NJ 1962/89
Overtreding van art. 26 lid 1 W.V.W. en van art. 453 Sr. kan één feit, in de zin van art. 68 Sr., opleveren.
HR 21-11-1961, ECLI:NL:HR:1961:28, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 november 1961
- Magistraten
Mrs. Feber, Kazemier, Loeff, Eijssen [Rapp.], de Meijere
- Zaaknummer
[21111961/NJ_1962-89]
- Conclusie
Mr. s'Jacob
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS139134:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1961:28, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑11‑1961
- Wetingang
Essentie
Overtreding van art. 26 lid 1 W.V.W. en van art. 453 Sr. kan één feit, in de zin van art. 68 Sr., opleveren.
Samenvatting
Gelet op de verwantschap in de gedragingen, die in beide bepalingen (art, 26 lid 1 W.V.W. en art. 453 Sr., Red.). zijn strafbaar gesteld, kunnen beide daarin strafbaar gestelde feiten worden begaan onder omstandigheden, waaruit blijkt van een zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid van de gedragingen en den wezenlijken samenhang in het handelen en in de schuld van den dader, dat de strekking van art. 68 Sr. medebrengt, dat degene, te wiens aanzien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.