Einde inhoudsopgave
Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
28-03-2023, Stb. 2023, 104 (uitgifte: 03-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-03-2023, Stb. 2023, 104 (uitgifte: 03-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
De verhuurder dan wel de beheerder doet onverwijld na de eerste opbouw of plaatsing van een attractietoestel bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit aangifte van het feit dat hij een attractietoestel voorhanden heeft, onder opgave van de volgende gegevens:
- a.
zijn naam, woon- of verblijfplaats en adres;
- b.
de soort, het type, het bouwjaar en de fabrikant van het attractietoestel; en
- c.
de plaats waar het attractietoestel zich bevindt of, in het geval van een niet permanent geïnstalleerd attractietoestel, de plaatsen waar het zich in de periode van drie maanden na de dag van aangifte zal bevinden.
2.
De beheerder en huurder die een attractie- of speeltoestel tijdelijk in Nederland gebruikt, doet tenminste achtenveertig uur voorafgaand aan elke eerste opbouw of plaatsing van dat toestel op Nederlands grondgebied, bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit aangifte van zijn voornemen tot plaatsing of opbouw van dat toestel, onder opgave van de gegevens, vermeld in het eerste lid.
3.
Indien degene genoemd in het eerste lid, het attractietoestel, bedoeld in het eerste of tweede lid, niet langer gebruikt, doet diegene hiervan onverwijld aangifte bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.