JWB 2011/357
Bestuursrecht
HR 08-07-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ5076
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juli 2011
- Zaaknummer
10/00525
- LJN
BQ5076
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ5076, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ5076, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑12‑2009
- Wetingang
Art. 5:34 lid 2 Awb (oud)
Essentie
Bestuursrecht
Samenvatting
Casus
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaken 96199/HA ZA 04-523 en 100929/HA ZA 04-1222 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 februari 2006;
b. de arresten in de zaak 104.002.187 van het gerechtshof te Arnhem van 1 april 2008 en 15 september 2009.
Rechtsvraag
Het gaat in deze zaak om de vraag of, in geval van een per maand bepaalde dwangsom, de verjaringstermijn voor de invordering van de eerste van de verbeurde dwangsommen reeds begint te lopen als, bij ommekomst ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.