NJ 2024/100
Procesrecht. Hoofdveroordeling bij opleggen dwangsom (art. 611a lid 1 Rv); dwangsom verbinden aan voorwaarde tot zekerheidstelling bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad?
HR 01-07-2022, ECLI:NL:HR:2022:987, m.nt. A.I.M. van Mierlo
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 juli 2022
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink, K. Teuben
- Zaaknummer
21/00718
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
A.I.M. van Mierlo
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS950411:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:987, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑07‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:48, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 21‑01‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑02‑2021
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Hoofdveroordeling bij opleggen dwangsom (art. 611a lid 1 Rv); dwangsom verbinden aan voorwaarde tot zekerheidstelling bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad?
Samenvatting
Art. 611a lid 1 Rv bepaalt dat de rechter op vordering van een der partijen de wederpartij kan veroordelen tot betaling van een dwangsom, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan. Uit art. 1 Benelux-Overeenkomst houdende eenvormige wet betreffende de dwangsom (waarop art. 611a Rv berust) volgt dat de rechter slechts een veroordeling tot een dwangsom kan uitspreken voor zover niet aan de hoofdveroordeling zou worden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.