sv zou hebben toegepast. De HR verklaart de aanvrage tot herziening gegrond.
Nr. 10/03588 H
Mr. Aben
Zitting 29 maart 2011
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1. Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zwolle-Lelystad van 6 november 2006 is aanvrager van herziening wegens "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen" - gepleegd op 14 mei 2005 - veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week met een proeftijd van twee jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.
2. Namens de verdachte heeft mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort, herziening gevraagd van het onherroepelijke vonnis van de rechtbank.
3.1. De aanvrage steunt op de stelling dat het onderzoek van de zaak destijds zou hebben geleid tot een toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling indien het de rechter destijds bekend was geweest dat de aanvrager minderjarig was ten tijde van het plegen van het feit. Ter staving van deze stelling wordt onder meer verwezen naar het volgende(1):
(i) een uittreksel uit het Turkse geboorteregister waaruit volgt dat ene [aanvrager] op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] is geboren;
(ii) een door het dorpshoofd ingevuld 'aanvraagformulier identiteitskaart' van 25 januari 2010 met daarop de personalia "[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988", de voornaam van de vader "[voornaam vader]" en voornaam van de moeder "[voornaam moeder]";
(iii) een paspoort van de Republiek Turkije, uitgegeven op 24 oktober 1989, op naam van [de moeder], huisvrouw, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955 waarin de volgende kinderen worden genoemd [kind 1] ([geboortedatum]-1976), [kind 2] ([geboortedatum]-1978), [kind 3] ([geboortedatum]-1979), [kind 4] ([geboortedatum]-1981), twee ongeldig/cancelled verklaringen [kennelijk twee uit het paspoort gestreepte kinderen, waaronder ene [betrokkene 1] uit 1985, DA], [betrokkene 2] ([geboortedatum]-1987) en [aanvrager] ([geboortedatum]-1988).
3.2. Bij de beoordeling van de aanvrage moet het volgende worden vooropgesteld. Voor zover relevant, kan als grondslag voor een herziening, slechts dienen een - hierna als novum aangeduide - omstandigheid die bij het onderzoek op de terechtzitting de rechter niet is gebleken en die het ernstige vermoeden wekt dat, ware zij bekend geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
De aard van het onderhavige rechtsmiddel brengt mee dat de aangevoerde grond voor herziening niet reeds bij de eerdere berechting mag zijn gebleken. In dat geval is immers geen sprake van een novum, maar van een omstandigheid die de rechter die de veroordeling uitsprak, in zijn oordeel heeft kunnen betrekken.
3.3. Uit de stukken van het geding kan het volgende worden afgeleid. Op 14 mei 2005 is naar aanleiding van een vechtpartij bij een uitgaansgelegenheid in Raalte een aantal verdachten door de politie aangehouden op verdenking van het plegen van openlijke geweldpleging. Daaronder bevonden zich [aanvrager] geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] - kennelijk de aanvrager tot herziening en twee broers van hem - te weten [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] en [kind 4], geboren op 4 oktober 1981 te [geboorteplaats]. Het proces-verbaal van de politie geeft steeds aan dat het hier gaat om een minderjarige verdachte(2) en vermeldt telkens als geboortedatum en -plaats van de aanvrager [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats], kennelijk uitgaande van de eigen opgave van aanvrager. Dossierpagina 74 van het proces-verbaal vermeldt immers dat de verbalisant een man als verdachte hoorde die opgaf te zijn "[aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats]". Afgezien van de schrijfwijze van de namen van de aanvrager en zijn broers komen de namen en geboortedata overeen met de namen en geboortedata in het namens aanvrager overgelegde paspoort van [de moeder].
3.4. Onder de stukken van het geding bevindt zich een memo d.d. 21 september 2005 van [betrokkene 3] aan [betrokkene 4], met daaraan gehecht een uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 september 2005 op naam van [aanvrager], geverifieerd adres [adres], geboren te [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats]; een overzicht aangeleverde GBA-verificaties uit Compas van 25 juli 2005 met dezelfde gegevens; een uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 juli 2005 op naam van [aanvrager], geboren te [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] en een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 10 juni 2005 over [aanvrager], geboren te [geboortedatum] 1988. De memo houdt onder meer het volgende in:
"(...)
De gegevens van de GBA zijn in dit geval gebaseerd op een beëdigde verklaring van zijn verzorgster in 1999. Gegevens in de GBA worden alleen gewijzigd op basis van een brondocument.
De COA nog even gebeld, op grond waarvan zij thans [geboortedatum] 1988 hanteren: waarschijnlijk van de IND.
IND gebeld: hij staat daar dubbel geregistreerd:
[aanvrager] geb: [geboortedatum]-1988
[aanvrager] geb: [geboortedatum]-1987
(...)
Inmiddels weet ik het zeker: bij twijfel over de identiteit is de GBA leidend. Ik stel dan ook voor het zo te laten. Accoord?"
Op 20 februari 2006 is door de Raad voor de Kinderbescherming ten aanzien van [aanvrager] een aanvullende rapportage uitgebracht waarin melding wordt gemaakt van het volgende(3):
"(...)
Gegevens van het kind/de jongere waarvoor raadsbemoeienis is verzocht
Voornamen en achternaam [aanvrager]
Geboortedatum en -plaats[geboortedatum]-1987
(...)
Gegevens van de ouders
Vader Moeder
Achternaam [achternaam]
Voornamen [voornaam]
Geboortedatum [geboortedatum]-1955 te [geboorteplaats] [geboortedatum]-1955 te [geboorteplaats]
(...)
Factoren die van invloed zijn tijdens het onderzoek
[Aanvrager] vertelt een andere geboortedatum te hebben dan vermeld in het proces-verbaal. Zijn geboortedatum is [geboortedatum]-1987. Hij is dus 18 jaar oud."
(...)"
3.5. De dagvaarding om op vrijdag 17 maart 2006 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter te Zwolle-Lelystad is gericht aan [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats].(4) Het proces-verbaal van de terechtzitting bij de politierechter van 17 maart 2006 houdt voor zover van belang het volgende in(5):
"(...)
De als verdachte verschenen persoon antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd:
[aanvrager]
Geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
Wonende te [woonplaats].
(...)"
Ook het proces-verbaal van verhoor van de aanvrager bij de rechter-commissaris d.d. 13 juli 2006, een op 17 augustus 2006 aangevraagd GBA-overzicht(6) en het vonnis van de politierechter op 6 november 2006(7) vermelden als persoonsgegevens van aanvrager [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
3.6. Gelet op het voorgaande komt de thans door de aanvrager gestelde geboortedatum van [geboortedatum] 1988 in de stukken van het geding aldus verschillende keren voor, net als de geboortedatum van [geboortedatum] 1987. De aanvrager heeft bij de politie en de Raad voor de Kinderbescherming ten behoeve van de rapportage van 10 juni 2005 als geboortedatum [geboortedatum] 1988 opgegeven, terwijl hij ten behoeve van de aanvullende rapportage bij de Raad voor de Kinderbescherming van 20 februari 2006, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van de politierechter als geboortedatum [geboortedatum] 1987 heeft opgegeven.(8) De aanvrager heeft dus zelf wel voor de nodige verwarring gezorgd, maar zulks staat op zichzelf niet aan de toewijzing van een herzieningsverzoek in de weg.
3.7. De leeftijdskwestie als zodanig is niet onopgemerkt gebleven: gedurende het onderzoek voorafgaand aan het vonnis van de politierechter is, gelet op de onder 3.4 weergegeven memo kennelijk bemerkt dat sprake was van twee verschillende geboortedata. De rechter is van die laatste geboortedatum uitgegaan en heeft dus aangenomen dat de aanvrager ten tijde van het bewezenverklaarde de leeftijd van achttien jaren had bereikt.
3.8. Thans de vraag of van een 'novum' kan worden gesproken nu de aanvrager zijn verzoek heeft vergezeld doen gaan van de stukken waarvan ik onder 3.1 melding heb gemaakt. Ik meen van wel.
Ik trek allereerst een parallel met een kwestie die Uw Raad inmiddels goed bekend is: de geuridentificatieproeven van oefengroep Noord-Oost Nederland. Stel dat in een strafzaak zou zijn aangevoerd dat het resultaat van een door die oefengroep uitgevoerde geurproef onbetrouwbaar zou zijn, en sterker nog: ook meer in het bijzonder zou zijn aangevoerd dat de hondengeleider reeds tijdens de proef op de hoogte was van de ligging van de van de verdachte afkomstige geurdrager, waardoor niet in voldoende mate kan worden uitgesloten dat de hond de betreffende geurdrager heeft geapporteerd om een andere reden dan de vaststelling van geurovereenkomst tussen het spoorobject en de geurdrager van de verdachte. Stel bovendien dat de verdachte deze stelling niet heeft kunnen onderbouwen en dat de feitenrechter haar (als hoogst onaannemelijk) heeft gepasseerd en de verdachte thans onherroepelijk heeft veroordeeld. Enige tijd later verzoekt de verdachte herziening, waarbij zijn aanvrage vergezeld gaat van een brief waarin het openbaar ministerie de veroordeelde op de hoogte heeft gebracht van zijn twijfels omtrent de totstandkoming van het geurproefresultaat.
In een dergelijke zaak lijkt mij dat er ruimte moet zijn voor herziening. Dat geldt dus ook in geval de verdachte een stelling heeft betrokken waarover reeds is gedebatteerd op het onderzoek ter terechtzitting. Het novum kan dan bestaan uit nieuw bewijsmateriaal voor die stelling of voor een dragende substelling van de verdachte, zoals in de geuridentificatiezaken het bekendworden van gegevens over borden aan de muur waarop zichtbaar voor de hondengeleider de locatie van de geurdrager van de verdachte is aangekruist.
3.9. In de voorliggende zaak is de leeftijd van de verdachte (in elk geval tijdens het voorbereidend onderzoek) een vraagpunt geweest. Thans is bekend geworden dat de geboortedatum van [geboortedatum] 1988 staat vermeld in documenten die zeer wel mogelijk door kunnen gaan voor het afschrift van een akte uit een geboorteregister, een aanvrage voor een identiteitsdocument en een kopie van het Turkse paspoort van de moeder, telkens (mede) betreffende de aanvrager tot herziening. Naar moet worden aangenomen waren deze gegevens de politierechter niet bekend. Ofschoon nog wel vraagpunten kunnen rijzen dienaangaande, wettigen zij het ernstige vermoeden dat de politierechter is uitgegaan van een andere geboortedatum van de aanvrager dan de werkelijke.
3.10. Indien de verdachte inderdaad minderjarig was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde misdrijf, zou op hem - in beginsel - het jeugdstrafrecht van Titel VIII A Sr zijn toegepast. Zulks leidt er op zichzelf niet toe dat de verdachte voor een ander delict zou zijn veroordeeld. De delictsomschrijving van artikel 141 Sr is onverkort van toepassing. Niettemin voorzien met name de artikelen 77g, 77h en 77i Sr in een ander sanctiestelsel dan waaraan meerderjarigen zijn onderworpen. Met andere woorden, de minderjarigheid heeft geen invloed op de strafbaarstelling en de delictsomschrijving als zodanig, doch door minderjarigheid worden delicten (in beginsel) bedreigd met een minder zware sanctie. Het komt mij voor dat dit laatste is begrepen in de toepasselijkheid van een minder zware strafbepaling, als bedoeld in artikel 457 Sv. Het hiervoor geschetste novum kan dus grondslag vormen voor herziening.
4. Gelet op het vorenstaande stel ik mij dan ook op het standpunt dat de namens aanvrager overgelegde stukken een novum opleveren en de aanvraag gegrond verklaard dient te worden.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de aanvraag zal worden toegewezen.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Bijlage 6 herzieningsverzoek.
2 Bijlage 2 herzieningsverzoek: zie het proces-verbaal PL04ZU/05-503515, pagina's 3, het LOF-formulier (niet opgenomen in de doorlopende paginanummering) 11 (overzichtsproces-verbaal), 35 (gegevensblad verdachte 3), 37 (proces-verbaal van aanhouding), 38 (proces-verbaal van verhoor inverzekeringstelling), 39-41 (bevel tot inverzekeringstelling) en 74 (proces-verbaal van verhoor).
3 Bijlage 5 herzieningsverzoek.
4 Bijlage 2 herzieningsverzoek.
5 Bijlage 3 herzieningsverzoek.
6 Beide bijlage 2 herzieningsverzoek.
7 Bijlage 1 herzieningsverzoek.
8 Overigens heeft aanvrager steeds verklaard geboren te zijn in [geboorteplaats] en noemen de namens hem overgelegde stukken, te weten het uittreksel uit het geboorteregister (i) en het door het dorpshoofd ingevulde aanvraagformulier identiteitskaart (ii), als geboorteplaats [geboorteplaats].