ABRvS, 31-03-2015, nr. 201410559/2/R6
ECLI:NL:RVS:2015:1134
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
31-03-2015
- Zaaknummer
201410559/2/R6
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2015:1134, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 31‑03‑2015; (Voorlopige voorziening)
Uitspraak 31‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 3 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Blaak Oost 2007, 1e herziening (Thornerbeek 13)" vastgesteld.
201410559/2/R6.
Datum uitspraak: 31 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te Tilburg,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Blaak Oost 2007, 1e herziening (Thornerbeek 13)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 maart 2015, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. H.A. Pasveer, advocaat te Den Bosch, en de raad van de gemeente Tilburg, vertegenwoordigd door G.L.J.G. Sperber en ing. P. Glerum, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van der Weegen Bouwontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. P.L.J.M. van Dun, advocaat te Tilburg, en T.W.G. de Kort, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in het mogelijk maken van 16 zorgappartementen aan de Thornerbeek 13 te Tilburg.
3. Aan het perceel is de bestemming "Wonen-Gestapeld" met de functieaanduiding "Zorgwoning" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.2, van de planregels zijn ter plaatse van de aanduiding "Zorgwoning" de voor "Wonen-Gestapeld" aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor de daarbij weergegeven functie, met dien verstande dat op een bouwperceel maximaal 16 zorgwoningen in gestapelde vorm mogen worden gerealiseerd.
Ingevolge artikel 1, lid 1.55, wordt onder zorgwoning verstaan woningen bedoeld voor mensen met een verstandelijke beperking, die langdurig extramurale zorgverlening nodig hebben. Vanuit de woningen is op locatie 24-uurszorg beschikbaar van een zorgaanbieder, verpleeg- of verzorgingstehuis of woonzorgcentrum.
4. [verzoeker] en anderen betogen dat het besluit tot vaststelling van het plan is genomen in strijd met artikel 2:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Zij voeren daartoe aan dat het plan tot stand is gekomen door beïnvloeding van de besluitvorming door een ambtenaar van de gemeente, die als ouder van één van de toekomstige bewoners van de zorgwoningen betrokken is bij het project.
4.1. Ingevolge artikel 2:4, tweede lid, van de Awb waakt het bestuursorgaan ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang hebben bij een besluit, de besluitvorming beïnvloeden.
4.2. Ter zitting is bevestigd dat de betrokken ambtenaar niet werkzaam is bij de afdeling Ruimte van de gemeente waar de besluitvorming over het plan is voorbereid. Voorts heeft hij zich in de mails naar die afdeling, waar [verzoeker] en anderen in dit verband naar verwijzen, niet als ambtenaar maar als particulierre belanghebbende opgesteld en in die rol verzocht om informerend overleg. De voorzieningenrechter ziet daarom op voorhand in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat artikel 2:4, tweede lid, van de Awb is geschonden.
5. [verzoeker] en anderen betogen dat het perceel aan de Thornerbeek 13 niet geschikt is voor het realiseren van de zorgwoningen. Zij voeren daartoe aan dat aan eerdere initiatieven voor het realiseren van woonzorgvormen op het perceel en elders in de wijk, waaronder het project "Skaeve Huse" aan de Vaartlaan, geen medewerking is verleend op grond van stedenbouwkundige argumenten en vanwege het aspect geluid. Daarnaast doet zich volgens [verzoeker] en anderen strijd voor met de Nota Groen van 19 april 2010 en de Nota Biodiversiteit van 19 juli 2010, omdat het perceel deel uitmaakt van de in die nota’s opgenomen ecologische corridor. Verder brengen zij naar voren dat het perceel aan een doodlopende weg in een woonerf is gesitueerd, waar het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het plan niet kan worden verwerkt. Zij vrezen tevens voor hinder van parkeren omdat de zich op het perceel bevindende parkeerplaatsen niet zichtbaar zijn vanaf de weg. Voorts betogen zijn dat het plan in strijd is met de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid over externe veiligheid en geluid en dat ten onrechte geen toepassing is gegeven aan het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
5.1. In de door [verzoeker] en anderen overgelegde uitsnedes van de kaarten van de Nota Groen en de Nota Biodiversiteit ziet de voorzieningenrechter geen grond voor de conclusie dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het perceel geen deel uitmaakt van de ecologische corridor, zodat zich in zoverre geen strijd met deze nota’s voordoet.
De raad heeft voorts ter zitting toegelicht dat de door [verzoeker] en anderen bedoelde initiatieven, waarvan de realisering onder meer vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk is geacht, niet vergelijkbaar zijn met het project dat in het plan wordt mogelijk gemaakt. De voor het perceel eerder besproken plannen voorzagen in bebouwing van een groter gedeelte van het perceel dan het voorliggende plan. Het initiatief "Skaeve Huse" betrof een ontwikkeling aan de Vaartlaan op, anders dan het perceel aan de Thornerbeek 13 waaraan een woonbestemming was toegekend, gronden met een groenbestemming in de ecologische corridor. In de omstandigheid dat geen medewerking is verleend aan de genoemde initiatieven ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan uit stedenbouwkundig oogpunt niet heeft mogen vaststellen. Van andere vergelijkbare gevallen is evenmin gebleken.
5.2. Volgens de plantoelichting is voor het bepalen van het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het plan aangesloten bij de kencijfers voor verkeersgeneratie van CROW. Het betoog van [verzoeker] en anderen geeft geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid daarop heeft kunnen baseren.
De raad heeft ter zitting toegelicht dat de Thornerbeek een woonstraat is, waarvoor wordt uitgegaan van een capaciteit van 2000 motorvoertuigen per etmaal. Omdat de Thornerbeek een doodlopende straat is, heeft de raad een capaciteit van 1000 motorvoertuigen per etmaal als uitgangspunt genomen. De bestaande woningen in de straat genereren volgens de gehanteerde kencijfers 215 verkeersbewegingen per etmaal. Ten gevolge van het plan zal een toename plaats vinden van 32 tot 48 verkeersbewegingen per etmaal. Daarmee blijft het totale aantal verkeersbewegingen per etmaal ruim onder het aantal verkeersbewegingen dat de raad voor de capaciteit van de doodlopende straat als uitgangspunt heeft genomen. Het betoog van [verzoeker] en anderen biedt daarom geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich geen onaanvaardbare verkeerssituatie ten gevolge van de toename van het aantal verkeersbewegingen zal voordoen. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat ten gevolge van het plan onaanvaardbare gevolgen voor de woon- en leefomgeving van [verzoeker] en anderen door het parkeren bij de zorgwoningen zullen optreden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat degenen die gebruik zullen maken van de parkeerplaatsen op het perceel regelmatige bezoekers zijn die op de hoogte zullen zijn van de locatie van de parkeerplaatsen. [verzoeker] en anderen hebben voorts niet betwist dat wat het aantal parkeerplaatsen betreft wordt voldaan aan de parkeernorm, die is gebaseerd op de Notitie Parkeernormen Tilburg 2011.
5.3. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
5.4. Voor zover [verzoeker] en anderen betogen dat de aspecten externe veiligheid, geluid en luchtkwaliteit in de weg staan aan het plan, overweegt de Afdeling dat de door hen in dit verband ingeroepen normen normen betreffen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren zorgwoningen. [verzoeker] en anderen zullen niet in deze woningen wonen en zijn evenmin eigenaar van deze woningen. De ingeroepen normen strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van hun belangen. De voorzieningenrechter ziet daarom af van de behandeling van hetgeen [verzoeker] en anderen terzake aanvoeren. Artikel 8:69a van de Awb staat er aan in de weg dat het besluit tot vaststelling van het plan daarom wordt vernietigd.
6. [verzoeker] en anderen betogen dat het plan niet uitvoerbaar is. Zij voeren daartoe aan dat het realiseren van de zorgwoningen afhankelijk is van een subsidie, die niet volledig is verleend. Voorts is volgens hen niet duidelijk hoe de 24-uurszorg is gewaarborgd.
6.1. Ter zitting is toegelicht dat de initiatiefnemer van het plan overeenkomsten heeft gesloten met een woningbouwvereniging. Voorts zijn voorlopige overeenkomsten gesloten met een zorgaanbieder. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter in het betoog van [verzoeker] en anderen op voorhand geen grond voor de conclusie dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan binnen de planperiode van 10 jaar zal worden gerealiseerd.
7. De voorzieningenrechter ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.
w.g. Koeman w.g. Duursma
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2015
378.