De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2011051451 d.d. 6 februari 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 627 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
Rb. Limburg, 08-12-2014, nr. 03/700078-14
ECLI:NL:RBLIM:2014:10581
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
08-12-2014
- Zaaknummer
03/700078-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2014:10581, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 08‑12‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 08‑12‑2014
Inhoudsindicatie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte tot twee maal toe huurauto’s van autoverhuurbedrijven heeft gehuurd en deze niet meer heeft teruggebracht en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan verduistering van deze huurauto’s. Daarnaast heeft verdachte zich in totaal 10 keer schuldig gemaakt aan oplichting door zich voor te doen als directeur/compagnon van een uitvaarbedrijf dan wel als een medewerker van dit bedrijf. Ook heeft verdachte gebruik gemaakt van - naar later bleek - vervalste betalingsoverzichten. Verdachte wordt, gelet op zijn geraffineerde handelwijze en de bij de slachtoffers veroorzaakte schade, veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast worden een (aantal) vordering van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) toegewezen.
Partij(en)
RECHTBANK Limburg
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700078-14
Datum uitspraak : 8 december 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 november 2014. Op deze zitting heeft de rechtbank gehoord de officier van justitie en de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. J. de Bruin, advocaat te Maastricht. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
2. De tenlastelegging
De - ter terechtzitting gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 : een of meer auto’s van [benadeelde partij] heeft verduisterd dan wel [benadeelde partij] heeft
opgelicht.
Feit 2 : [benadeelde partij 2] heeft opgelicht dan wel opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een vals of vervalst geschrift.
Feit 3 : [benadeelde partij 5] heeft opgelicht dan wel goederen heeft gekocht met de bedoeling
daarvoor niet te betalen (flessentrekkerij).
Feit 4 : samen met (een) ander(en) dan wel alleen [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7]
, [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9] heeft opgelicht.
Feit 5 : [benadeelde partij 10] heeft belaagd.
Feit 6 : [benadeelde partij 11] heeft opgelicht.
Feit 7 : [benadeelde partij 12] heeft opgelicht dan wel goederen heeft gekocht met de
bedoeling daarvoor niet te betalen (flessentrekkerij).
Feit 8 : samen met (een) ander(en) dan wel alleen een auto van Ford [benadeelde partij 13] heeft
verduisterd dan wel Ford [benadeelde partij 13] heeft opgelicht.
Feit 9 : [benadeelde partij 14] heeft opgelicht.
Feit 10 : [benadeelde partij 15] heeft opgelicht.
Feit 11 : Automobielcentrale [benadeelde partij 16] heeft opgelicht.
Feit 12 : opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift.
Feit 13 : [naam bedrijf 4] en Brillen [benadeelde partij 17] heeft opgelicht dan wel goederen heeft gekocht met de
bedoeling daarvoor niet te betalen (flessentrekkerij).
3. De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de aangifte en de daarbij gevoegde huurovereenkomsten en de e-mailcorrespondentie tussen [benadeelde partij] en het e-mailadres [email 1], waaruit blijkt dat de auto’s aan Uitvaart Zorg Limburg - een niet bestaand bedrijf - zijn verhuurd. Verdachte heeft dus een valse hoedanigheid aangenomen bij het huren van deze auto’s.
Ten aanzien van feit 2:
De primair ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 2] kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Immers blijkt uit de aangifte van [benadeelde partij 2] dat dit bedrijf tot afgifte van een gsm werd bewogen doordat verdachte een - naar later bleek vervalst - betalingsoverzicht heeft overgelegd.
Ten aanzien van feit 3:
Eveneens acht de officier van justitie de primair ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 5] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de aangifte en het daarbij gevoegde - naar later bleek vervalste - betalingsoverzicht dat tot bewijs van betaling zou moeten dienen. Later bleek dat er niet was betaald.
Ten aanzien van feit 4:
De officier van justitie acht de ten laste gelegde oplichting wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangiftes van [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7], [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9]. Hieruit kan onder meer afgeleid kan worden dat verdachte zich voordoet als [naam], directeur van het niet-actieve bedrijf [naam bedrijf], die kamers wil reserveren.
Ten aanzien van feit 5:
Op basis van de aangifte van [benadeelde partij 10] en het daarbij gevoegde overzicht met sms-berichten dat verdachte aan haar heeft verzonden, acht de officier van justitie de ten laste gelegde belaging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 6:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde partij 11] voor een bedrag van € 11.250,00 heeft opgelicht. Hiertoe heeft hij verwezen naar de aangifte van [benadeelde partij 11] en het aanvullend proces-verbaal, waaruit blijkt dat [benadeelde partij 11] in totaal € 11.250,00 heeft overgeboekt op de bankrekening van verdachte ten behoeve van het niet-actieve bedrijf [naam bedrijf].
Ten aanzien van feit 7:
De officier van justitie verwijst ten aanzien van het primair ten laste gelegde naar de aangifte van [benadeelde partij 12] en de daarbij gevoegde aanmaningen. Uit de aangifte blijkt dat een aantal uitvaartkisten werden besteld op naam van het niet bestaande bedrijf Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] Verdachte heeft dus een valse hoedanigheid aangenomen bij het bestellen van deze grafkisten.
Ten aanzien van feit 8:
Eveneens acht de officier van justitie de primair ten laste gelegde oplichting wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe verwijst hij naar de aangifte, waaruit blijkt dat de auto werd gehuurd op naam van [naam] van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2]
Ten aanzien van feit 9:
Op basis van de aangifte van [benadeelde partij 14], de e-mailcorrespondentie over de transactie en het betalingsbewijs waaruit blijkt dat [benadeelde partij 14] € 400,00 op de bankrekening van [naam verdachte] heeft overgemaakt, acht de officier van justitie de ten laste gelegde oplichting wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 10:
De officier van justitie verwijst ten aanzien van feit 10 naar de aangifte van [benadeelde partij 15] en de zich in het dossier bevindende factuur voor het huren van kleding van [benadeelde partij 15]. Gelet daarop, acht hij de ten laste gelegde oplichting wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 11:
Ook de ten laste gelegde oplichting van Automobielcentrale [benadeelde partij 16] acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van Automobielcentrale [benadeelde partij 16] en de aangifte van [naam bedrijf 3]. Hieruit blijkt dat verdachte namens [naam bedrijf 3] onbevoegd een auto heeft laten repareren bij [benadeelde partij 16].
Ten aanzien van feit 12:
Op basis van de aangifte van [naam benadeelde partij 3] acht de officier van justitie het ten laste gelegde gebruik van een valse loonberekening wettig en overtuigend bewezen. Uit deze aangifte blijkt immers dat verdachte bij de aanvraag van een doorlopend krediet een loonberekening van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] heeft overgelegd, terwijl uit een uittreksel uit het handelsregister blijkt dat deze onderneming op dat moment al was opgeheven.
Ten aanzien van feit 13:
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde oplichting van [naam bedrijf 4] vof en Brillen [benadeelde partij 17] eveneens wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de aangiftes van beide winkels, waaruit blijkt dat verdachte een naar later bleek vervalst betalingsoverzicht heeft overgelegd, waarna hij de brillen in ontvangst heeft genomen.
Ten aanzien van de onder 2 tot en met 4, 6 en 7, 9 tot en met 11 en 13 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie verder gewezen op het feit dat bij de oplichtingen steeds sprake is van een soortgelijke modus operandi. Immers wordt vrijwel steeds gebruik gemaakt van - naar later bleek - vervalste betalingsoverzichten en geeft verdachte zich vaker uit voor [naam], directeur van het niet bestaande bedrijf Uitvaarzorg [naam bedrijf 2] Gelet hierop kan volgens de officier van justitie bij de bewijsconstructie gebruik worden gemaakt van zogeheten schakelbewijs.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de bewijsconstructie geen gebruik kan worden gemaakt van zogeheten schakelbewijs. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat schakelbewijs alleen mag worden gebruikt als sprake is van een uniek gedragspatroon dat kenmerkend is voor verdachte. Van een dergelijke handelwijze is in deze zaak geen sprake.
Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de onder de feiten 3, 4, 7 en 13 subsidiair ten laste gelegde flessentrekkerij. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat op basis van de tenlastelegging slechts kan worden vastgesteld dat verdachte zeven keer in drie jaar tijd goederen kocht zonder deze te betalen. Dat is onvoldoende frequent om van een gewoonte te spreken.
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde verduistering aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Anders dan de officier van justitie acht hij de subsidiair ten laste gelegde oplichting niet wettig en overtuigend bewezen, omdat Uitvaartzorg [naam bedrijf 2]-UZL (Uitvaartzorg Limburg) ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst wel degelijk bestond en er dus geen sprake is van een valse hoedanigheid.
Ten aanzien van feit 2:
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde oplichting te komen. Het bewijs bestaat immers slechts uit de aangifte van [benadeelde partij 5]. Evenmin kan de subsidiair ten laste gelegde flessentrekkerij bewezen worden verklaard, omdat er geen sprake is van een gewoonte.
Ten aanzien van feit 4:
De ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 6] kan volgens de raadsman niet bewezen worden verklaard, omdat er geen sprake is van een causaal verband tussen het gebruik van de valse naam [naam] en de afgifte van (een) hotelovernachting(en). Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Evenmin kan bewezen worden dat verdachte [benadeelde partij 7] heeft opgelicht. Uit de aangifte blijkt namelijk dat de naam [naam] pas genoemd werd na het aangaan van de overeenkomst. Uitlatingen gedaan na het moment van afnemen van de dienst moeten conform het arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage
d.d. 29 augustus 2013 buiten beschouwing blijven bij de bewezenverklaring. Het zich enkel voordoen als bonafide hotelgast is onvoldoende om oplichting aan te nemen. Nu verdachte geen goederen heeft afgenomen bij de bed en breakfast moet hij ook worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde flessentrekkerij. Verdachte moet, wegens gebrek aan voldoende wettig bewijs, ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 8]. Het bewijs bestaat immers slechts uit de aangifte en een e-mail van verdachte. Evenmin blijkt uit het dossier dat er sprake is van een vervalst bankafschrift. Hetzelfde geldt voor de oplichting van [benadeelde partij 9]: verdachte moet ook voor dit feit bij gebrek aan wettig overtuigend bewijs worden vrijgesproken, nu het bewijs slechts uit de aangifte bestaat.
Ten aanzien van feit 5:
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van feit 6:
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde feit bepleit, omdat er volgens hem geen sprake is van een oplichtingsmiddel dat tot afgifte van geld heeft geleid. Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte een aantal keren dezelfde leugen tegen [benadeelde partij 11] heeft verteld. Dat levert volgens de raadsman echter, mede gelet op de relatie tussen [benadeelde partij 11] en verdachte, geen samenweefsel van verdichtsels op.
Ten aanzien van feit 7:
Volgens de raadsman kan uit het feit dat verdachte namens Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] uitvaartkisten bij [benadeelde partij 12] heeft besteld, worden afgeleid dat verdachte van plan was bedrijfsactiviteiten te ontplooien. Er kan dan ook niet van een valse hoedanigheid worden gesproken. Evenmin kan de subsidiair ten laste gelegde flessentrekkerij bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 8:
Evenmin kan volgens de raadsman de onder feit 8 ten laste gelegde oplichting van Ford [benadeelde partij 13] wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Verdachte moet daar dan ook van worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat het zich enkel voordoen als een bonafide huurder geen oplichting oplevert, terwijl er geen sprake is van een causaal verband tussen het gebruikte oplichtingsmiddel en de afgifte van een auto.
Ten aanzien van feit 9:
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder feit 9 ten laste heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van feit 10:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 15]. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het zich enkel voordoen als een bonafide huurder geen oplichting oplevert, terwijl er geen bewijs is dat verdachte bij het huren van de kleding een (vervalst) bankafschrift heeft getoond.
Ten aanzien van feit 11:
Ook van de onder feit 11 ten laste gelegde oplichting van Automobielcentrale [benadeelde partij 16] moet verdachte volgens de raadsman worden vrijgesproken. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte niet bevoegd was om rechtshandelingen aan te gaan namens [naam bedrijf 3], zodat er geen sprake was van een valse hoedanigheid.
Ten aanzien van feit 12 en feit 13:
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van de onder 12 en 13 ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank1.Ten aanzien van feit 1:
[K.O.] deed op 4 mei 2011 mede namens [benadeelde partij] aangifte van verduistering. Zij verklaarde dat een man die opgaf te zijn [naam verdachte] , verdachte, op 16 december 2010 in Maastricht een Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 1] huurde. Verdachte had deze auto niet meer teruggebracht, evenmin had hij de huur betaald. Op 3 februari 2011 heeft verdachte een witte Seat Ibiza met het kenteken [kenteken 1] gehuurd. Ook deze auto had hij niet teruggebracht, de huur was ook niet betaald.2.
Op 6 mei 2011 ontving de politie een melding dat de Seat Ibiza met het hiervoor weergegeven kenteken op een parkeerplaats ter hoogte van het adres [adres] te Maastricht was aangetroffen. Door de politie werd vervolgens een onderzoek ingesteld in de auto waarbij bleek dat de Seat tot aan de nok toe volgeladen was met goederen, waaronder ongeopende enveloppen geadresseerd aan [naam verdachte] , [adres] te Maastricht.3.
Op 8 mei 2011 zag de politie de Volkswagen Polo met het hiervoor weergegeven kenteken over de Fregatweg te Maastricht rijden. De politie heeft vervolgens de bestuurder van deze auto, [T.O.], aangehouden.4.Deze verklaarde dat hij de auto al vanaf december 2010 in gebruik had en dat hij [naam verdachte] elke woensdag of vrijdag ongeveer € 225,00 voor de onkosten betaalde. [naam verdachte] zou zelf ook in een witte Seat huurauto rijden.5.
Uit deze bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op respectievelijk
16 december 2010 en 3 februari 2011 een Volkswagen Polo en een Seat Ibiza heeft gehuurd en deze niet heeft geretourneerd. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde verduistering van beide auto’s wettig en overtuigend bewezen. Immers heeft verdachte deze auto’s gehuurd en na het verstrijken van de overeengekomen huurtermijn niet teruggebracht. Uit de verklaring van de bestuurder van de Volkswagen Polo, [T.O.], leidt de rechtbank af dat verdachte als heer en meester over deze auto beschikte. Hij heeft de auto immers aan [T.O.] (weder)verhuurd. Voorts leidt de rechtbank uit de verklaring van [T.O.], in onderlinge samenhang bekeken met het aantreffen van de witte Seat, volgeladen met goederen inclusief post die voor verdachte bestemd was, af dat verdachte na het verstrijken van de huurtermijn de Seat Ibiza voor zichzelf is gaan houden en als heer en meester over de Seat Ibiza beschikte.
Ten aanzien van feit 2:
Vast staat dat [G.M.] op 13 mei 2011 aangifte van poging tot oplichting deed. Hij verklaarde dat [naam verdachte] op 22 december 2010 via de website van zijn bedrijf, [benadeelde partij 2], een telefoon bestelde. Diezelfde dag is [naam verdachte] naar zijn bedrijf gekomen om de telefoon af te halen en liet toen een betalingsoverzicht zien waaruit bleek dat een bedrag van € 449,95 was overgeboekt. [G.M.] heeft [naam verdachte] vervolgens een Apple Iphone 4 meegegeven; [naam verdachte] zou diezelfde avond het restant bedrag van € 400,05 komen langsbrengen. Op 25 december 2010 zag [G.M.] dat het betalingsoverzicht vervalst was, hij kon namelijk zelf de bedragen op dit betalingsoverzicht veranderen. Ook het resterende bedrag van € 400,05 werd nooit betaald.
Primair is de oplichting van [benadeelde partij 2] in of omstreeks het tijdvak van 7 februari 2011 tot en met 18 februari 2011 ten laste gelegd, subsidiair is het gebruikmaken van een vals of vervals geschrift in diezelfde periode ten laste gelegd. Nu uit de aangifte blijkt dat [G.M.] op 22 december 2010 en dus niet in het ten laste gelegde tijdvak, de telefoon aan verdachte heeft afgegeven, nadat deze een - naar later bleek - vervalst betalingsoverzicht had laten zien, kan het ten laste gelegde niet worden bewezen en moet verdachte daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5:
S.E.B.M. [benadeelde partij 10] deed op 21 maart 2012 klacht van belaging. Zij verklaarde dat zij verdachte na het overlijden van haar vriend in 2010 had leren kennen en een relatie met hem kreeg. In januari 2012 heeft zij de relatie met verdachte beëindigd en is vervolgens bij haar moeder in Geulle gaan wonen. Verdachte belde [benadeelde partij 10] vanaf 16 januari 2012 zeer frequent en stuurde haar honderden sms-berichten en e-mails. De laatste 3 weken voordat [benadeelde partij 10] aangifte deed, reageerde zij niet meer op de sms- en e-mailberichten die verdachte haar stuurde, ook heeft zij de telefoon niet meer opgenomen als verdachte belde. [benadeelde partij 10] ontving daarna nog steeds sms-berichten en telefoontjes van verdachte dat hij haar wil spreken.6.
[benadeelde partij 10] heeft een overzicht van e-mailberichten en Whatsapp-berichten overgelegd.7.Daaruit blijkt dat [benadeelde partij 10] op 8 februari 2012 een Whatsapp-bericht aan verdachte heeft verzonden met de tekst: “Waarom de moeite nemen om langs te komen, ik bespreek niks over jeff, alleen met jeff zelf. Dat respect heb ik. Ik had al verwacht dat niemand op zou pakken. Laat mij verder met rust, bedankt.”8.Verdachte heeft [benadeelde partij 10] daarna meerdere Whatsapp-berichten gestuurd, waarin hij vroeg om contact met haar.9.
Uit deze bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte, nadat [benadeelde partij 10] uitdrukkelijk had aangegeven dat zij met rust gelaten wilde worden, [benadeelde partij 10] zeer frequent sms-berichten en e-mails stuurde en haar heel vaak belde. De ten laste gelegde belaging van [benadeelde partij 10] acht de rechtbank daarom bewezen.
Ten aanzien van feit 6:
V.G. [benadeelde partij 11], wonende te Geulle, verklaarde dat verdachte in 2011 voorstelde om samen met haar dochter, [benadeelde partij 10], een bedrijf te beginnen. Verdachte wilde uitvaartkisten laten bedrukken met foto’s of tekeningen. [benadeelde partij 10] zou deze kisten ontwerpen. Verdachte vertelde dat vrienden in zijn bedrijf hadden geïnvesteerd. [benadeelde partij 11] besloot verdachte geld te lenen voor het opstarten van het bedrijf. Dit geld was onder meer bedoeld voor het uitkopen van investeerders, het betalen van juridische kosten en het betalen van rekeningen voor drukwerk en het opzetten van een website. Verdachte beloofde [benadeelde partij 11] het
geleende geld terug te betalen, maar zij heeft nooit geld van hem gekregen.10.
[benadeelde partij 10] verklaarde dat het bedrijf dat zij samen met verdachte wilde opstarten Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] was genaamd en dat het idee om uitvaartkisten te laten bedrukken met foto’s of tekeningen [naam bedrijf] werd genaamd.11.
Uit een transactieoverzicht dat van de rekening van verdachte is gemaakt, blijkt dat [benadeelde partij 11] in de periode van 26 augustus 2011 tot en met 3 oktober 2011 onder vermelding van [naam bedrijf] in totaal € 11.250,00 heeft overgeschreven op de rekening van verdachte. Uit het transactieoverzicht kan niet worden afgeleid dat verdachte ten behoeve van [naam bedrijf] uitgaven heeft gedaan voor octrooien of patenten of andere bedrijfsgerelateerde uitgaven.12.
De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen af dat [benadeelde partij 11] in de periode van 26 augustus 2011 tot en met 3 oktober 2011 een bedrag van in totaal € 11.250,00 heeft overgeschreven op de bankrekening van verdachte. Dat geld was bedoeld voor de oprichting en de daarmee samenhangende kosten van het bedrijf dat verdachte samen met haar dochter zou opstarten, Uitvaartzorg [naam bedrijf 2]. Uit het transactieoverzicht blijkt dat verdachte dit geld nooit heeft gebruikt voor dit doeleinde. De rechtbank acht de ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 11] dan ook bewezen.
Ten aanzien van feit 8:
[H.S. 1] deed op 26 april 2012 mede namens Ford [benadeelde partij 13] aangifte. Hij verklaarde dat hij op 2 maart 2012 een e-mail kreeg met het verzoek een auto te huren. Later die dag heeft de heer [T.H.] de betreffende auto, een Ford Focus met het kenteken [naam kenteken] bij het filiaal van [benadeelde partij 13] in Maastricht afgehaald. De huur van de auto is niet betaald, evenmin is de auto na de overeengekomen termijn geretourneerd aan Ford [benadeelde partij 13].13.
[T.H.], degene die de Ford Focus met het hiervoor genoemde kenteken bij Ford [benadeelde partij 13] heeft opgehaald, verklaarde dat hij dit in opdracht van verdachte deed. Verdachte had hem gevraagd mee te gaan naar het garagebedrijf. Bij het garagebedrijf zei verdachte dat hij zijn rijbewijs niet bij zich had en vroeg toen aan [T.H.] of hij zijn rijbewijs wilde tonen aan de baliemedewerker. Hij zag verdachte nog wel eens in de auto rijden.14.
De rechtbank acht de onder feit 8 primair ten laste gelegde verduistering van een auto van Ford [benadeelde partij 13] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een Ford Focus bij Ford [benadeelde partij 13] heeft gehuurd en deze na het verstrijken van de huurtermijn niet heeft teruggebracht. Voorts leidt de rechtbank uit de verklaring van [T.H.] af dat verdachte nadien als heer en meester over de auto heeft beschikt. [T.H.] zag verdachte namelijk nog wel eens in de auto rijden.
Ten aanzien van feit 9:
Vast staat dat R.M. [benadeelde partij 14] op 21 december 2012 aangifte deed van aangifte. Hij verklaarde dat op Marktplaats.nl 2 speakers werden aangeboden door [R.] [naam verdachte]. [benadeelde partij 14] kwam met deze man overeen dat hij de speakers voor € 400,00 zou kopen. Op aandringen van de verkoper schreef [benadeelde partij 14] het aankoopbedrag over op diens rekening. Afgesproken werd dat verdachte de speakers naar [benadeelde partij 14] zou brengen. Verdachte kwam echter nooit opdagen en had steeds een smoes. Zo zou hij werken voor [D.] en veel met de politie Venlo & Limburg Noord werken. Evenmin heeft verdachte het
geld dat [benadeelde partij 14] had overgeschreven terug op diens rekening overgemaakt.
Ten laste gelegd is de oplichting van [benadeelde partij 14]. Uit de aangifte blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat [benadeelde partij 14] tot afgifte van het geldbedrag van € 400,00 is bewogen door een van de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen. Bovendien wijkt de modus operandi in deze zaak af van de overige ten laste gelegde oplichtingen. Verdachte biedt in dit geval goederen aan via Marktplaats.nl die hij vervolgens niet levert, in tegenstelling tot de andere ten laste gelegde oplichtingen waarbij hij goederen afneemt en deze vervolgens niet betaalt. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder feit 9 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 11:
De rechtbank acht de onder feit 11 ten laste gelegde oplichting van Automobielcentrale [benadeelde partij 16] niet wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de aangiftes van [naam bedrijf 3] Holding B.V. en Automobielcentrale [benadeelde partij 16] onvoldoende blijkt dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een medewerker van [naam bedrijf 3] Investment Groep die namens dat bedrijf opdrachten kon geven, en dat Automobielcentrale [benadeelde partij 16] daardoor werd bewogen tot afgifte van een gerepareerde en een leenauto.
[H.F.] verklaarde namelijk in de aangifte namens Automobielcentrale [benadeelde partij 16] dat verdachte om hulp vroeg bij het repareren van zijn Jeep. Nadat [benadeelde partij 16] had aangegeven dat zij eigenlijk geen reparaties aan Jeeps uitvoerden, omdat zij Land Rover dealer zijn, vroeg [naam verdachte] om hem desalniettemin te helpen omdat hij via [naam bedrijf 3] Holding Maastricht B.V. klant was van [benadeelde partij 16] met een Range Rover. Deze mededeling van verdachte was juist. Verdachte is in het verleden geregeld uit naam van [naam bedrijf 3] Holding Maastricht met een Range Rover bij [benadeelde partij 16] geweest. Vervolgens heeft [benadeelde partij 16] de afweging gemaakt om de Jeep van verdachte toch op te halen en te repareren en een leenauto aan [naam verdachte] ter beschikking te stellen. Op 4 juli 2013 werd de leenauto teruggebracht en de gerepareerde Jeep meegenomen door verdachte. De factuur werd vervolgens door [benadeelde partij 16] geadresseerd op naam van [naam bedrijf 3] Holding. Uit de zich in het dossier bevindende aangifte blijkt naar het oordeel van de rechtbank geenszins dat [naam verdachte] de opdracht tot reparatie van de Jeep heeft gegeven (en vervolgens de leenauto heeft geleend) op of uit naam van [naam bedrijf 3] Investment Groep, noch dat de facturering op zijn aangeven op naam van [naam bedrijf 3] Holding heeft plaatsgevonden. Dat [benadeelde partij 16] in haar afweging om [naam verdachte] wel te helpen met zijn Jeep - ondanks dat zij dat normaal gesproken als Land Rover dealer niet zouden doen - kennelijk is beïnvloed door de connectie die [naam verdachte] had met - goede klant - [naam bedrijf 3] Holding, maakt dit niet anders. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde oplichting.
Ten aanzien van feit 12:
G. [naam benadeelde partij 3] deed op 22 oktober 2013 namens Intermediaire Voorschotbank B.V. aangifte. Hij verklaarde dat op 25 juni 2013 een kredietaanvraag op naam van verdachte, wonende te Maastricht, voor een doorlopend krediet van € 5.000,- werd ontvangen. Op 4 juli 2013 ontving de bank een loonberekening van Uitvaart Zorg [naam bedrijf 2], waaruit bleek dat verdachte op 1 januari 2011 in dienst was getreden van dit bedrijf en € 2.450,- netto per maand aan salaris zou ontvangen. Na nader onderzoek bleek dat verdachte in 2013 geen salaris heeft ontvangen van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] en dat Uitvaart Zorg [naam bedrijf 2] niet stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het bedrijf Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] in oprichting was op 18 januari 2012 geregistreerd en op 18 juni 2012 ambtshalve doorgehaald wegens opheffing van de onderneming.15.
Uit deze bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op 4 juli 2013 een valse loonberekening heeft overgelegd bij het aanvragen van een krediet. Het bedrijf waarvan deze beweerdelijke loonberekening zou zijn, was namelijk niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en bestond dus niet. Evenmin kan verdachte op 1 januari 2011 in dienst zijn getreden bij Uitvaartzorg [naam bedrijf 2], omdat dit bedrijf blijkens informatie van de Kamer van Koophandel pas op 18 januari 2012 en dus ná de beweerdelijke indiensttreding van verdachte werd geregistreerd.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse loonberekening om een krediet aan te vragen.
Ten aanzien van feit 3:
R. [benadeelde partij 5] deed op 22 juli 2010 aangifte van oplichting. Hij verklaarde dat een man, die zich als [naam verdachte] voorstelde, op 17 juni 2010 via e-mail reageerde op een door hem geplaatste advertentie voor een digitale mixer. Op 18 juni 2010 kreeg [benadeelde partij 5] een sms-bericht met de vraag of het geld ook overgeboekt kon worden. Ook vroeg [naam verdachte] of hij het rekeningnummer van [benadeelde partij 5] kon hebben, zodat het geld overgeboekt kon worden. Later die dag ontving [benadeelde partij 5] een e-mailbericht met een schermafdruk waarop te zien was dat J.R. [naam verdachte], verdachte, een bedrag van € 600,00 had overgeschreven naar zijn bankrekeningnummer. [benadeelde partij 5] heeft de digitale mixer vervolgens op 18 juni 2010 aan verdachte afgegeven. Op 21 juni 2010 en 23 juni 2010 stuurde verdachte e-mailberichten aan [benadeelde partij 5] met de vraag of het geld al was overgeschreven. Toen [benadeelde partij 5] aangaf dat dit niet het geval was, zei verdachte dat het geld wel van zijn bankrekening was afgeschreven en dat hij naar de bank zou gaan om het na te vragen. Ondanks meerdere beloftes van verdachte om het verschuldigde bedrag alsnog te betalen dan wel de digitale mixer te retourneren, heeft [benadeelde partij 5] geen geld ontvangen. Evenmin heeft hij de digitale mixer retour ontvangen.16.
In het dossier bevinden zich e-mailberichten van 30 juni 2010 van verdachte aan [benadeelde partij 5], inhoudende dat het geld volgens de bank is overgeschreven en de toezegging dat de mixer door een collega zal worden afgegeven bij [benadeelde partij 5] (17:21 uur) en het latere bericht van diezelfde dag (19:29 uur) van verdachte dat zijn collega het niet redt om de digitale mixer
’s avonds terug te brengen en dat hij zelf ook nog bezig is met het regelen van uitvaarten.17.
Ten aanzien van feit 4:
Op 6 maart 2012 deed [C.A.] namens [benadeelde partij 6] Hotels B.V. aangifte. Hij verklaarde dat er op 8 februari 2012 een man naar het [benadeelde partij 6] Hotel in Maastricht kwam. Deze man, die zich als [naam verdachte] voorstelde, vertelde aan de receptionist dat hij werkzaam was voor [naam bedrijf] en in het hotel wilde overnachten, omdat de leidingen in zijn woning waren bevroren en gesprongen. Op 13 februari 2012 moest verdachte uitchecken en het resterende bedrag dat hij verschuldigd was, betalen. Hij is echter vertrokken zonder dit bedrag te betalen. Vervolgens ontving [C.A.] op 14 februari 2012 een bericht van E. [naam], directeur van [naam bedrijf]/Uitvaartzorg [naam bedrijf 2], waarna [C.A.] deze man heeft gebeld. De man deelde hem mede dat hij de compagnon van verdachte was en dat hij van plan was meerdere kamers en zalen te huren van de hotelketen. [C.A.] heeft daarop een afspraak met [naam] gemaakt voor 16 februari 2012. Gaandeweg dat gesprek kwam [C.A.] erachter dat hij met verdachte en niet met [naam] sprak. Verdachte gaf aan dat hij graag nog een paar nachten in het hotel in Maastricht wilde verblijven en heeft via internet een kamer geboekt en aanbetaald. Het resterende bedrag zou hij in het hotel betalen. Op 2 maart 2012 zei verdachte tegen [C.A.] dat hij € 500,00 zou betalen en dat zijn compagnon de volgende dag het resterende bedrag zou komen betalen. Dat is echter niet gebeurd. Later hoorde [C.A.] dat verdachte het hotel op 3 maart 2012 had verlaten om een betalingsbewijs uit zijn auto te pakken waaruit zou blijken dat hij de rekening had betaald. Verdachte is toen vertrokken en niet meer teruggekomen. Op 4 en 5 maart 2012 heeft verdachte nog gebeld om te zeggen dat er betaald ging worden; er is echter nog steeds niet betaald.18.
In het dossier bevindt zich verder een e-mail van [naam verdachte] , directeur van [naam bedrijf], onderdeel van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] d.d. 29 februari 2012, waarin hij aangeeft dat zijn bedrijf op 13 en 14 april 2012 een presentatie geeft in Maastricht aan diverse uitvaartbedrijven uit het buitenland en dat zij daartoe ongeveer 30 kamers inclusief ontbijt nodig hebben voor 2 nachten.19.
[G.G. 1] deed op 19 maart 2012 aangifte. Zij verklaarde dat een man die zich als [naam verdachte] voorstelde, op 5 maart 2012 [benadeelde partij 7] te Maastricht, kwam binnenlopen. Verdachte vertelde dat de gasleiding in zijn woning was gesprongen en zocht een slaapplaats voor een paar nachten. Hij zou aanvankelijk 3 nachten blijven en later heeft hij 2 dagen erbij gevraagd. Op 8 maart 2012 vertelde verdachte tegen [G.G. 1] dat hij naar de wasserette was geweest en daar per ongeluk zijn bankpasjes had mee gewassen. Hij kon de dag erna pas betalen en vroeg of het geld ook overgeschreven kon worden. Op 10 maart 2012 was verdachte vertrokken zonder te betalen. Zij heeft vervolgens een sms-bericht gestuurd naar verdachte en kreeg vervolgens een sms-bericht terug van iemand die zich voorstelde als [naam], de compagnon van verdachte. Deze vertelde dat verdachte een hartaanval had gehad en in een ziekenhuis in België lag. Op 15 maart 2012 kreeg [G.G. 1] een sms-bericht van verdachte die zei dat hij het geld zou overboeken en dat hij het enorm druk had, omdat hij kisten moest maken voor de overleden kinderen bij het ongeluk in Zwitserland. Daarna heeft [G.G. 1] niets meer gehoord, ook is er niet betaald voor de overnachtingen.20.
In het dossier bevindt zich een e-mail van A. [naam], algemeen directeur van [naam bedrijf], onderdeel van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] d.d. 10 maart 2012 waarin [naam] schrijft dat zijn compagnon onwel is geworden tijdens het rijden en in het ziekenhuis ligt ter observatie.21.Tevens bericht [naam] op 12 maart 2012 aan de vader van aangeefster: “Wij zijn zo klaar met onze dienst, dan wordt de sleutel afgegeven, wij vonden het niet passelijk om met de rouw wagen vanmiddag bij uw dochter te stoppen.”22.Voorts wordt op 12 maart 2012 namens [naam bedrijf] aan de vader van aangeefster bericht dat het geld op 11 maart 2012 was overgemaakt.23.
[H.S. 2] heeft op 28 maart 2011 namens [benadeelde partij 8] aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde dat hij op 19 maart 2011 hoorde dat [naam verdachte] in het hotel wilde verblijven, omdat de CV-ketel in zijn woning kapot was gegaan. Hij kon slechts geld storten op het bankrekeningnummer van het hotel. [H.S. 2] zei vervolgens tegen [naam verdachte] dat hij een bedrag van € 500,00 moest overschrijven en een betalingsbewijs moest mailen. Later op de avond ontving [H.S. 2] dit betalingsbewijs en verdachte heeft op 19 maart 2011 ingecheckt. Op 25 maart 2011 liep verdachte naar de nachtportier en vertelde deze dat zijn vader ziek was en dat hij de rekening op 25 maart 2011 zou komen betalen. Verdachte is de rekening niet komen betalen en later bleek dat hij ook geen geld had overgeboekt op de rekening van het hotel.24.In het dossier bevindt zich een e-mail
d.d. 19 maart 2011 van [naam verdachte] aan [H.S. 2], waarin hij het betalingsbewijs toezendt. Naar aanleiding van dit betalingsbewijs is de gemaakte reservering door aangever akkoord bevonden.25.
[J.M.] heeft op 27 maart 2012 aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij op 15 maart 2012 een e-mail ontving van een persoon die zich als [naam] voorstelde en het
e-mailadres [email 2] gebruikte. Deze persoon deelde mede dat hij de doodskisten voor de slachtoffers van het busongeluk in Zwitserland wilde gaan verzorgen en een hotelkamer in [benadeelde partij 9] in Maastricht wilde reserveren voor een vertegenwoordiger uit Groningen. Ook wilde hij een kamer voor 18, 19 en 20 maart 2012 reserveren. Het verschuldigde bedrag zou [naam] door zijn secretaresse laten overmaken. Op 16 maart 2012 heeft [J.M.] contact gehad met [naam]. Deze deelde mede dat hij in de kamer had overnacht, maar dat de kamer niet in orde was. Na navraag bij de bank bleek dat de rekening nog niet voldaan was. Later hoorde [J.M.] dat de persoon die in zijn hotel had overnacht [naam verdachte] zou heten.26.
Ten aanzien van feit 7:
[T.E.], mede-eigenaar van het bedrijf [benadeelde partij 12], deed op
29 maart 2012 namens [benadeelde partij 12], gevestigd te Sevenum, aangifte van oplichting. Hij verklaarde dat verdachte namens Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] in totaal 4 uitvaartkisten bij hem bestelde die hij vervolgens bij verdachte heeft afgeleverd. Het verschuldigde bedrag voor deze kisten, € 1.849,86, is nooit betaald.27.De factuurdata zijn 30 september 2011, 14 oktober 2011, 21 oktober 2011 en 11 november 2011.28.Bij de aangifte is e-mailcorrespondentie tussen [T.E.] en verdachte opgenomen. Op 17 januari 2012 stuurde verdachte, die zich uitgaf als directeur van [naam bedrijf]/Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] een e-mail naar [benadeelde partij 12] waarin hij aangaf een afspraak te willen maken om de betaling te regelen en dat zij vanaf de maandag daaropvolgend zouden gaan adverteren in de media.29.Op 28 maart 2012 stuurde verdachte een e-mail naar [benadeelde partij 12] met de mededeling dat hij vrijdag pas langs kon komen, omdat hij was geopereerd.30.
Ten aanzien van feit 10:
[D.B.] heeft op 21 juni 2013 namens [benadeelde partij 15] aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde dat verdachte op 31 mei 2013 in het bijzijn van zijn dochter en haar partner in zijn winkel, [benadeelde partij 15] te Maastricht, verscheen. Zij wilden smokings huren en jurken kopen. Bij het ophalen van de kleding op 1 juni 2013 liet verdachte via zijn mobiele telefoon een betalingsoverzicht zien, waarop te zien was dat het verschuldigde bedrag op de bankrekening van [benadeelde partij 15] was overgeschreven. Diezelfde dag heeft verdachte nog een paar schoenen bij [benadeelde partij 15] gekocht. Verdachte zou de gehuurde kleding op 4 juni 2013 retourneren. Toen verdachte de kleding aan het einde van de dag nog niet had teruggebracht, belde [D.B.] hem op, waarna verdachte zei dat hij de gehuurde kleding op 6 juni 2013 zou retourneren en het openstaande bedrag zou betalen, omdat de digitale overboeking niet was gelukt. Ondanks meerdere beloftes van verdachte werd de kleding niet geretourneerd, evenmin werd het openstaande bedrag betaald.31.
Ten aanzien van feit 13:
[J.D.] heeft op 12 december 2013 namens [naam bedrijf 4] vof aangifte gedaan. Hij verklaarde dat verdachte op 28 november 2013 brillen bestelde en later belde of hij het geld kon overmaken. Hij stuurde vervolgens een e-mail waarin hij een bankafschrift toonde waaruit bleek dat het verschuldigde bedrag was overgeschreven op de bankrekening van [naam bedrijf 4] vof. Op 6 december 2013 is verdachte de brillen komen halen. Later bleek dat het bedrag nooit op de rekening is gestort. Toen Duijkers verdachte belde, zei deze dat hij het ging nakijken. Duijkers heeft nooit meer iets van hem gehoord.32.In het dossier bevindt zich voorts een rekeningafschrift van de [T.] bank ten name van rekeninghouder [naam verdachte], waarmee verdachte kennelijk heeft willen aantonen dat op 6 december 2013 een bedrag van € 1.035,00 was overgeboekt ten name van [naam bedrijf 4] Maastricht.33.
[H.L.] heeft op 10 december 2013 namens Brillen [benadeelde partij 17] B.V. aangifte gedaan. Hij verklaarde dat verdachte op 29 november 2013 belde met de vraag of hij de door hem bestelde bril kon komen ophalen. Het openstaande bedrag zou hij hebben overgemaakt op de bankrekening van Oogwereld [benadeelde partij 17]. Hij wilde dit bewijzen door een bankafschrift te tonen. Diezelfde dag is verdachte de bril komen halen. Later bleek dat het verschuldigde bedrag niet was overgeboekt op de bankrekening. Op 4 december 2013 gaf verdachte tijdens een telefonisch contact aan dat hij in het ziekenhuis had gelegen en niet kon begrijpen dat het geld nog niet was overgemaakt, omdat hij genoeg saldo op zijn rekening had. Hij zou het bij de bank gaan navragen. Later die dag vertelde verdachte dat het geld inderdaad niet was overgeboekt en dat hij het bedrag op 7 december 2013 zou komen betalen. Verdachte kwam echter niet opdagen. Op 9 december 2013 beloofde verdachte dat hij de dag erna zou komen betalen. Op 10 december 2013 belde hij echter dat hij niet kon komen, omdat hij in het ziekenhuis lag.34.In het dossier bevindt zich voorts een rekeningafschrift van de [T.] bank ten name van rekeninghouder [naam verdachte], waarmee verdachte kennelijk heeft willen aantonen dat op 29 november 2013 een bedrag van € 1.403,00 was overgeboekt ten name van [benadeelde partij 17] Maastricht.35.
Algemene overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de feiten 3, 4, 7, 10 en 13 met betrekking tot de modus operandi:
In het dossier zijn 19 zaken opgenomen ter zake van oplichting, gepleegd in de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013, waarvan 17 zaken in de tenlastelegging zijn opgenomen.
De betrokken aangevers hebben, zoals uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen valt af te leiden, verklaard dat zij voorafgaand aan de afgifte van goederen:
- -
a) werden benaderd door een persoon die zich veelal als [naam verdachte] , verdachte, voorstelde en zou werken voor Uitvaartzorg Limburg dan wel [naam bedrijf] dan wel voor Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat een van deze bedrijven daadwerkelijk actief is geweest. Verdachte heeft hierover evenmin een verklaring afgelegd. Uit de verklaring van [benadeelde partij 11] (feit 6) en het onderzoek in het register van de Kamer van Koophandel (feit 12) blijkt voldoende dat Uitvaarzorg [naam bedrijf 2] of Uitvaarzorg [naam bedrijf 2] i.o. en [naam bedrijf] geen wezenlijke bedrijfsactiviteiten hebben ontplooid;
- -
b) betalingsoverzichten kregen overhandigd waaruit zou moeten blijken dat verdachte had betaald. Later bleek dat verdachte geen geld op de bankrekening van aangevers had overgeboekt en dat de betalingsoverzichten dus kennelijk vervalst waren;
- -
c) werden benaderd door een persoon die zich voorstelde als [naam], directeur/compagnon van [naam bedrijf]/Uitvaartzorg [naam bedrijf 2];
- -
d) van verdachte te horen kregen dat hij een hotelkamer wilde boeken, omdat de leidingen in zijn woningen waren bevroren en gesprongen dan wel dat de CV-ketel in zijn woning kapot was gegaan. Ook vertelde verdachte hen dat hij meerdere kamers (voor vertegenwoordigers) en zalen wilde huren bij de hotels en dat hij niet met een creditcard of bankpas kon betalen.
Voorts hebben de aangevers verklaard dat verdachte, op het moment dat zij de goederen eenmaal hadden afgegeven, steeds een excuus had om de afgegeven goederen niet te retourneren dan wel (nog) niet te betalen:
- -
e) verdachte was ziek en lag in het ziekenhuis ;
- -
f) er zou al betaald zijn, maar het zou misgegaan zijn bij het overschrijven van het geld;
- -
g) verdachte had het ontzettend druk, omdat hij uitvaarten moest regelen dan wel kisten moest maken voor de overleden kinderen bij een busongeluk in Zwitserland.
Overwegingen ten aanzien van de afzonderlijke feiten:
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht de onder feit 3 primair ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 5] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot afgifte van een digitale mixer door hem een betalingsoverzicht te sturen waarop te zien was dat verdachte
€ 600,00 had overgeschreven op de bankrekening van [benadeelde partij 5]. Nadat na afgifte van de digitale mixer bleek dat het geld niet was overschreven, loog verdachte dat het geld wel was overgeboekt en dat hij de digitale mixer zou retourneren. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de hiervoor onder b, f en g genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichting wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank acht de onder feit 4 primair ten laste gelegde oplichtingen van [benadeelde partij 6], [G.G. 1], [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte deze hotels en dit bed en breakfast heeft bewogen tot afgifte van (hotel)overnachtingen door hen te vertellen dat de leidingen in zijn woning waren gesprongen dan wel dat zijn CV-ketel kapot was dan wel dat hij [naam] was genaamd en namens [naam bedrijf] kamers wilde reserveren. Nadat na afgifte van de hotelovernachtingen bleek dat de hotelovernachtingen niet betaald waren, zei verdachte dat hij druk was met het maken van doodskisten van de overleden kinderen bij het busongeluk in Zwitserland, dat zijn vader ziek was en dat hij alsnog zou betalen. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de in de inleiding onder c, d, e en g genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichtingen wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 7:
De rechtbank acht de onder feit 7 primair ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 12] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt zij dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte dit bedrijf heeft bewogen tot afgifte van in totaal 4 uitvaartkisten door te vertellen dat hij voor Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] werkte. Nadat na afgifte van de uitvaartkisten bleek dat deze niet betaalde zouden worden, zei verdachte dat hij een afspraak wilde maken om tot betaling te komen. Ook gaf hij aan dat hij niet langs kon komen, omdat hij geopereerd was. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de hiervoor onder a en e genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichting ook wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 10:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde partij 15] heeft opgelicht. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [benadeelde partij 15] heeft bewogen tot afgifte van kleding door een - naar later bleek - vervalst betalingsoverzicht op zijn telefoon te laten zien. Na afgifte van de kleding heeft verdachte [benadeelde partij 15] meermalen beloofd dat hij het verschuldigde bedrag zou betalen en de gehuurde kleding zou retourneren. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de hiervoor onder b en f genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichting ook wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 13:
De rechtbank acht de onder feit 13 primair ten laste gelegde oplichtingen van [naam bedrijf 4] vof en Brillen [benadeelde partij 17] B.V. wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte beide bedrijven heeft bewogen tot afgifte van brillen door een - naar later bleek - vervalst betalingsoverzicht te overleggen waaruit zou blijken dat hij de brillen had betaald. Toen bleek dat de brillen niet betaald waren, liet verdachte weten dat hij bij de bank zou navragen waarom de overschrijving niet was gelukt. Evenmin is hij de brillen contant komen betalen, omdat hij in het ziekenhuis lag. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de hiervoor onder b, e en f genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichting ook wettig en overtuigend bewezen acht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 primair:
in de periode van 16 december 2010 tot en met 8 mei 2011 in het arrondissement Maastricht, opzettelijk auto’s met kenteken [kenteken 1] en [kenteken 1], die toebehoorden aan autoverhuurbedrijf [benadeelde partij] en welke goederen verdachte, als huurder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Ten aanzien van feit 3 primair:
in de periode van 17 juni 2010 tot en met 22 juli 2010 te Sittard, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels, R. [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot de afgifte van een mixer ter waarde van € 600,00, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide koper en een bankoverschrift overlegt waaruit zou blijken dat het geld is overgemaakt, waardoor R. [benadeelde partij 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Ten aanzien van feit 4 primair:
meermalen in het tijdvak van 28 maart 2011 tot en met 25 maart 2012 te Maastricht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels,
- een medewerker van het [benadeelde partij 6] heeft bewogen tot de afgifte meerdere
hotelovernachtingen,
- G. [G.G. 1] heeft bewogen tot de afgifte van meerdere overnachtingen bij [benadeelde partij 7]
,
- een medewerker van [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot de afgifte van meer
hotelovernachtingen,
- een medewerker van [benadeelde partij 9] heeft bewogen tot de afgifte van een
hotelovernachting,
hebbende verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide hotelgast van voornoemde hotels en bed en breakfast die de rekeningen kon en wilde betalen en een rekeningafschrift laten zien dat de rekening betaald was.
Ten aanzien van feit 5:
in het tijdvak van 8 februari 2012 tot en met 8 maart 2012 te Geulle, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[benadeelde partij 10], met het oogmerk die [benadeelde partij 10], te dwingen iets te doen, immers heeft, hij verdachte veel sms berichten gestuurd naar die [benadeelde partij 10] en telefonisch contact gezocht met die [benadeelde partij 10].
Ten aanzien van feit 6:
in het tijdvak van 1 juni 2011 tot en met 3 oktober 2011 te Geulle, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 11] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (totaal € 11.250,00), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid meegedeeld dat hij een bedrijf ging starten en rekeningen moest betalen voor de opstart van dit bedrijf, waardoor [benadeelde partij 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Ten aanzien van feit 7 primair:
in het tijdvak van 30 september 2011 tot en met 11 november 2011 te Sevenum, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, een mede-eigenaar van [benadeelde partij 12] heeft bewogen tot de afgifte van uitvaartkisten ter waarde van ongeveer € 1.849,00, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide koper en als een medewerker van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] terwijl dit bedrijf niet bestond, waardoor T. [T.E.], mede-eigenaar van [benadeelde partij 12] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Ten aanzien van feit 8:
in de periode van 2 maart 2012 tot en met 26 april 2012 in het arrondissement Maastricht, opzettelijk een auto met kenteken [naam kenteken] die toebehoorde aan het bedrijf [benadeelde partij 13] en welk goed verdachte als huurder onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Ten aanzien van feit 10:
in het tijdvak van 31 mei 2013 tot en met 19 juni 2013 te Maastricht, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep, [benadeelde partij 15] heeft bewogen tot de afgifte van kleding en schoenen, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide huurder en koper en op de mobiele telefoon een transactie laten zien dat er een bedrag van € 385,00 euro was overgemaakt naar het rekeningnummer van [benadeelde partij 15], waardoor de eigenaar van [benadeelde partij 15] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Ten aanzien van feit 12:
in het tijdvak van 1 januari 2013 tot en met 22 oktober 2013 te Maastricht, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse loonberekening - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte die loonberekening heeft overlegd bij het aanvragen van een krediet (van € 5000,00) en bestaande die valsheid hierin dat die loonberekening vals is opgemaakt.
Ten aanzien van feit 13:
meermalen in de periode van 28 november 2013 tot en met 12 december 2013 te Maastricht, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep,
- -
een medewerker van [naam bedrijf 4] vof heeft bewogen tot de afgifte van brillen,
- -
een medewerker van Brillen [benadeelde partij 17] heeft bewogen tot de afgifte van een bril,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een betalende klant en een overzicht heeft gemaild waaruit zou blijken dat het geld gestort was op de rekening van [naam bedrijf 4] en de rekening van Brillen [benadeelde partij 17], waardoor een medewerker van Brillen [benadeelde partij 17] B.V. en een medewerker van [naam bedrijf 4] vof werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
verduistering, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 primair:
oplichting.
Ten aanzien van feit 4 primair:
oplichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5:
belaging.
Ten aanzien van feit 6:
oplichting.
Ten aanzien van feit 7 primair:
oplichting.
Ten aanzien van feit 8 primair:
verduistering.
Ten aanzien van feit 10:
oplichting.
Ten aanzien van feit 12:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Ten aanzien van feit 13 primair:
oplichting, meermalen gepleegd.
5. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.
6. De oplegging van straf
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan de voorwaardelijk opgelegde straf moet de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden verbonden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Eventueel kan daarnaast een taakstraf aan verdachte worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft bij twee verschillende autoverhuurbedrijven auto’s gehuurd en deze vervolgens na het verstrijken van de huurtermijn niet meer teruggebracht en voor zichzelf gehouden. Eén van de gehuurde auto’s heeft verdachte zelfs tegen betaling ter beschikking van derden gesteld. Daarnaast heeft verdachte zich in totaal 10 keer schuldig gemaakt aan oplichting. Daarbij heeft zich veelal voorgedaan als [naam], directeur/compagnon van [naam bedrijf]/Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] dan wel als een medewerker van dit bedrijf of een medewerker van Uitvaartzorg Limburg. Ook heeft verdachte gebruik gemaakt van - naar later bleek - vervalste betalingsoverzichten. Hotels en een bed en breakfast zijn overgegaan tot afgifte van (hotel)overnachtingen nadat verdachte tegen hen vertelde dat de leidingen in zijn woning waren bevroren en gesprongen dan wel dat de CV-ketel in zijn woning kapot was gegaan. Op het moment dat vaststond dat voor de goederen of hotelovernachtingen niet betaald zou worden, had verdachte telkens een excuus: hij zou in het ziekenhuis liggen en er zou wel zijn betaald, maar het was misgegaan bij de overschrijving. De rechtbank acht het bijzonder kwalijk dat een van de excuses die verdachte aanvoerde voor het niet betalen van afgenomen goederen of diensten was dat hij het ontzettend druk had met het regelen van uitvaarten dan wel kisten moest maken voor de overleden kinderen bij het busongeluk in Zwitserland (de rechtbank begrijpt: het busongeluk in Zwitserland in maart 2012, waarbij 28 personen, waaronder 22 kinderen zijn overleden). De slachtoffers van deze oplichtingen zijn financieel ernstig benadeeld en hun vertrouwen in de medemens heeft een forse, zo niet onherstelbare deuk opgelopen. Uit de aangiftes blijkt dat veel slachtoffers, wellicht uit naïviteit of goedgelovigheid, zijn overgegaan tot afgifte van goederen en diensten zonder de gebruikelijke voorschriften die betaling moeten waarborgen, te volgen. Dat maakt echter niet dat verdachte minder strafbaar is, zoals door de raadsman is gesuggereerd. Immers, waar met leugens wordt gewerkt, kan naïviteit of goedgelovigheid niet worden tegengeworpen. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-partner [benadeelde partij 10] en daarmee een grote inbreuk gemaakt op haar privacy.
De handelwijze van verdachte vormt door het gebruik van vervalste bankafschriften een inbreuk op het broodnodige vertrouwen in het maatschappelijk en financieel-economisch verkeer. In dit geval verdienen vooral de criminele intenties waarmee verdachte heeft gehandeld te worden bestraft. Hij heeft zich moeite getroost om op een zeer geraffineerde, strafbare wijze aan geld te komen en daarbij slechts oog gehad voor zijn eigen belang. Ook heeft verdachte op geen enkel moment acht geslagen op de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers, noch heeft hij op enig moment jegens hen zijn verantwoordelijkheid genomen. Illustratief in dit verband is dat verdachte op 27 februari 2012 en 2 maart 2012 op het politiebureau werd ontboden om een verklaring te komen afleggen. Beide keren heeft verdachte zich afgemeld en maakt hij een nieuwe afspraak voor een verhoor, waarvoor hij vervolgens niet komt opdagen. Als excuus voert hij ook dan weer aan dat hij bezig is met regelen van het eerdergenoemde busongeluk in Zwitserland. Op het moment dat verdachte dan wordt aangehouden en in verzekering wordt gesteld, geeft hij nog steeds geen openheid van zaken. Het beeld van verdachte, namelijk van een man die zich niet bekommert om zijn slachtoffers en geen enkele verantwoordelijkheid neemt, komt overeen met het beeld dat de rechtbank van verdachte heeft gekregen. Tijdens de terechtzitting van 15 september 2014 gaf verdachte aan dat hij zich zou inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie. Dat is niet gebeurd. Ook kon geen NIFP-consult plaatsvinden, omdat verdachte niet bereikbaar was voor de psychiater. Hoewel de rechtbank op eerdere zitting meermaals had aangegeven bijzonder prijs te stellen op verdachtes aanwezigheid bij de inhoudelijke behandeling, is verdachte op de zitting van 24 november 2014 niet verschenen. Ook nu weer heeft verdachte laten zien geen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Tot slot heeft verdachte geen enkele moeite gedaan om de door hem veroorzaakte schade te vergoeden, noch uitleg aan benadeelden gegeven. De rechtbank rekent verdachte dit gebrek aan empathie voor de vele slachtoffers die hij heeft gemaakt, zwaar aan.
Oplichting - en zeker als daarbij gebruik wordt gemaakt van valse bescheiden -, verduistering en belaging zijn ernstige strafbare feiten. In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is geen oriëntatiepunt vastgesteld voor deze feiten. De rechtbank is al met al van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de schade en angst (in het geval van de bewezenverklaarde belaging) die hierdoor bij de slachtoffers is veroorzaakt, dermate groot is, dat zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Die onvoorwaardelijke straf zal, gelet op het voorgaande, langer zijn dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht . Wel zal de rechtbank ook een voorwaardelijke straf opleggen, in de hoop dat dit verdachte ervan zal weerhouden zijn oplichtingspraktijen in de toekomst voort te zetten. De voorwaardelijke straf zal langer zijn dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van drie feiten en bij enkele feiten tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Het strafblad van verdachte en het reclasseringsadvies dat over verdachte is opgemaakt, geven geen aanleiding om een andere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft bij de reclassering geen volledige openheid van zaken gegeven over de ten laste gelegde feiten, zodat het voor de reclassering moeilijk was om alle problemen in kaart te brengen. De reclassering schat het gevaar dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen als laag gemiddeld in. Zij adviseert daarom als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen. De rechtbank sluit zich aan bij dit advies met die kanttekening dat de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het gebrek aan empathie en verantwoordelijkheidsgevoel bij verdachte, over het recidiverisico minder optimistisch gestemd is dan de reclassering. Dat maakt dat de rechtbank een proeftijd van drie jaar nodig vindt.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
7. De benadeelde partijen
7.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [G.M.]:
De benadeelde partij G.A.V.J. vordert een schadevergoeding van € 895,00 ter zake van het onder feit 2 ten laste gelegde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij R. [benadeelde partij 5]:
De benadeelde partij R. [benadeelde partij 5] vordert een schadevergoeding van in totaal € 1.239,36 ter zake van het onder feit 3 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij G.J.J.T. [G.G. 1]:
De benadeelde partij G.J.J.T. [G.G. 1] vordert een schadevergoeding van € 282,50 ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij S.E.B.M. [benadeelde partij 10]:
De benadeelde partij S.E.B.M. [benadeelde partij 10] vordert een schadevergoeding van € 5.568,68 ter zake van het onder feit 5 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij V.G. [benadeelde partij 11]:
De benadeelde partij V.G. [benadeelde partij 11] vordert een schadevergoeding van € 4.766,33 ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [T.E.]:
De benadeelde partij [T.E.] vordert een schadevergoeding van € 1.849,86 ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Official Ford Dealer [benadeelde partij 13] B.V.:
De benadeelde partij Official Ford Dealer [benadeelde partij 13] B.V. vordert een schadevergoeding van € 2.869,15 ter zake van het onder 8 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij R.M. [benadeelde partij 14]:
De benadeelde partij R.M. [benadeelde partij 14] vordert een schadevergoeding van € 450,00 ter zake van het onder feit 9 ten laste gelegde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15]:
De benadeelde partij [benadeelde partij 15] vordert een schadevergoeding van € 735,00 ter zake van het onder feit 10 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Automobielcentrale [benadeelde partij 16] B.V.:
De benadeelde partij Automobielcentrale [benadeelde partij 16] B.V. vordert een schadevergoeding van € 5.120,54 ter zake van het onder feit 11 ten laste gelegde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [J.D.]:
De benadeelde partij [J.D.] vordert een schadevergoeding van € 1.035,00 ter zake van het onder feit 13 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Oogwereld [benadeelde partij 17]:
De benadeelde partij Oogwereld [benadeelde partij 17] vordert een schadevergoeding van € 1.403,00 ter zake van het onder feit 13 bewezen verklaarde. Dit betreft geleden materiële schade.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft geconstateerd dat een aantal vorderingen van benadeelde partijen is onderbouwd door middel van een onherroepelijk civiel vonnis. De raadsman heeft aangevoerd dat deze benadeelde partijen wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk moet worden verklaard in hun vordering. Hiertoe heeft hij verwezen naar een arrest van de Hoge Raad d.d. 26 april 2011, NJB 2011, 1056. De rechtbank overweegt als volgt.
In het voornoemde arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat, indien de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding reeds geheel of gedeeltelijk bij vonnis van de burgerlijke rechter is toegewezen, de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk kán verklaren bij gebrek aan belang. In dit geval ziet de rechtbank voor de benadeelde partijen echter wel een belang. Bij honorering van de vorderingen vergezeld van een schadevergoedingsmaatregel ontstaat voor de benadeelde partijen een extra verhaalsmogelijkheid voor het daadwerkelijk ontvangen van hun schade. Bovendien is in dat geval ook de Staat belast met de executie met een niet aan een individuele benadeelde partij toekomend dwangmiddel.
De rechtbank volgt daarom de raadsman niet in zijn verweer.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [G.M.]:
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu de verdachte is vrijgesproken van het hem onder feit 2 ten laste gelegde. De rechtbank zal tevens bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij R. [benadeelde partij 5]:
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] is als volgt opgebouwd:
- 1.
Digitale mixer € 600,00
- 2.
Eigen bijdrage advocaat € 100,00
- 3.
Deurwaarderskosten € 8,33
- 4.
Deurwaarderskosten € 460,03
- 5.
Griffierecht € 71,00
Totaal € 1.239,36
De rechtbank overweegt dat artikel 361, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat een benadeelde partij slechts ontvankelijk is in haar vordering als aan haar rechtstreekse schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Met andere woorden: de schade moet het gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit.
Bewezen is verklaard dat verdachte [benadeelde partij 5] heeft opgelicht en dat deze daardoor een digitale mixer ter waarde van € 600,- aan verdachte heeft afgegeven. Nu de overige gevorderde schade voortspruit uit de door [benadeelde partij 5] aanhangig gemaakte civiele procedure, is deze schade geen rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. Hij wordt daarom ten aanzien van de gevorderde posten “eigen bijdrage advocaat”, “deurwaarderskosten” en “griffierecht” niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Nu verdachte ter zake van het onder feit 3 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij G.J.J.T. [G.G. 1]:
Nu het bedrag dat aan materiële schade is gevorderd - € 282,50 ter zake van hotelovernachtingen - namens verdachte niet is betwist, zal de rechtbank de vordering om die schade te vergoeden toewijzen.
Nu verdachte ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij S.E.B.M. [benadeelde partij 10]:
De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van de gevorderde materiële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ter onderbouwing van deze schade is een summiere opsomming met daarbij bijlagen overgelegd van de door [benadeelde partij 10] geleden schade. Uit deze opsomming kan naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende worden afgeleid ter zake van welke schade [benadeelde partij 10] een vergoeding vordert. Daarvoor zou nader onderzoek nodig zijn. Een dergelijk onderzoek zou te veel tijd vergen en zou ook het strafgeding onevenredig belasten. De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Voor die schade zal de benadeelde partij een vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij V.G. [benadeelde partij 11]:
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11] is als volgt opgebouwd:
- 1.
Voorgeschoten bedrag gedenksteen € 600,00
- 2.
Niet betaalde offerte € 568,84
- 3.
Voorgeschoten bedrag voor TV € 500,00
- 4.
Voorgeschoten bedrag voor TV € 250,00
- 5.
Betaling Flanderijn-Boers gerechtsdeurwaarder € 1.609,88
- 6.
Benzingeld Drachten € 70,00
- 7.
Autobanden € 400,00
- 8.
Resterend bedrag autobanden € 25,00
- 9.
Beurt autogarage Spronken € 52,00
- 10.
Terugbetaling prints € 375,00
- 11.
Beurt autogarage Edi Jacobs € 204,25
- 12.
Kenteken RIDW € 31,00
- 13.
Reiskosten € 80,36
Totaal € 4.766,33
Zoals hierboven overwogen kan de benadeelde partij slechts ontvankelijk worden verklaard in haar vordering als de schade het gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht bewezen dat verdachte [benadeelde partij 11] heeft opgelicht en dat zij daardoor een bedrag van in totaal € 11.250,00 aan verdachte heeft afgegeven. Dat bedrag wordt door [benadeelde partij 11] niet gevorderd. De schade die wel wordt gevorderd is geen schade die rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde. De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor die schade zal de benadeelde partij een vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij T.F.G. [T.E.]:
Nu het bedrag dat aan materiële schade is gevorderd - € 1.849,86 ter zake van afgegeven doodskisten - namens verdachte niet is betwist, zal de rechtbank de vordering om die schade te vergoeden toewijzen. Uit de facturen die bij het voegingsformulier zijn gevoegd blijkt dat de gevorderde posten inclusief 19% BTW zijn. In aanmerking genomen dat de benadeelde partij een rechtspersoon betreft die, naar de rechtbank aanneemt, de omzetbelasting kan verrekenen, zal de rechtbank de posten toewijzen tot het bedrag exclusief BTW, te weten: € 1.554,50.
Nu verdachte ter zake van het onder feit 7 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de benadeelde partij Official Ford Dealer [benadeelde partij 13] B.V.:
Nu het bedrag dat aan materiële schade is gevorderd - € 2.869,15, zijnde nog niet voldane huurpenningen voor een huurauto - namens verdachte niet is betwist, zal de rechtbank de vordering om die schade te vergoeden toewijzen. Uit de facturen die bij het voegingsformulier zijn gevoegd blijkt dat de gevorderde posten inclusief 19% BTW zijn. In aanmerking genomen dat de benadeelde partij een rechtspersoon betreft die, naar de rechtbank aanneemt, de omzetbelasting kan verrekenen, zal de rechtbank de posten toewijzen tot het bedrag exclusief BTW, te weten: € 2.414,00.
Nu verdachte ter zake van het onder feit 8 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij R.M. [benadeelde partij 14]:
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu de verdachte is vrijgesproken van het hem onder feit 9 ten laste gelegde. De rechtbank zal tevens bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15]:
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15] is als volgt opgebouwd:
- 1.
Huur gelegenheidskleding € 120,00
- 2.
Verkoop jurkje cocktail Swing € 150,00
- 3.
Verkoop jurkje cocktail Flower € 80,00
- 4.
Verkoop Jumex schoenen € 90,00
- 5.
Gala tasje € 30,00
- 6.
Borg huur smokings € 150,00
- 7.
Kosten gehuurde kleding indien niet retour € 150,00
Totaal € 735,00
De rechtbank acht de gevorderde materiële schade - met uitzondering van de post “Kosten gehuurd kleding indien niet retour” het rechtstreeks gevolg van het onder feit 10 bewezen verklaarde en acht verdachte ook aansprakelijk voor die schade. Nu het bedrag dat aan materiële schade wordt gevorderd niet van de zijde van verdachte is betwist, zal de rechtbank het verzoek om die schade te vergoeden toewijzen.
Uit de facturen die bij het voegingsformulier zijn gevoegd blijkt dat de gevorderde posten inclusief BTW zijn. In aanmerking genomen dat de benadeelde partij een rechtspersoon betreft die, naar de rechtbank aanneemt, de omzetbelasting kan verrekenen, zal de rechtbank de posten toewijzen tot het bedrag exclusief BTW, te weten: € 483,47.
Nu verdachte ter zake van het onder feit 10 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Automobielcentrale [benadeelde partij 16] B.V.:
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu de verdachte is vrijgesproken van het hem onder feit 11 ten laste gelegde. De rechtbank zal tevens bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [J.D.]:
Nu het bedrag dat aan materiële schade is gevorderd - € 1.035,- ter zake van afgegeven brillen - van de zijde van verdachte niet is betwist, zal de rechtbank de vordering om die schade te vergoeden toewijzen. Uit de facturen die bij het voegingsformulier zijn gevoegd blijkt dat de gevorderde posten inclusief 21% BTW zijn. In aanmerking genomen dat de benadeelde partij een rechtspersoon betreft die, naar de rechtbank aanneemt, de omzetbelasting kan verrekenen, zal de rechtbank de posten toewijzen tot het bedrag exclusief BTW, te weten: € 855,38.
Nu verdachte ter zake van het onder feit 13 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Oogwereld [benadeelde partij 17]:
Nu het bedrag dat aan materiële schade is gevorderd - € 1.403,- ter zake van een afgegeven bril - van de zijde van verdachte niet is betwist, zal de rechtbank de vordering om die schade te vergoeden toewijzen. Uit de facturen die bij het voegingsformulier zijn gevoegd blijkt dat de gevorderde posten inclusief 21% BTW zijn. In aanmerking genomen dat de benadeelde partij een rechtspersoon betreft die, naar de rechtbank aanneemt, de omzetbelasting kan verrekenen, zal de rechtbank de posten toewijzen tot het bedrag exclusief BTW, te weten: € 1.182,41.
Nu verdachte ter zake van het onder feit 13 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
8. Het beslag
Onder verdachte zijn goederen, zoals medicatie en documenten, in beslag genomen.
De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat de in beslag genomen voorwerpen toebehoren aan een ander dan aan degene bij wie de voorwerpen in beslag zijn genomen, zijnde verdachte. Zij gelast derhalve de teruggave van deze voorwerpen aan verdachte.
9. De wettelijke voorschriften
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feiten 2, 9 en 11 ten laste gelegde feiten.
Bewezenverklaring
- -
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
- -
verklaart verdachte strafbaar.
Straffen
- -
veroordeelt verdachte tot veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk;
- -
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van 3 jaren de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarde heeft overtreden;
- -
stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- -
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- -
stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
- -
zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Leger des Heils;
- -
draagt deze reclasseringsinstelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [G.M.]:
- verklaart de benadeelde partij [G.M.] niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het hem onder feit 2 ten laste gelegde, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij R. [benadeelde partij 5]:
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij R. [benadeelde partij 5] gedeeltelijk toe ter zake van het onder feit 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 600,00 ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
- -
wijst af de overige gevorderde materiële schadevergoeding;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
R. [benadeelde partij 5] voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van € 600,00 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- -
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij G.J.J.T. [G.G. 1]:
- -
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij G.J.J.T. [G.G. 1] toe ter zake van het onder feit 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 282,50 ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
G.J.J.T. [G.G. 1] voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van € 282,50 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- -
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld
bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij S.E.B.M. [benadeelde partij 10]:
- verklaart de benadeelde partij S.E.B.M. [benadeelde partij 10] niet-ontvankelijk in haar vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij V.G. [benadeelde partij 11]:
- verklaart de benadeelde partij V.G. [benadeelde partij 11] niet-ontvankelijk in haar vordering, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan
aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij T.F.G. [T.E.]:
- -
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij T.F.G. [T.E.] toe ter zake van het onder feit 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.554,50 ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
- -
wijst af de overige gevorderde materiële schadevergoeding;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[T.E.] voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.554,50 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- -
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld
bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Official Ford Dealer [benadeelde partij 13] B.V.:
- -
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Official Ford Dealer [benadeelde partij 13] B.V. gedeeltelijk toe ter zake van het onder feit 8 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.414,00 ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
- -
wijst af de overige gevorderde materiële schadevergoeding;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
Official Ford Dealer [benadeelde partij 13] B.V. voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.414,00 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- -
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij R.M. [benadeelde partij 14]:
- verklaart de benadeelde partij [G.M.] niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het hem onder feit 9 ten laste gelegde, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15]:
- -
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 15] gedeeltelijk toe ter zake van het onder feit 10 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 483,47 ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
- -
wijst af de overige gevorderde materiële schadevergoeding;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 15] voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van € 483,47 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- -
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld
bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij Automobielcentrale [benadeelde partij 16] B.V.:
- verklaart de benadeelde partij Automobielcentrale [benadeelde partij 16] B.V niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het hem onder feit 11 ten laste gelegde, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [J.D.]:
- -
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [J.D.] toe ter zake van het onder feit 13 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 855,38 ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
- -
wijst af de overige gevorderde materiële schadevergoeding;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[J.D.] voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van € 855,38 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- -
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Oogwereld [benadeelde partij 17]:
- -
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Oogwereld [benadeelde partij 17] toe ter zake van het onder feit 13 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.182,41 ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
- -
wijst af de overige gevorderde materiële schadevergoeding;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
Oogwereld [benadeelde partij 17] voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.182,41 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- -
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld
bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan verdachte:
2011051451 1 1.00 PAK Document
-
1930775
2011051451 2 6.00 DS Medicijn
-
1930778
2011051451 3 5.00 STK Medicijn
-
1930779
2011051451 4 1.00 STK Computer
TOSHIBA SAT. L40
1930780
2011051451 5 2.00 STK Sleutel
-
1930781
2011051451 7 1.00 PAK Document
-
1929913
2011051451 8 13.00 STK Foto
-
1929914
2011051451 9 1.00 STK Bankpas
SNS
1929915
6 2.00 STK Sleutel
-
1929925
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 december 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2010 tot en met 8 mei 2011 te Sittard,
gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk een en/of meerdere auto(‘s) (met kenteken [kenteken 1] en/of [kenteken 1]), althans vervoermiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan autoverhuurbedrijf [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte, als huurder, althans anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2010 tot en met 8 mei 2011 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van een auto (merk Volkswagen Polo) en/of een auto (merk Seat Ibiza), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een huurder te goeder trouw en/of aangegeven dat hij verdachte de huur zou gaan betalen en/of aangegeven dat hij zou werken voor Uitvaartzorg Limburg (terwijl dit bedrijf niet bestond), waardoor een medewerker van [benadeelde partij] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 7 januari 2011 tot en met 18 februari 2011 te Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht,met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van een gsm (ter waarde van 850,00 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide koper en/of een bankoverzicht gemaild waaruit zou blijken dat hij 449,95 euro heeft overgemaakt, waardoor de eigenaar van [benadeelde partij 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 7 januari 2011 tot en met 18 februari 2011 te Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst overzicht vaneen betaalrekening, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte dit overzicht heeft gemaild naar de
eigenaar van [benadeelde partij 2] en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat dat dit geld niet is overgemaakt naar de rekening van het bedrijf [benadeelde partij 2].
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2010 tot en met 22 juli 2010 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, R. [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot de afgifte van een mixer (ter waarde van 600,00 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide koper en/of een bankoverschrift overlegt waaruit zou blijken dat het geld is overgemaakt, waardoor
R. [benadeelde partij 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2010 tot en met 22 juli 2010 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, heeft verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten: in bovengenoemd tijdvak een mixer van [benadeelde partij 5] te Sittard.
4.
hij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak 28 maart 2011 tot en met 25 maart 2012 te Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- een medewerker van het [benadeelde partij 6] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of
meerdere hotelovernachting(en),
- G. [G.G. 1] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meerdere overnachting(en)
bij [benadeelde partij 7],
- een medewerker van [benadeelde partij 8] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of
meer hotelovernachting(en), in elk geval van enig goed,
- een medewerker van [benadeelde partij 9] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of
meer hotelovernachting(en), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide (hotel)gast van voornoemde hotels en/of bed en breakfast die de rekening(en) kon en/of wilde betalen en/of een rekeningafschrift heeft laten zien dat de rekening betaald was en/of de in druk gewekt dat hij, verdachte, de (hotel)rekening kon en/of wilde betalen en/of voldoende geld had om de (hotel)rekening te betalen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2001 tot en met 25 maart 2012 te Maastricht, althans in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander (en) de beschikking over die goederen te verzekeren, heeft verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten: in bovengenoemd tijdvak eten en/of
drinken van [benadeelde partij 6] te Maastricht en/of [benadeelde partij 7] te Maastricht en/of [benadeelde partij 8] te Maastricht.
5.
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 8 maart 2012 te Geulle, gemeente Meerssen, in elk geval in arrondissement Maastricht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 10], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde partij 10], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft, hij verdachte veel sms berichten gestuurd naar die [benadeelde partij 10] en/of telefonisch contact gezocht met die [benadeelde partij 10] en/of contact zocht met vrienden, familie en/of collega's van die [benadeelde partij 10].
6.
hij in of omstreeks het tijdvak van 6 december 2010 tot en met 9 januari 2012 te Geulle, gemeente Meerssen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 11] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (totaal ongeveer 13.035,00 euro en/of 2.847,19 euro), in elk geval een
hoeveelheid geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide lener en/of meegedeeld dat hij een bedrijf ging starten en/of rekeningen moest betalen voor de opstart van dit bedrijf en/of zich voorgedaan als een persoon welke rekeningen heeft betaald aan een bedrijf/bedrijven (terwijl die rekeningen niet betaald waren o.a. de gedenksteen), waardoor [benadeelde partij 11] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
7.
hij in of omstreeks het tijdvak van 30 september 2011 tot en met 11 november 2011 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in het arrondissement Roermond, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een mede eigenaar van [benadeelde partij 12] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer uitvaartkisten (ter waarde van ongeveer 1.849,00 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide koper en/of als een medewerker van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] (terwijl dit bedrijf niet bestond),
waardoor T. [T.E.], mede eigenaar van [benadeelde partij 12] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 september 2011 tot en met 11 november 2011 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, althans in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, heeft verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten: in bovengenoemd tijdvak een of meer uitvaartkisten van [benadeelde partij 12] te Sevenum.
8.
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2012 tot en met 26 april 2012 te Beek, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een auto (met kenteken [kenteken 2]) althans een vervoersmiddel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan een bedrijf (te weten
het bedrijf [benadeelde partij 13]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s), als huurder, althans anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 2 maart 2012 tot en met 26 april 2012 te Beek, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde partij 13] heeft bewogen tot de afgifte van een auto (merk Ford Focus), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonifade huurder en/of meegedeeld dat hij een donkere auto wilde in verband met de uitvaart, waardoor een medewerker van J. [benadeelde partij 13] bewogen tot bovenomschreven afgifte.
9.
hij in of omstreeks het tijdvak van 3 september 2012 tot en met 21 december 2012 te Cuijk, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde partij 14] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten ongeveer 400,00 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonafide verkoper en/of zich voorgedaan als [R.] [naam verdachte] en/of werkzaam te zijn bij de [D.] en/of veel samenwerken met de politie Limburg-Noord, waardoor [benadeelde partij 14] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
10.
hij in of omstreeks het tijdvak van 31 mei 2013 tot en met 19 juni 2013 te Maastricht, in elk geval in het arrondissement Limburg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [benadeelde partij 15] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid kleding en/of schoenen, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als bonafide huurder en/of koper en/of op de mobiele telefoon een transactie laten zien dat er een bedrag van 385,00 euro was overgemaakt naar het rekeningnummer van [benadeelde partij 15], waardoor de eigenaar van [benadeelde partij 15] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
11.
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 juni 2013 tot en met 13 juli 2013 te Schinnen en/of te Maastricht, in elk geval in het arrondissement Limburg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Automobielcentrale [benadeelde partij 16] heeft bewogen tot de afgifte van een gerepareerde auto en/of van een leenauto, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een bonifade huurder en/of klant en/of een medewerker van [naam bedrijf 3] Investment Groep die namens [naam bedrijf 3] Investment Groep opdrachten kon geven, waardoor Automobielcentrale [benadeelde partij 16] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte.
12.
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2013 tot en met 22 oktober 2013 te Maastricht, in elk geval in het arrondissement Limburg, althans in Nederland,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) loonberekening (p. 601), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte die loonberekening heeft overlegd bij het aanvragen van een krediet (van 5000,00 euro) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die loonberekening vals is opgemaakt.
13.
hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 28 november 2013 tot en met 12 december 2013 te Maastricht, in elk geval in het arrondissement Limburg, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- een medewerker van [naam bedrijf 4] vof heeft bewogen tot de afgifte van een bril,
in elk geval van enig goed,
- een medewerker van BrilenRitchi heeft bewogen tot de afgifte van een bril,
in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een betalende klant en/of een overzicht heeft gemaild waaruit zou blijken dat het geld gestort was op de rekening van [naam bedrijf 4] en/of heeft aangeboden om middels overzicht aan te tonen dat het geld van zijn rekening was overgeboekt naar de rekening van Brillen [benadeelde partij 17],
waardoor een medewerker, althans de eigenaar van Brillen [benadeelde partij 17] BV en/of een medewerker van [naam bedrijf 4] vof (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2013 tot en met 12 december 2013 te Maastricht, althans in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, heeft verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen gekocht, te weten: in bovengenoemd tijdvak een of meer brillen bij [naam bedrijf 4] vof te Maastricht en/of het Brillen [benadeelde partij 17] te Maastricht.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700078-14
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 8 december 2014 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. J. de Bruin, advocaat te Maastricht.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑12‑2014
Proces-verbaal aangifte [K.O.] mede namens [benadeelde partij] d.d. 4 mei 2011, als weergegeven op de pagina’s 118 en 199 van de doornummering.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2011, als weergegeven op de pagina’s 247 en 248 van de doornummering.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2011, als weergegeven op de pagina’s 245 en 246 van de doornummering.
Proces-verbaal verhoor verdachte [T.O.] d.d. 8 mei 2011, als weergegeven op pagina 65 van de doornummering.
Proces-verbaal klacht S.E.B.M. [benadeelde partij 10] d.d. 21 maart 2012, als weergegeven op de pagina’s 385, 386, 389, 392 en 393 van de doornummering.
Proces-verbaal verhoor aangeefster S.E.B.M. [benadeelde partij 10] d.d. 30 maart 2012, als weergegeven op pagina 396 van de doornummering.
Whatsapp-bericht d.d. 8 februari 2012, als weergegeven op pagina 399 van de doornummering.
Whatsapp-berichten als weergegeven op de pagina’s 399 tot en met 403 van de doornummering.
Proces-verbaal verhoor getuige V.G. [benadeelde partij 11] d.d. 10 april 2012, als weergegeven op de pagina’s 411 en 412 van de doornummering.
Proces-verbaal klacht d.d. 21 maart 2012, als weergegeven op pagina 387 van de doornummering.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2013, opgemaakt door de officier van justitie.
Proces-verbaal aangifte [H.S. 1] namens Ford [benadeelde partij 13] d.d. 26 april 2012, als weergegeven op de pagina’s 483 tot en met 486 van de doornummering.
Proces-verbaal verhoor getuige [T.H.] d.d. 12 mei 2012, als weergegeven op pagina 514 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte G. [naam benadeelde partij 3] namens Intermediaire Voorschotbank B.V. d.d. 22 oktober 2013, als weergegeven op de pagina’s 574 en 575 van de doornummering en uittreksel kamer van koophandel d.d. 5 juli 2013, als weergegeven op pagina 587 van de doornummering en proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2012, als weergegeven op pagina 510 van de doornummering
Proces-verbaal aangifte R. [benadeelde partij 5] d.d. 22 juli 2010, als weergegeven op de pagina 272 tot en met 274 van de doornummering.
E-mailberichten d.d. 30 juni 2010, als weergegeven op pagina 322 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte [C.A.] namens [benadeelde partij 6] Hotels B.V. d.d. 6 maart 2012, als weergegeven op de pagina’s 332 tot en met 334 van de doornummering.
E-mailbericht d.d. 29 februari 2012, als weergegeven op pagina 336 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte [G.G. 1] d.d. 19 maart 2012, als weergegeven op de pagina’s 371 en 372 van de doornummering.
E-mailbericht d.d. 10 maart 2012, als weergegeven op pagina 376 van de doornummering.
E-mailbericht d.d. 12 maart 2012, als weergegeven op pagina 377 van de doornummering.
E-mailbericht d.d. 12 maart 2012, als weergegeven op pagine 377 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte [H.S. 2] namens [benadeelde partij 8] d.d. 28 maart 2011, als weergegeven op de pagina’s 434 en 435 van de doornummering.
E-mailbericht d.d. 19 maart 2011 te 18:45 uur, als weergegeven op pagina 438 van de doornummering en email d.d. 19 maart 2011 te 18:48 van [H.S. 2], als weergegeven op pagina 440 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte J.[J.M.] d.d. 27 maart 2012, als weergegeven op de pagina’s 442 en 443 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte d.d. 29 maart 2012, als weergegeven op de pagina’s 468 en 469 van de doornummering.
Ouderdomsanalyse debiteuren d.d. 27 januari 2012, als weergegeven op pagina 473 van de doornummering.
E-mailbericht d.d. 17 januari 2012, als weergegeven op pagina 475 van de doornummering.
E-mailbericht d.d. 28 maart 2012, als weergegeven op pagina 478 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte [D.B.] namens [benadeelde partij 15] d.d. 21 juni 2013, als weergegeven op de pagina’s 554 en 555 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte [J.D.] namens [naam bedrijf 4] vof d.d. 12 december 2013, als weergegeven op de pagina’s 605 en 606 van de doornummering.
Geschrift, zijnde een rekeningafschrift van [T.] bank d.d. 6 december 2013, als weergegeven op pagina 612 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte [H.L.] namens Brillen [benadeelde partij 17] B.V. d.d. 10 december 2013, als weergegeven op de pagina’s 614 tot en met 616 van de doornummering.
Geschrift, zijnde rekeningafschrift [T.] bank d.d. 29 november 2013, als weergegeven op pagina 623 van de doornummering.