NJ 1964/419
O. v. J. ontvankelijk in vervolging na mededeling, dat de zaak werd geseponeerd.
HR 02-06-1964, ECLI:NL:HR:1964:18, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 juni 1964
- Magistraten
Mrs. Feber, Westerouen van Meeteren [Rapp.], Kazemier, Loeff, de Meijere
- Zaaknummer
[02061964/NJ_1964-419]
- Conclusie
Mr. s'Jacob
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS140310:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1964:18, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑06‑1964
- Wetingang
Essentie
O. v. J. ontvankelijk in vervolging na mededeling, dat de zaak werd geseponeerd.
Samenvatting
Afgezien van de te dezen niet toepasselijke artt. 243, 244, 245, 246, 247, 253 en 255 Sv. — behelst de wet geen regeling van de rechtsgevolgen, verbonden aan een door den O. v. J. tot den verd. gerichte mededeling dat door hem de zaak werd afgedaan door „sepôt", met andere woorden door hem, Officier, niet zal worden vervolgd. Het behoort niet tot de bevoegdheid van den rechter uitbreiding te geven aan de gevallen, waarin de wet aan een kennisgeving van den Officier omtrent niet-vervolging het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.