Einde inhoudsopgave
Zorgverzekeringswet
Artikel 32 [Vereveningsbijdrage]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2019
- Bronpublicatie:
27-03-2019, Stb. 2019, 140 (uitgifte: 10-04-2019, kamerstukken: 35044)
- Inwerkingtreding
01-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-05-2019, Stb. 2019, 208 (uitgifte: 12-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ziektekosten / Marktordening gezondheidszorg
Sociale zekerheid ziektekosten / Zorgverzekering
Gezondheidsrecht / Zorg en ziektekosten
1.
Het Zorginstituut kent een zorgverzekeraar die voldaan heeft aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 25, voor ieder kalenderjaar waarin hij zorgverzekeringen aanbiedt en uitvoert een vereveningsbijdrage toe.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels omtrent de berekening van de vereveningsbijdragen gesteld.
3.
De regels, bedoeld in het tweede lid, bepalen ten minste dat de hoogte van de vereveningsbijdrage wordt berekend op basis van bij die maatregel te bepalen, voor alle zorgverzekeraars gelijke criteria, waaronder in ieder geval het aantal verzekerden bij een zorgverzekeraar en een aantal verzekerdenkenmerken.
4.
Bij ministeriële regeling:
- a.
wordt voor 1 oktober van ieder jaar bepaald welk bedrag in totaal voor het daaropvolgende kalenderjaar aan de zorgverzekeraars kan worden toegekend;
- b.
kan worden bepaald dat in aanvulling op de criteria, bedoeld in het derde lid, voor de berekening van de hoogte van de vereveningsbijdragen eenmalig rekening wordt gehouden met een bij die regeling te bepalen, voor alle zorgverzekeraars gelijk criterium;
- c.
wordt statistisch onderbouwd aan elk criterium als bedoeld in het derde lid of aan een criterium als bedoeld in onderdeel b een vereveningsbijdrage gekoppeld;
- d.
worden nadere regels omtrent de berekening van de vereveningsbijdragen gesteld en wordt geregeld hoe de op grond van het eerste lid toegekende vereveningsbijdragen door het Zorginstituut worden betaald.
5.
Het Zorginstituut stelt jaarlijks voor 15 oktober beleidsregels vast waarin wordt aangegeven op welke wijze toepassing wordt gegeven aan de in het vierde lid bedoelde regels.
6.
De toekenning, bedoeld in het eerste lid, geschiedt voor 1 november van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de vereveningsbijdrage wordt gegeven.
7.
De beleidsregels, bedoeld in het vijfde lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
8.
Onze Minister verwerkt de persoonsgegevens waaronder gegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming, die noodzakelijk zijn voor:
- a.
de bepaling van de criteria, bedoeld in het derde lid of het criterium, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, of
- b.
de statistische onderbouwing van de aan de criteria krachtens het vierde lid, onderdeel c, gekoppelde bijdragen.
9.
Onze Minister verwerkt op grond van het achtste lid slechts persoonsgegevens indien daarop pseudonimisering als bedoeld in artikel 4, onderdeel 5 van de Algemene verordening gegevensbescherming is toegepast en vervolgens onafgebroken is gecontinueerd.
10.
Artikel 21, eerste lid, tweede volzin, van de Algemene verordening gegevensbescherming, is bij de verwerking door Onze Minister niet van toepassing.