NJB 2020/20
Prejudiciële vragen. Verkrijging van het Nederlanderschap. Curaçao. Buitenlandse erkenning van een kind. Openbare orde. Wettelijk erkenningsverbod. Bezit van staat. Bekrachtiging van de erkenning. Unierecht. Hoge Raad: Bij de beoordeling van de vraag of de in het buitenland gedane erkenning van een kind kan worden erkend in Curaçao, moet onder meer worden onderzocht of sprake is van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde van Curaçao. Ook indien art. 8 EVRM ertoe dwingt om in een concreet geval het ongeclausuleerde erkenningsverbod uit het Burgerlijk Wetboek van de voormalige Nederlandse Antillen buiten toepassing te laten, leidt dat naar huidig recht niet ertoe dat aan een erkenning die in strijd met dat erkenningsverbod is gedaan, het rechtsgevolg is verbonden van de verkrijging van het Nederlanderschap. Bezit van staat en bekrachtiging van de erkenning kunnen van betekenis zijn in verband met de verkrijging van het Nederlanderschap. Aan het Unierecht komt geen betekenis toe voor deze zaak
HR 20-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:2036
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 december 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/02852
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Personen- en familierecht / Personenrecht
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:2036, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1114, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑11‑2019
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële vragen. Verkrijging van het Nederlanderschap. Curaçao. Buitenlandse erkenning van een kind. Openbare orde. Wettelijk erkenningsverbod. Bezit van staat. Bekrachtiging van de erkenning. Unierecht. Hoge Raad: Bij de beoordeling van de vraag of de in het buitenland gedane erkenning van een kind kan worden erkend in Curaçao, moet onder meer worden onderzocht of sprake is van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde van Curaçao. Ook indien art. 8 EVRM ertoe dwingt om in een concreet geval het ongeclausuleerde erkenningsverbod uit het Burgerlijk Wetboek van de voormalige Nederlandse Antillen buiten toepassing te laten, leidt dat naar huidig recht ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.