NJ 1921, p. 1259
HR, 10-10-1921
HR 10-10-1921, ECLI:NL:HR:1921:190
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 oktober 1921
- Magistraten
Voorzitter: Mr. A. J. L. Nijpels. Raden: Mrs. H. M. A. Savelberg, Jhr. R. Feith, Dr. L. E. Visser en B. Ort.
- Zaaknummer
[10101921/NJ_1921,_p._1259]
- Conclusie
Mr. Ledeboer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS148623:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1921:190, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑10‑1921
- Wetingang
(Sr art. 250bis.)
Samenvatting
Uit eene herhaling van het gelegenheid geven tot het plegen van ontucht, al geschiedt dit tegen genot van geld, volgt niet noodwendig, dat tusschen de handelingen het voor een gewoonte vereischt verband, zooals dit bij een bij voortduring gelegenheid geven aanwezig is, bestaal, en evenmin, dat die handelingen van zelf als beroepsdaden moeten worden aangemerkt.
Voorgaande uitspraak
De Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam, requirant van cassatie tegen een arrest van dat Gerechtshof van 14 April 1921, in zoover daarbij in hooger beroep, met vernietiging van een vonnis van de Arr.-Rechtbank te Alkmaar van 21 December 1920, p. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.