Verordening (Euratom) Nr. 300/2007 tot invoering van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-04-2007
- Bronpublicatie:
19-02-2007, PbEU 2007, L 81 (uitgifte: 22-03-2007, regelingnummer: 300/2007)
- Inwerkingtreding
11-04-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-02-2007, PbEU 2007, L 81 (uitgifte: 22-03-2007, regelingnummer: 300/2007)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van de Raad van 19 februari 2007 tot invoering van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 203,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement(1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Europese Gemeenschap verleent veel economische, financiële, technische, humanitaire en macro-economische hulp aan derde landen. Om de buitenlandse hulp van de Europese Gemeenschap doelmatiger te maken, is een nieuw kader ontworpen voor de planning en verlening van hulp, dat onder andere bestaat uit de volgende verordeningen: Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA)(2) voor de communautaire hulp aan kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument(3), Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 houdende instelling van een Europees instrument voor ontwikkelingssamenwerking(4), Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument(5), Verordening (EG) nr. 1889/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 houdende instelling van een financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten(6), en Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad van 21 december 2006 houdende instelling van een financieringsinstrument voor samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere hoge-inkomenslanden en -gebieden(7). De onderhavige verordening vormt een aanvullend instrument, ter ondersteuning van de inspanningen om de nucleaire veiligheid, de bescherming tegen straling en de toepassing van efficiënte en effectieve veiligheidscontroles voor kernmateriaal in derde landen te verbeteren.
- (2)
Het ongeval in Tsjernobyl in 1986 heeft duidelijk gemaakt dat nucleaire veiligheid van mondiaal belang is. Om het doel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (‘het Euratom-Verdrag’) te verwezenlijken en veiligheidsvoorwaarden te scheppen waardoor de gevaren voor het leven en de gezondheid van de bevolking worden afgewend, dient de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (‘de Gemeenschap’) de nucleaire veiligheid in derde landen te kunnen steunen.
- (3)
Bij Besluit 1999/819/Euratom van de Commissie(8) is de Gemeenschap toegetreden tot het Verdrag inzake nucleaire veiligheid van 1994, dat als een van zijn doelstellingen heeft, het bereiken en handhaven van een hoog niveau van nucleaire veiligheid over de gehele wereld. Bij Beschikking 2005/510/Euratom van de Commissie(9) is de Gemeenschap ook toegetreden tot het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval, dat als een van zijn doelstellingen heeft, het bereiken en handhaven van een hoog niveau van veiligheid over de gehele wereld op het gebied van het beheer van bestraalde splijtstof en radioactief afval. De twee verdragen streven deze doelstellingen na door middel van de verbetering van de nationale maatregelen en de internationale samenwerking, waaronder, indien van toepassing, technische samenwerking met betrekking tot veiligheid.
- (4)
De Gemeenschap heeft reeds, overeenkomstig hoofdstuk 10 van het Euratom-Verdrag, een nauwe samenwerking met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), zowel op het gebied van de nucleaire veiligheidscontrole (ter bevordering van de doelstellingen van hoofdstuk 7 van titel II van het Euratom-Verdrag), als op het gebied van de nucleaire veiligheid.
- (5)
Het is in het bijzonder van belang voor de Gemeenschap om haar inspanningen ter ondersteuning van effectieve veiligheidscontroles van kernmateriaal in derde landen voort te zetten, voortbouwend op haar eigen veiligheidscontrolewerkzaamheden binnen de Europese Unie.
- (6)
Het is in het bijzonder van belang voort te bouwen op de ervaring die al is opgedaan in het kader van de Tacis- en Phare-programma's, onder meer door het werk van de bevoegde groepen deskundigen, met name inzake de civiele aansprakelijkheid op nucleair gebied.
- (7)
Om de doelstellingen van deze verordening te ondersteunen, moeten begeleidende maatregelen gefinancierd worden, waaronder opleiding, onderzoek en steun voor de uitvoering van internationale overeenkomsten en verdragen. Het is wenselijk dat acties op grond van die overeenkomsten en verdragen worden gecoördineerd met communautaire acties.
- (8)
Naast de internationale overeenkomsten en verdragen hebben sommige lidstaten bilaterale overeenkomsten inzake het verlenen van technische bijstand gesloten.
- (9)
De Raad heeft in zijn resolutie van 18 juni 1992 betreffende technologische vraagstukken in verband met de veiligheid van kerninstallaties ‘het bijzondere belang onderstreept dat hij hecht aan de nucleaire veiligheid in Europa, en derhalve de lidstaten en de Commissie verzocht om als essentiële en prioritaire doelstelling van de communautaire samenwerking in de sector kernenergie, inzonderheid met de andere Europese landen, met name die van Midden- en Oost-Europa en de republieken van de voormalige Sovjet-Unie, aan te merken dat de veiligheid in de nucleaire installaties van die landen wordt opgetrokken tot een niveau dat gelijkwaardig is met het in de Gemeenschap bestaande niveau, en dat de toepassing van de al op communautair niveau erkende veiligheidscriteria en -eisen wordt vergemakkelijkt’; financiële hulp dient te worden verleend indachtig deze doelstellingen, ook voor bestaande installaties die nog niet in werking zijn.
- (10)
In het Verdrag inzake nucleaire veiligheid wordt onder ‘vergunning’ verstaan een door het regulerend lichaam aan de aanvrager verleende machtiging, op grond waarvan deze de verantwoordelijkheid draagt voor de keuze van de vestigingsplaats, het ontwerp, de bouw, de inbedrijfstelling, de bedrijfsvoering of de buitenbedrijfstelling van een kerninstallatie.
- (11)
Bij het verlenen van hulp voor de betrokken kerninstallatie geschiedt zulks om met de hulp een maximaal effect te kunnen sorteren, zonder evenwel af te wijken van het beginsel dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de installatie berust bij de exploitant en bij de staat die rechtsmacht over de installatie heeft.
- (12)
In de richtsnoeren voor de versterking van de operationele samenwerking op het gebied van ontwikkelingssamenwerking van 2001 wordt benadrukt dat de buitenlandse hulp van de EU beter op elkaar afgestemd moet worden.
- (13)
Voor de aanneming van de voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dient de Commissie te worden bijgestaan door een comité.
- (14)
Deze verordening komt in de plaats van Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad van 29 december 1999 betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië(10), Besluit 98/381/EG, Euratom van de Raad van 5 juni 1998 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl(11) en Besluit 2001/824/EG, Euratom van de Raad van 16 november 2001 betreffende een tweede financiële bijdrage van de Europese Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl(12); deze instrumenten dienen derhalve te worden ingetrokken.
- (15)
Deze verordening voorziet in financiële hulp ter ondersteuning van de doelstellingen van het Verdrag, en laat de respectieve bevoegdheden van de Gemeenschap en de lidstaten op de betrokken gebieden, met name op het gebied van de nucleaire veiligheidscontroles, onverlet.
- (16)
Een financieel referentiebedrag in de zin van punt 38 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(13), is voor de volledige duur van dit instrument in deze verordening opgenomen, zulks evenwel onverminderd de bevoegdheden van de Begrotingsautoriteit zoals deze door het Euratom-Verdrag zijn vastgesteld.
- (17)
Het Euratom-Verdrag voorziet voor de goedkeuring van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 203.
- (18)
Teneinde de doeltreffende uitvoering van het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid te verzekeren, is deze verordening van toepassing met ingang van 1 januari 2007,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies uitgebracht op 14 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.
PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.
PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41.
PB L 327 van 24.11.2006, blz. 1.
PB L 386 van 29.12.2006, blz. 1.
PB L 405 van 30.12.2006, blz. 41. Verordening gerectificeerd in PB L 29 van 3.2.2007, blz. 16.
PB L 318 van 11.12.1999, blz. 20. Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/491/Euratom (PB L 172 van 6.5.2004, blz. 7).
PB L 185 van 16.7.2005, blz. 33.
PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1. Verordening vervangen door Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1).
PB L 171 van 17.6.1998, blz. 31.
PB L 308 van 27.11.2001, blz. 25.
PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.