RvdW 2017/421
Intrekking ‘403-verklaring’ door moedermaatschappij (SNS Bank); verzet schuldeisers op voet art. 2:404 lid 5 BW; maatstaf; beperkte motiveringseisen. Ontvankelijkheid in cassatie.
HR 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:546
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 maart 2017
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, G. de Groot, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/00335
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:546, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1326, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑01‑2016
- Wetingang
Art. 2:100, 2:403, 2:404 BW; art. 997 Rv
Essentie
Intrekking ‘403-verklaring’ door moedermaatschappij (SNS Bank); verzet schuldeisers op voet art. 2:404 lid 5 BW; maatstaf; beperkte motiveringseisen. Ontvankelijkheid in cassatie.
Door een 403-verklaring stelt een rechtspersoon die financiële gegevens heeft geconsolideerd op de voet van art. 2:403 lid 1 aanhef en onder c BW (hierna: moedermaatschappij), zich hoofdelijk aansprakelijk voor de uit rechtshandelingen van de tot een groep behorende rechtspersoon waarvan zij die financiële gegevens heeft geconsolideerd (hierna: groepsmaatschappij). Een derde die een overeenkomst sluit met een groepsmaatschappij als bedoeld, doet dit in de regel mede in vertrouwen op deze hoofdelijke aansprakelijkheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.