Zie rov. 1 van het thans in cassatie bestreden arrest van 6 april 2010. In cassatie zijn de processtukken van de eerste aanleg niet overgelegd, zodat ik daarop geen acht heb kunnen slaan. Voor de bespreking van het cassatiemiddel acht ik raadpleging ervan overigens niet nodig.
HR, 30-09-2011, nr. 10/02393
ECLI:NL:HR:2011:BQ8089
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30-09-2011
- Zaaknummer
10/02393
- Conclusie
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BQ8089
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ8089, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑09‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ8089
ECLI:NL:PHR:2011:BQ8089, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ8089
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 81 RO. Procesrecht. Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep.
30 september 2011
Eerste Kamer
10/02393
DV/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 407162HA ZA 08-2485 van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2009;
b. het arrest in de zaak 200.045.990/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 6 april 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 24 juni 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 30 september 2011.
Conclusie 10‑06‑2011
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Eiseres]
tegen
[Verweerder]
Deze zaak, waarin het hof appellante, thans eiseres tot cassatie, [eiseres], niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep omdat zij niet van grieven heeft gediend, leent zich voor een verkorte conclusie.
1.1
Bij arrest van 6 april 2010 heeft het gerechtshof te Amsterdam [eiseres], die bij dagvaarding van 7 juli 2009 in hoger beroep is gekomen van ‘een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2009’1., niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat zij niet van grieven heeft gediend.
1.2
Het — tijdig2. — tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is gericht tegen deze niet-ontvankelijkverklaring en klaagt in onderdeel 1 dat de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid onjuist, althans onbegrijpelijk zijn. De klacht wordt vervolgens uitgewerkt in de onderdelen 2–9.
Voor zover van belang nemen de onderdelen 2 en 3 tot uitgangspunt dat de advocaat van [eiseres] in hoger beroep op maandag 8 februari 2010 om 22.10 uur aan de rekestenafdeling van het gerechtshof te Amsterdam, sector handel, een zogeheten H-formulier (H-3, Indienen van processtuk, onder vermelding van het zaaknummer) heeft gefaxt, en tevens de memorie van grieven, bestaande uit twee pagina's. Volgens de onderdelen vindt de zending van deze stukken steun in een in cassatie overgelegd ‘verzend controle rapport’ dat als resultaat van de zending ‘OK’ vermeldt.
Onderdeel 6 neemt tot uitgangspunt dat de advocaat3. van [eiseres] telefonisch contact heeft opgenomen met het hof en dat hem toen werd ‘gemeld c.q. bevestigd dat het processtuk was binnengekomen.’
Onderdeel 7 stelt dat uit de rolkaart van het hof niet van binnenkomst van het faxbericht ter griffie blijkt, noch van doorgeleiding ervan naar de sector handel, ‘hoezeer het verzendbericht als resultaat ‘OK’ meldt ter zake van dat faxnummer van die rekestenafdeling’. Volgens het onderdeel ‘moet het er dan ook voor worden gehouden’ dat sprake is van een fout van de griffie.
Onderdeel 8 concludeert dat ‘derhalve’ wel degelijk van grieven is gediend en dat de verleende akte van niet dienen iedere deugdelijke grond mist.
1.3
Het cassatieberoep faalt nu er geen feitelijke grondslag is voor de uitgangspunten en overige stellingen waarop het is gebaseerd.
Zo blijkt uit het overgelegde ‘verzend controle rapport’ uitsluitend dat vanaf het faxapparaat van mr. Zegers op maandag 8 februari 2010 omstreeks 22.11 uur een drietal pagina's is verzonden naar het hof. Er valt op geen enkele wijze uit op te maken om welke stukken (in welke zaak) het ging. Een voorblad ontbreekt. Daarnaast is van enig telefonisch contact tussen de griffie van het gerechtshof en de advocaat van [eiseres] in hoger beroep niet gebleken. In het in cassatie overgelegde dossier bevindt zich in ieder geval geen telefoonnotitie.
Terzijde merk ik op dat het stuk getiteld ‘memorie van grieven’, dat zich bij de in cassatie overgelegde stukken bevindt, niet door een advocaat is ondertekend.
1.4
Uit de door mij ambtshalve bij het hof Amsterdam opgevraagde en aan deze conclusie gehechte rolkaart blijkt dat verweerder in cassatie, [verweerder], [eiseres] in de procedure in hoger beroep peremptoir heeft gesteld en haar heeft aangezegd dat hij ter rolle van dinsdag 9 februari 2010 akte van niet dienen zou vragen indien [eiseres] dan geen memorie van grieven zou nemen.
De rolkaart vermeldt verder dat [eiseres] ter rolle van 9 februari 2010 geen memorie van grieven heeft genomen en dat op verzoek van [verweerder] akte van niet dienen is verleend.
Telefonische navraag bij de griffie van het hof Amsterdam leert voorts dat de rekestenafdeling en de ‘handelsgriffie’ van het hof zich op één afdeling bevinden en niet zijn gesplitst.
1.5
Bij gebreke van enig bewijsstuk kan er in cassatie dan ook niet anders dan vanuit worden gegaan dat in deze zaak bij het hof Amsterdam op 8 februari 2010 geen memorie van grieven is ingekomen en dat ter rolle van 9 februari 2010 ook geen memorie van grieven is genomen.
1.6
Nu in deze zaak geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling behoeven te worden beantwoord, kan het cassatieberoep m.i. worden verworpen met toepassing van art. 81 RO.
2. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G