Zie voor een voltooide diefstal in een zelfbedieningswinkel HR 27 oktober 1998, NJB 1998, nr. 138, p. 2005. Zie ook HR 2 december 1986, NJ 1987, 589 voor een geval waarin kennelijk ook de mate waarin nog door de rechthebbende toezicht kon worden uitgeoefend gewicht in de schaal legde.
HR, 22-12-2009, nr. 07/13007
ECLI:NL:HR:2009:BK2871
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-12-2009
- Zaaknummer
07/13007
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BK2871
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BK2871, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK2871
ECLI:NL:PHR:2009:BK2871, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑11‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BK2871
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Voltooide diefstal of poging tot diefstal? Het Hof heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat de medeverdachte X door de dozen met processoren op te pakken en deze direkt daarop voor de buitenwereld onzichtbaar in een sporttas te steken en vervolgens de sporttas met de dozen buiten de nooddeur te zetten, zich een zodanige heerschappij over die dozen heeft verschaft dat de wegneming daarvan a.b.i. art. 310 Sr was voltooid. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
22 december 2009
Strafkamer
nr. 07/13007
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Enkelvoudige Kamer, van 24 oktober 2007, nummer 23/002150-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.H. Westendorp, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2.Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 8 december 2005 te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee dozen, inhoudende ongeveer 720 processoren met een totale waarde van ongeveer 108.000 euro, toebehorende aan [A]."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik doe aangifte van diefstal in vereniging. De verdachte heeft zich zonder enig recht of toestemming een goed dat aan een ander toebehoort zonder toestemming weggenomen dan wel zich opzettelijk toegeëigend.
Dit goed behoort in eigendom toe aan [A] BV, gevestigd te Schiphol-Rijk.
Ik ben als security manager werkzaam bij het bedrijf [A] en in die hoedanigheid bevoegd tot het doen van aangifte.
Bij ons bedrijf zijn op 8 maart 2005 (het hof begrijpt: 8 december 2005) twee dozen met computerprocessoren weggenomen. Dit is ontdekt doordat het alarm van nooduitgang 4 afging. Toen dat gebeurde is één van onze beveiligingsmedewerkers naar deze deur gelopen. Vervolgens zag deze medewerker dat een manspersoon in de richting van nooddeur 3 liep. Deze manspersoon is door de medewerker een aantal malen aangeroepen, waarna de man is gestopt en door een medewerker is aangehouden. Eén van de beveiligers is buitenom gelopen naar nooddeur 4 en trof daar een sporttas aan met daarin twee dozen computerprocessoren. Deze dozen werden herkend als dozen afkomstig uit ons bedrijf. De totale waarde van de twee ontvreemde dozen met processoren bedraagt ongeveer 108.000 euro.
Vervolgens zijn door ons beelden uitgekeken van opnames binnen ons bedrijf. Daarop is te zien dat een medewerker zijn toegangspas tweemaal voor de toegangsscanner houdt. Hierop is te zien dat na de eerste keer de in ons bedrijf aangehouden man naar binnen wordt gelaten door een medewerker. Hierna gaat de medewerker zelf naar binnen. Aan de hand van de toegangspas blijkt dat deze is uitgegeven aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats]."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik heb één dag en twee dagen van tevoren (het hof begrijpt: voor de diefstal op 8 december 2005) telefonisch contact gehad met de bestuurder. Hij vertelde mij dat ik ongeveer 2000 of 3000 euro zou krijgen voor de klus. Ik zou de rest van het plan op de dag zelf horen. Op de ochtend van de diefstal heb ik tussen 06.30 uur en 07.00 uur tot zevenmaal toe telefonisch contact gehad met die vriend van mij. Het is een Marokkaanse of Turkse jongen. Ik had hem een dag van tevoren gebeld om af te spreken hoe laat hij mij zou komen ophalen. Ik heb hem ook telefonisch gesproken toen ik binnen in het bedrijf was. Ik was het zat en wilde dat hij mij op kwam halen. Ik heb die vriend ook gebeld toen ik al betrapt was door een beveiligingsmedewerker.
Mijn vriend maakt gebruik van het telefoonnummer 06-[001]. Ik heb zelf ook een aantal keren met het nummer van die vriend gebeld. Ik heb met dit nummer een aantal malen naar die twee personen gebeld. Hiermee bedoel ik de bestuurder of passagier. Ik ben door die vriend van mij in Rotterdam in de wijk Spangen opgehaald. Er hadden twee personen naar mij gevraagd en die wilden mij ontmoeten. Die vriend van mij vertelde dat deze twee personen bij een bedrijf werkten en dat zij iets wilden wegnemen en daar iemand voor nodig hadden om dat te doen. Ik zou daar dan ongeveer 2000 euro voor krijgen. Deze vriend heeft mij vervolgens naar het bedrijventerrein bij Schiphol-Rijk gebracht. Ik ben daar uitgestapt en opgepikt door de twee personen over wie mijn vriend en ik eerder hebben verklaard.
Onderweg werd ik om ongeveer 05.00 uur gebeld door een van deze gasten. Dit bleek later de bestuurder te zijn. Hij vertelde mij hoe wij moesten rijden. Hij vertelde mij dat ik verdere uitleg zou krijgen als ik hen zou ontmoeten. De bestuurder is vervolgens een eindje voor het bedrijf "[A]" gestopt en zei: "Ze moeten ons niet samen zien". Hij had de auto verderop geparkeerd omdat hij dacht dat de auto dan uit het zicht van de camera's zou staan.
Op de ochtend van de diefstal heb ik onderweg één van hen gebeld met die mobiele telefoon van die vriend van mij.
Ik heb met deze twee personen in de auto gesproken over de diefstal en dan meer met de bestuurder. De bestuurder gaf mij in de kleedkamer een sporttas en een hesje. Dat hesje moest ik aantrekken zodat ik niet zou opvallen. Als ik binnen werd aangesproken en ze zouden vragen waar ik vandaan kwam moest ik zeggen dat ik van Randstad-Schiphol was. Dat vertelde de bestuurder mij. De sporttas moest ik meenemen om de dozen in te stoppen. Ze hebben mij verteld waar de dozen stonden en dat ik deze mee moest nemen. Deze twee personen hebben mij dus precies verteld hoe ik de diefstal moest plegen en zij hielpen mij daarmee. Ze hebben mij binnengelaten, een sporttas en een hesje gegeven en naar de dozen gebracht."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"De man met wie ik zou komen, de bestuurder van de auto, heeft de pas voor mij door het systeem gehaald. Zo kwam ik binnen. Dit was rond 06.15 uur. De bestuurder van de auto en de passagier hadden elk een eigen pas.
Door de man die mij binnenliet ben ik vanmorgen opgepikt. Eergisteren hadden we telefonisch contact. Ik ben via via met hem in contact gekomen. De vriend van de bestuurder wees mij de dingen aan.
De bestuurder nam contact met mij op. Ik herkende hem aan zijn stem. Ik zou die dozen meenemen vanuit het bedrijf. Ik zou binnen gelaten worden en naar buiten gebracht worden. Ik zou op hem wachten.
De bestuurder zei dat de passagier mij naar de dozen moest brengen. Binnen ontstond verwarring. De passagier zei dat de bestuurder het moest doen en de andere andersom. Ik moest de tas in de kleedkamer onder de bank neerzetten en als we weggingen zou de tas mee naar de auto gaan. Ik kreeg het hesje dat ik droeg van de bestuurder in de kleedkamer."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Wij hebben beelden van 8 december 2005 bekeken van bewakingscamera's die waren opgesteld bij [A].
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die het buitenterrein en de weg naar het bedrijf toe registreert.
Wij zien dat om 06.16.16 uur een auto links in beeld verschijnt. Om 06.16.35 wordt de auto geparkeerd aan linkerkant van de weg. Tevens worden de koplampen gedoofd. Hierna wordt eerst de rechterdeur van de auto geopend en zie je twee personen in het donker gekleed uitstappen. Vervolgens gaat de linkerdeur van de auto open en zie je een persoon in het donker gekleed uitstappen. Hierna lopen ze met z'n drieën in de richting van het hek dat om het terrein van [A] loopt.
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die binnen in het pand de draaideur van de personeelsingang registreert.
Om 06.18.13 uur zien wij dat de eerste persoon met zijn gezicht in beeld komt. Deze persoon herken ik, eerste verbalisant, als [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats]. De draaideur staat stil. Op het moment dat [betrokkene 3] richting de camera draait en meer dan vermoedelijk de draaideur activeert gaat [betrokkene 3] door de draaideur en loopt uit beeld.
Om 06.18.17 uur verschijnt de tweede persoon met zijn gezicht in beeld. Deze persoon herkennen wij als:
[betrokkene 2], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats]. [Betrokkene 2] loopt de stilstaande draaideur binnen.
Om 06.18.20 uur verschijnt de derde persoon met zijn hoofd in beeld. De deur gaat draaien en [betrokkene 2] loopt uit beeld. De derde persoon herkennen wij als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats].
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die in het pand de nooduitgangdeur 8 registreert.
Hier zien wij dat om 06.30.00 uur een getinte manspersoon met donker haar, donkere kleding en een oranje hesje van de ene kant van het pand naar de andere kant loopt en daarna uit beeld verdwijnt om 06.30.22 uur. De persoon komt om 06.30.38 uur weer terug de gang in, waarna [betrokkene 2] om 06.30.45 uur achter de persoon de gang in loopt. De beelden eindigen om 06.31.00 uur.
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die binnen in het pand de "trinity" ruimte registreert.
Hier zien wij dat om 06.31.01 uur een persoon lopen die wij herkennen als verdachte [betrokkene 3]. Een aantal meters achter hem loopt verdachte [betrokkene 2] die [betrokkene 3] volgt. [Betrokkene 3] loopt door naar de toonbak waar hij bij een medewerker gaat staan. [Betrokkene 2] houdt zich op dat moment verdacht op bij de processoren die later weggenomen zouden worden. Vervolgens loopt verdachte [betrokkene 3] weg bij de medewerker. [Betrokkene 2] kijkt naar verdachte [betrokkene 3] en volgt deze opnieuw. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] verdwijnen vervolgens uit beeld. Verdachte [betrokkene 2] en [betrokkene 3] komen teruggelopen. [Betrokkene 3] verdwijnt uit beeld en [betrokkene 2] loopt achter de stellages door naar de plek waar de processoren staan.
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die binnen in het pand de "trinity" ruimte registreert.
Hierbij zien wij dat om 06.35.17 uur een persoon die wij herkennen als verdachte [betrokkene 2] komt aangelopen.
[Betrokkene 2] houdt zich hierbij op in de buurt van de processoren. Op de beelden is te zien hoe verdachte
[betrokkene 2] om 06.35.41 uur een doos met processoren oppakt en achter de stellages wegloopt. Om 06.35.50 uur is te zien hoe verdachte [betrokkene 2] weer teruggelopen komt zonder de processoren. Om 06.35.58 uur is te zien hoe verdachte [betrokkene 2] nog een doos oppakt.
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die binnen in het pand de "trinity" ruimte registreert.
Hierbij is te zien hoe een persoon, die wij herkennen als verdachte [verdachte], met een heftruck richting twee medewerkers rijdt. Op de beelden is te zien hoe verdachte [verdachte] tussen de twee medewerkers en verdachte [betrokkene 2] stil gaat staan met zijn heftruck. Hierdoor wordt het zicht voor de twee medewerkers belemmerd. Op de beelden zien wij dat op het moment dat verdachte [verdachte] stil staat, verdachte [betrokkene 2] daarop begint met lopen achter de stellages langs. Hierbij zien wij dat verdachte [betrokkene 2] een voorwerp gelijkende op een sporttas in zijn rechterhand vasthoudt. Op 06.47.31 uur is te zien hoe verdachte [betrokkene 2] stopt met lopen en de sporttas neerzet. Verdachten [betrokkene 2] en [verdachte] kijken daarbij richting elkaar. Nadat de verdachten [verdachte] en [betrokkene 2] richting elkaar hebben gekeken, pakt verdachte [betrokkene 2] de sporttas weer op en loopt hij verder achter de stellages langs.
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die binnen in het pand de "trinity" ruimte registreert.
Hierbij is te zien hoe een persoon, die wij herkennen als de verdachte [betrokkene 2], met een sporttas in zijn rechterhand langs de wand en achter de stellages loopt.
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die beelden buiten het pand registreert. Om 06.49.17 uur is te zien hoe de nooddeur vluchtig wordt geopend en weer wordt gesloten. Om 06.49.36 uur is te zien hoe de nooddeur opnieuw wordt geopend. Hierbij is te zien dat er vluchtig een sporttas buiten op het trottoir wordt gezet.
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die binnen in het pand de "trinity" ruimte registreert. Hierop is te zien dat verdachte [betrokkene 2] zich ophoudt in de omgeving van de nooddeur.
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camerabeelden welke binnen in het pand zijn geregistreerd. Hierop is te zien hoe een beveiligingsmedewerker wijst naar een persoon die wij verbalisanten herkennen als verdachte [betrokkene 2]. Kort hierop loopt verdachte [betrokkene 2] achter de beveiligingsmedewerker aan.
De hieronder beschreven beelden zijn afkomstig van de camera die buiten het pand hangt en de ingang van het pand registreert. Op de beelden is te zien hoe verdachte [verdachte] het pand uit komt gelopen."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 18 april 2006 heb ik via de Bovenregionale Recherche Zuid-Nederland verkregen tapgesprekken beluisterd. Genoemde tapgesprekken zijn op cd-rom gebrand en ter beschikking van het onderzoek gesteld.
Op de cd-rom staan drie gesprekken, te weten:
- sessie 18: een uitgaand gesprek met het nummer [002] dat plaatsvindt op 7 december 2005 omstreeks 05.46 uur. Ambtshalve wordt in dit gesprek de stem van [betrokkene 2] herkend;
- sessie 19: een inkomend gesprek van het nummer 06-[003] dat plaatsvindt op 17 (het hof begrijpt: 7) december 2005 omstreeks 06.03 uur. Ambtshalve wordt hierin de stem van [verdachte] en [betrokkene 3] herkend;
- sessie 21 een uitgaand gesprek met het nummer 06-[004] dat plaatsvindt op 7 december 2005 omstreeks 06.09 uur. Ambtshalve wordt in dit gesprek de stem van [betrokkene 2] herkend; (...)"
f. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Op 8 december 2005 heb ik 's ochtends vroeg [betrokkene 3] in Den Haag opgehaald om naar ons werk bij [A] te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer, te rijden. We werken samen. Ik was de bestuurder van de auto en [betrokkene 3] was mijn passagier. Op het bedrijventerrein van Schiphol-Rijk heb ik iemand opgepikt. Bij [A] aangekomen heb ik de auto buiten het hek gezet en zijn [betrokkene 3] en ik naar binnen gegaan. De man die ik had opgepikt heb ik op mijn pas naar binnen laten gaan."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat niet sprake is van een voltooide diefstal, zoals is bewezenverklaard, maar van een poging tot diefstal.
3.2. Het Hof heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat de medeverdachte [betrokkene 2] door de in de bewezenverklaring genoemde dozen met processoren op te pakken en deze direct daarop voor de buitenwereld onzichtbaar in een sporttas te steken en vervolgens de sporttas met de dozen buiten de nooddeur te zetten, zich een zodanige heerschappij over die dozen met processoren heeft verschaft dat de wegneming daarvan - in de zin van art. 310 Sr - was voltooid. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
3.3. Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte "voor het bewezenverklaarde gebruik heeft gemaakt van een geschrift, zijnde 'printlijst [...]'".
4.2. Het Hof heeft blijkens de aantekening van het mondeling arrest de "printlijst [...]" niet tot het bewijs gebezigd. Het middel mist derhalve feitelijke grondslag, zodat het niet tot cassatie kan leiden.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 december 2009.
Conclusie 03‑11‑2009
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 24 oktober 2007 voor diefstal door twee of meer verenigde personen veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand.
2.
Mr. T. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam, heeft cassatie ingesteld. Mr. A.H. Westendorp, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel klaagt dat de bewezenverklaring niet kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. De processoren die zouden zijn gestolen hebben het afgesloten terrein van [A] niet verlaten, zodat zij niet aan de heerschappij van [A] zijn onttrokken.
3.2.
Het hof heeft bewezenverklaard dat
‘hij op 8 december 2005 te Schiphol-Rijk gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee dozen, inhoudende ongeveer 720 processoren met een totale waarde van ongeveer 108.000 euro, toebehorende aan [A]’.
3.3.
Blijkens het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat van verdachte het volgende bewijsverweer gevoerd:
‘Er is geen sprake is van diefstal maar van poging tot diefstal. Weliswaar zijn de processoren door medeverdachte [betrokkene 2] buiten het gebouw geplaatst maar ze zijn neergezet op het bedrijventerrein dat afgesloten was door een hek, zodat ze geen moment uit de macht van de eigenaar zijn geweest.’
Het hof heeft dat verweer verworpen:
‘Door de processoren buiten het gebouw van [A] te plaatsen heeft [betrokkene 2] samen met de medeverdachten, onder wie verdachte, over de processoren als heer en meester beschikt en deze aan de heerschappij van [A] onttrokken. Daarmee was de diefstal voltooid en was er geen sprake meer van slechts een poging tot diefstal.’
3.4.
Uit bewijsmiddel 2 is af teleiden dat de processoren in een sporttas buiten het bedrijf bij een nooddeur zijn aangetroffen. Verdachte heeft met behulp van zijn pas aan degeen die de diefstal zou uitvoeren, [betrokkene 2], de toegang tot het bedrijf verschaft. Bewijsmiddel 3 beschrijft de beelden die zijn opgenomen met camera's binnen en buiten het bedrijf. Uit het onderdeel A van de verklaring die verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd inhoudende onder meer dat verdachte zijn auto buiten het hek heeft gezet, heeft het hof kunnen afleiden dat binnen het hek niet alleen het beveiligde gebouw stond, maar ook een parkeerterrein was gelegen. Dat wordt overigens bevestigd door de B-verklaring van verdachte, meer bepaald waar deze inhoudt dat verdachte zijn auto buiten het hek heeft gezet omdat het binnen het hek vol was.
3..5.
Uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat de processoren lagen opgeslagen in een ruimte die voorzien was van alarm, camera's en die alleen was te betreden als men de toegangsdeur middels een pas had geopend. Deze beveiligingsmaatregelen concentreren de beschikkingsmacht van het bedrijf [A] binnen de bedrijfsruimte. Buiten deze ruimte is de zeggenschap en het toezicht van de rechthebbende aanmerkelijk verzwakt. Dat het hof heeft geoordeeld dat de processoren, in een sporttas verborgen, aan de heerschappij van [A] waren onttrokken toen de sporttas het gebouw had verlaten en buiten was neergezet geeft geen blijk van een verkeerde uitleg van het in de telastelegging voorkomende en aan artikel 310 Sr ontleende woord ‘wegnemen’. In aanmerking genomen dat de beantwoording van de vraag of werkelijk is ‘weggenomen’ in de zin der wet een oordeel is dat nauw verweven is met waarderingen van feitelijke aard, en gelet op de mate van beveiliging van het gebouw acht ik 's hofs oordeel niet onbegrijpelijk.1.
Het middel faalt.
4.1.
Het tweede middel klaagt over het gebruik voor het bewijs van bewijsmiddel 6. Dat daar onder ‘B-nummer’ telkens verdachtes naam wordt genoemd zou een ontoelaatbare mening, gissing of conclusie zijn die op geen enkele wijze wordt onderbouwd.
4.2.
Bewijsmiddel 6 houdt in:
‘6.
Een geschrift, zijnde ‘Printlijst […]’, inhoudende voorzover van belang (dossierparagraaf 51):
Startdatum/tijd MSISDN | einddatum/tijd MSISDN | A-nummer | B-nummer |
8 dec. 2005 […] | 8 dec. 2005 […] | [001] | tel. [verdachte]’ |
8 dec. 2005 […] | 8 dec. 2005 […] | [001] | tel. [verdachte]. |
4.3.
De aantekening van het mondeling arrest geeft weer welk verweer op dit punt is gevoerd:
‘2.
Door de politie wordt gerelateerd dat de telefoon van [betrokkene 4] rondom 8 december 2005 contact zou hebben gehad met de telefoon van de verdachte. Het verband dat door de politie russen [betrokkene 4] en verdachte wordt gelegd blijkt echter niet uit de onderliggende printlijsten. In de ene lijst worden telefoonnummers vermeld en geen namen, in de andere namen en geen telefoonnummers en in nog weer een andere alleen imei-nummers. Daarbij komt dat verdachte ontkent [betrokkene 4] te kennen en stelt ook geen telefonisch contact te hebben gehad met [betrokkene 4]. Uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot onderzoek printlijsten en taps blijkt niet waarop de bevindingen van de politie zijn gebaseerd, zodat dit proces-verbaal onvoldoende is om als bewijs te kunnen worden gebruikt.
3.
Voorts is de stemherkenning, zoals gerelateerd in het proces-verbaal dat als bewijsmiddel V is opgenomen in het vonnis in eerste aanleg, van onvoldoende waarde, nu deze afkomstig is van een verbalisant die de verdachte heeft verhoord. Derhalve is onvoldoende komen vast te staan dat het verdachte is geweest die aan het in sessie 19 gevoerde gesprek heeft deelgenomen, welk gesprek onderdeel uitmaakt van laatstgenoemd proces-verbaal.’
Het hof heeft hierop aldus geantwoord:
‘De raadsman wordt toegegeven dat uit de printlijsten op zich niet (steeds) direct valt af te lezen op wiens naam de daarin genoemde telefoonnummers staan, doch onvoldoende is gemotiveerd waarom de printlijsten niet juist zouden zijn. Uit de stukken in het dossier volgt dat aannemelijk is geworden dat
- —
verdachte gebruik maakte van de nummers [005] en 06-[006] alsmede van het IMEInummer [007]
- —
[betrokkene 3] van het nummer 06-[008] en het op naam van [betrokkene 5] staande nummer 06-[003]
- —
[betrokkene 4] van het nummer [001]
- —
en [betrokkene 2] van het IMEInummer [009].
Door raadsman is voorts onvoldoende gemotiveerd waarom de stemherkenning door de verbalisant die de verdachte heeft gehoord niet voor het bewijs zou mogen worden gebezigd.’
4.4.
In sessie 21 wordt de inhoud weergegeven van telefoongesprek dat op 7 december 2005 omstreeks 06.09 uur wordt gevoerd tussen personen die worden aangeduid als [betrokkene 4] en [betrokkene 2]. In dat gesprek verwijst [betrokkene 4] naar eengesprek dat hij met een derde heeft gehad. De derde heeft gezegd dat zij te laat waren, dat zij het dan morgenochtend gaan doen. Sessie 19 houdt de inhoud van dat gesprek in. Dat gesprek is gevoerd op 7 december 2005 omstreeks 06.03 uur. Volgens bewijsmiddel 5 worden daarin door verbalisant [verbalisant 3] ‘ambtshalve’ de stemmen van verdachte en [betrokkene 3] herkend. [betrokkene 3] en verdachte voeren een telefoongesprek met de eerder genoemde [betrokkene 4], in welk gesprek verdachte onder meer klaagt dat [betrokkene 4] te laat is en een afspraak maakt voor de volgende dag 's morgens om 6:15 uur. Sessie 18 geeft de inhoud weer van een telefoongesprek dat op 7 december 2005 omstreeks 05.46 uur wordt gevoerd tussen [betrokkene 4] en [betrokkene 2].
4.5.
Mij dunkt dat aan de steller van het middel moet worden toegegeven dat het antwoord van het hof op de klacht over de inhoud van bewijsmiddel 6 onbevredigend is. De telefoonnummers die het hof in de motivering van de verwerping van het verweer noemt zijn behoudens het nr. [001] nergens in de bewijsvoering genoemd. Hoe de politie erbij komt dat het B-nummer het nummer van verdachte zou zijn is onduidelijk. Het hof heeft wel overwogen dat uit de stukken van het dossier aannemelijk is geworden dat verdachte gebruik heeft gemaakt van in de overweging aangeduide telefoonnummers, maar wat die telefoonnummers in het geheel van de bewijsvoering te betekenen hebben blijkt niet, evenmin als aan welke wettige bewijsmiddelen het hof deze gegevens heeft ontleend. Ook de overweging over de stemherkenning is ontoereikend. De reden van wetenschap dat het hier om de stem van verdachte gaat blijft duister. Als de vraag hoe de verbalisant de stem van verdachte heeft kunnen herkennen door de verdediging wordt gesteld mag het hof zich er niet van af maken door de verdediging voor de voeten te werpen dat de verdediging heeft nagelaten te motiveren waarom zij de stemherkenning onvoldoende betrouwbaar acht.
Het tweede middel slaagt mijns inziens.
5.
Het eerste middel faalt. Het tweede middel komt mij gegrond voor. Ambtshalve wijs ik er op dat op het moment dat deze conclusie wordt genomen sinds het instellen van het cassatieberoep al twee jaar zijn verstreken, maar dit aspect kan onbesproken blijven omdat naar mijn mening het bestreden arrest dient te worden vernietigd.2.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het hof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑11‑2009
HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358 m.nt. Mevis, rov. 3.5.3.