ABRvS, 09-02-2011, nr. 201005324/1/H2.
ECLI:NL:RVS:2011:BP3670, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
09-02-2011
- Zaaknummer
201005324/1/H2.
- LJN
BP3670
- Roepnaam
nadeelcompensatie Zoetermeer
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2011:BP3670, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 09‑02‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2685, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
- Vindplaatsen
AB 2011/65 met annotatie van R. Ortlep
JB 2011/69
JOM 2011/237
Uitspraak 09‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 6 november 2007 heeft het college een verzoek van [appellante sub 1] om nadeelcompensatie afgewezen.
201005324/1/H2.
Datum uitspraak: 9 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellante sub 1], gevestigd te [plaats],
2. de raad van de gemeente Zoetermeer en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 april 2010 in zaken nrs. 08/7440 en 08/8430 in het geding tussen:
[appellante sub 1]
en
de raad en het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2007 heeft het college een verzoek van [appellante sub 1] om nadeelcompensatie afgewezen.
Bij besluit van 17 december 2007 heeft de raad een verzoek van [appellante sub 1] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 2 september 2008 heeft het college het door [appellante sub 1] tegen het besluit van 6 november 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 13 oktober 2008 heeft de raad het door [appellante sub 1] tegen het besluit van 17 december 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 april 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de door [appellante sub 1] tegen de besluiten van 2 september 2008 en 13 oktober 2008 ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 13 oktober 2008 in stand blijven, de uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten (lees: het besluit van 2 september 2008) en aan [appellante sub 1] ten laste van de gemeente Zoetermeer nadeelcompensatie wordt toegekend ten bedrage van € 295.313,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2004 tot aan de dag van algehele voldoening. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 mei 2010, en de raad en het college bij brief bij de Raad van State ingekomen op 1 juni 2010, hoger beroep ingesteld. [appellante sub 1] heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 25 juni 2010.
[appellante sub 1] en de raad en het college hebben verweerschriften ingediend.
[appellante sub 1] en de raad en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 2010, waar [appellante sub 1], bijgestaan door mr. P. Smit, advocaat te Rhoon, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante sub 1] exploiteerde vanaf mei 1985 tot en met 31 juli 2005 een bloemenwinkel aan [locatie] te [plaats]. Zij heeft verzocht om vergoeding van planschade en om nadeelcompensatie in verband met schade zie zij stelt te hebben geleden als gevolg van de afsluiting van een aantal wegen en fiets- en wandelpaden in verband met de bouw van het nieuwe winkelcentrum 'Spazio' in het Stadshart Zoetermeer. Het Westwaarts is daardoor volgens [appellante sub 1] van een A-locatie veranderd in een doodlopende uithoek met als gevolg dat het aantal passanten is teruggelopen en de omzet van haar bloemenwinkel is gedaald.
2.2. Aan de besluiten van 6 november 2007 en 17 december 2007, gehandhaafd bij besluiten van 2 september 2008 en 13 oktober 2008, is een advies van Sargas Planschadeadvies B.V. van 22 oktober 2007 ten grondslag gelegd. In dat advies concludeert Sargas dat het verzoek om nadeelcompensatie dient te worden afgewezen, omdat aan de door [appellante sub 1] gestelde schadeoorzaken geen (verkeers)besluiten ten grondslag liggen en er derhalve geen rechtsgrond voor nadeelcompensatie is. Aan de schadeoorzaken liggen wel vrijstellingen als bedoeld in artikel 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) ten grondslag, zodat volgens Sargas artikel 49 van de WRO van toepassing is. De schade komt echter evenmin op grond hiervan voor vergoeding in aanmerking, nu geen sprake is van een planologisch nadeliger situatie, aldus het advies.
2.3. De rechtbank heeft de besluiten van 2 september 2008 en 13 oktober 2008 vernietigd. Zij heeft aan de vernietiging van het besluit van 13 oktober 2008 ten grondslag gelegd dat, samengevat weergegeven, de door de raad ingeschakelde planschadeadviseur verkeerde uitgangspunten heeft gehanteerd bij de gemaakte planologische vergelijking. Aan de vernietiging van het besluit van 2 september 2008 heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat het college ten onrechte niet heeft onderzocht of naar aanleiding van het verkeersbesluit van 29 november 2002, dat is gevolgd op de afsluiting in juli 2002 van de fiets/wandelbrug vanuit de wijk Meerzicht, op grond van het algemeen rechtsbeginsel van gelijkheid voor de openbare lasten nadeelcompensatie moet plaatsvinden. Beide besluiten zijn aldus volgens de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Zij heeft vervolgens overwogen dat [appellante sub 1] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van de aan de orde zijnde maatregelen en dat ook de hoogte van de schade genoegzaam aannemelijk is gemaakt. De rechtbank kan evenwel niet vaststellen welk deel van die schade op grond van het bepaalde in artikel 49 van de WRO en welk deel als nadeelcompensatie voor vergoeding in aanmerking zou komen. Omdat dit volgens de rechtbank voor partijen niet van wezenlijk belang is, terwijl zij wel gebaat zijn bij finaliteit, heeft zij om proceseconomische redenen aanleiding gezien zelf in de zaak te voorzien en aan [appellante sub 1] ten laste van de gemeente Zoetermeer een bedrag van € 295.313,00 aan nadeelcompensatie toe te kennen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2004 tot aan de dag van algehele voldoening. Voor zover sprake zou zijn van planschade welke redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van [appellante sub 1] behoort te blijven, is die schade volgens de rechtbank met het vorenstaande anderszins verzekerd als bedoeld in artikel 49 van de WRO en ziet zij daarin aanleiding de rechtsgevolgen van het besluit van 13 oktober 2008 in stand te laten.
Hoger beroep van de raad en het college
2.4. Gelet op het hoger-beroepschrift is uitsluitend nog in geschil of de rechtbank zelf in de zaak heeft kunnen voorzien en de rechtsgevolgen van het besluit van 13 oktober 2008 in stand heeft kunnen laten.
2.5. De raad en het college betogen dat de rechtbank ten onrechte ten aanzien van het verzoek om nadeelcompensatie toepassing heeft gegeven aan artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) door zelf in de zaak te voorzien. Daartoe voeren zij aan dat zij nimmer in de gelegenheid zijn gesteld een inhoudelijk oordeel te geven over de door [appellante sub 1] gestelde schade en de rechtbank derhalve buiten de grenzen van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb is getreden door ten laste van de gemeente € 295.313,00 aan nadeelcompensatie toe te kennen. De rechtbank heeft volgens de raad en het college voorts ten onrechte met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de afwijzing van het planschadeverzoek voor gedekt verklaard, nu de rechtbank onvoldoende heeft onderzocht welk deel van de schade als nadeelcompensatie voor vergoeding in aanmerking komt en welk deel als planschade.
2.5.1. Het betoog slaagt. Ingeval een besluit wordt vernietigd, dient de rechtbank de mogelijkheden van finale beslechting van het geschil te onderzoeken, waarbij onder meer aan de orde is of er aanleiding is om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten dan wel met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 maart 2008 in zaak nr. 200705490/1; www.raadvanstate.nl), is daarvoor niet vereist dat nog slechts één beslissing mogelijk is. Zelf in de zaak voorzien is evenwel niet mogelijk, indien dat de rechter noopt tot een oordeel over een aangelegenheid waarover partijen zich in de procedure niet of onvoldoende hebben uitgelaten en daartoe ook geen aanleiding bestond. Dat is hier het geval. Aan de afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie is ten grondslag gelegd dat er geen rechtsgrond is voor nadeelcompensatie. Gelet daarop bestond er geen aanleiding een standpunt in te nemen over de aard en omvang van de gestelde schade. Dat betekent dat, nu de rechtbank de raad en het college evenmin in de gelegenheid heeft gesteld te reageren op de door [appellante sub 1] gestelde hoogte van de schade, er in dit geval voor de rechtbank geen ruimte was om zelf in de zaak voorziend een bedrag aan nadeelcompensatie toe te kennen. Het betekent voorts dat er geen plaats was voor het in stand laten van de rechtsgevolgen van de afwijzing van het verzoek om planschade. De rechtbank had moeten volstaan met de vernietiging van de in beroep bestreden besluiten. Het is aan de raad en het college om zich in het kader van nieuw te nemen besluiten op bezwaar een oordeel te vormen over de aard en omvang van de schade, het oorzakelijk verband tussen de afsluiting van een aantal wegen en fiets- en wandelpaden en die schade, de door [appellante sub 1] te nemen schadebeperkende maatregelen en de betekenis van het normaal maatschappelijk risico, alsmede inzichtelijk te maken welk deel van de schade eventueel als nadeelcompensatie voor vergoeding in aanmerking komt en welk deel eventueel als planschade.
Hoger beroep van [appellante sub 1]
2.6. Het betoog van [appellante sub 1] dat de rechtbank ten onrechte de afwijzing van het verzoek om vergoeding van planschade met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb gedekt heeft verklaard slaagt, gelet op hetgeen in 2.5.1 is overwogen, eveneens.
Conclusie
2.7. De hoger beroepen van [appellante sub 1] en de raad en het college zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank zelf in de zaak heeft voorzien en de rechtsgevolgen van het besluit van 13 oktober 2008 in stand heeft gelaten.
2.8. De raad en het college dienen ten aanzien van [appellante sub 1] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen van [appellante sub 1] en de raad van de gemeente Zoetermeer en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 april 2010 in zaken nrs. 08/7440 en 08/8430, voor zover de rechtbank zelf in de zaak heeft voorzien en de rechtsgevolgen van het besluit van 13 oktober 2008 in stand heeft gelaten;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Zoetermeer en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer tot vergoeding van bij [appellante sub 1] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Zoetermeer en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer aan [appellante sub 1] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Wieland
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011
502.