Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 211 [Rechtsstoornis]
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2003
- Redactionele toelichting
In het Staatsblad wordt de zinsnede 'artikel 2.9.5' ingevoegd i.p.v. 'artikel 212'. Bij de Tekstplaatsing van 14-12-2001, Stb. 623 is art. 2.9.5 vernummerd tot art. 212.
- Bronpublicatie:
22-05-2003, Stb. 2003, 218 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken: 28064)
21-11-2002, Stb. 2002, 587 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 26089)
- Inwerkingtreding
01-08-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-2003, Stb. 2003, 230 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
02-06-2003, Stb. 2003, 230 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Verplichtingen huurder en verhuurder
1.
Wanneer tegen de huurder door een derde een vordering wordt ingesteld tot uitwinning of tot verlening van een recht waarmee de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, ingevolge die overeenkomst niet belast had mogen zijn, is de verhuurder na kennisgeving daarvan door de huurder gehouden in het geding te komen ten einde de belangen van de huurder te verdedigen.
2.
De verhuurder moet aan de huurder alle door deze vordering ontstane kosten vergoeden, doch, als de kennisgeving niet onverwijld is geschied, alleen de na de kennisgeving ontstane kosten.
3.
Wanneer tegen de onderhuurder een vordering betreffende het ondergehuurde wordt ingesteld door de hoofdverhuurder, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing op de onderverhuurder. Voor de toepassing van artikel 212 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt deze vordering gelijkgesteld aan een vordering tot uitwinning.