Rb. Arnhem, 13-04-2006, nr. AWB 05/4937
ECLI:NL:RBARN:2006:AX1984, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
13-04-2006
- Zaaknummer
AWB 05/4937
- LJN
AX1984
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2006:AX1984, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 13‑04‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2008:BC4315, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 13‑04‑2006
Inhoudsindicatie
Vaststellingsbesluit persoonsgebonden budget nieuwe stijl. Voorwaarden aan de wijze van zorgverlening. Schriftelijke overeenkomst met zorgverleners en afspraken omtrent declaraties vereist. Geen sprake van gewoonterecht.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 05/4937
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[eiseres]
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door [naam echtgenoot], echtgenoot van eiser,
en
de Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorgverzekeraar VGZ UA,
verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 27 oktober 2005, uitgereikt door het Zorgkantoor Nijmegen.
2. Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2004 is krachtens de Regeling subsidies AWBZ en ZFW (de regeling) aan eiseres een netto persoongebonden budget (PGB) nieuwe stijl toegekend van € 979,49. Na indiening door eiseres van het verantwoordingsformulier heeft verweerder bij besluit van 15 augustus 2005 het PGB nieuwe stijl vastgesteld op
€ 209,02.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het door eiseres tegen het besluit van 15 augustus 2005 ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 15 augustus 2005 gehandhaafd.
Tegen het besluit van 27 oktober 2005 is beroep ingesteld en door verweerder en is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 7 maart 2006. Namens eiseres is verschenen haar echtgenoot en tevens gemachtigde [naam echtgenoot]. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
3. Overwegingen
Eiseres ontvang sinds jaren zorg van hoofdzakelijk familieleden en kennissen die voor hun hulp geen betaling wensen te ontvangen. Als tegenprestatie biedt zij hun daarom uitjes, cadeautjes en etentjes aan. De kosten daarvoor overstijgen het bedrag van het aan eiseres sinds meerdere jaren verstrekte PGB. Voordat het PGB werd gewijzigd naar het PGB nieuwe stijl was deze vorm van beloning geen probleem. Aan de verstrekking van het PGB nieuwe stijl zijn echter bepaalde voorwaarden verbonden waaraan de wijze van zorgverlening moet voldoen. Eiseres vreest dat als zij aan die voorwaarden moet voldoen haar huidige zorgverleners niet meer bereid zijn de verleende zorg te continueren hetgeen betekent dat zij is aangewezen op dure professionele zorg. Zij kan zich daarom niet verenigen met het feit dat het in het bestreden vaststellingsbesluit bepaalde bedrag lager is dan het in het verleningsbesluit toegekende bedrag.
De rechtbank overweegt dat het PGB nieuwe stijl bij een verleningsbesluit aan de verzekerde als voorschot wordt verleend. In art. 2.5.6.8, lid 1, a tot en met i van de regeling is bepaald dat bij de verlening van het PGB nieuwe stijl een aantal verplichtingen aan de verzekerde wordt opgelegd waaronder het sluiten van een schriftelijke overeenkomst tussen de verzekerde en de zorgverleners. In deze overeenkomst moet een aantal afspraken zijn opgenomen waaronder de tijdige indiening van declaraties door de zorgverleners en het feit dat de declaraties een overzicht bevatten van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal-fiscaal nummer en de naam en het adres van de zorgverlener.
Uit art. 2.5.6.8, lid 1, e van de regeling volgt dat de verzekerde binnen acht weken na het einde van de voorschotperiode door middel van invulling van een formulier aan het zorgkantoor verantwoording dient af te leggen over het gebruik van het voorschot. Het bij het zorgkantoor ingediende verantwoordingsformulier over de laatste voorschotperiode dient vervolgens als aanvraag tot het onvoorwaardelijk vaststellen van de subsidie (art. 2.5.6.12, lid 3 van de regeling).
Blijkens het door eiseres ingevulde verantwoordingsformulier heeft zij niet aan de uit art. 2.5.6.8, lid 1, a tot en met i van de regeling voortvloeiende verplichtingen voldaan. Zij heeft onder meer achterwege gelaten een schriftelijke overeenkomst aan te gaan met haar zorgverleners en heeft evenmin voldaan aan de verplichting met haar zorgverleners afspraken te maken omtrent declaraties. De verlening van zorg aan eiseres is op de oude voet verder gegaan en eiseres is haar zorgverleners blijven belonen door middel van etentjes, cadeautjes en uitjes. Omdat eiseres haar wettelijke verplichtingen niet is nagekomen, heeft verweerder het PGB nieuwe stijl in het bestreden vaststellingsbesluit bepaald op het vrij besteedbare deel van € 209,02, te weten dat deel waarover door eiseres geen verantwoording hoeft te worden afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gesteld dat de in het bestreden besluit neergelegde vaststelling van het PGB nieuwe stijl op onjuiste of onvoldoende gronden berust. Daarbij is het volgende overwogen.
In haar beroepschrift voert eiseres aan dat zij het besluit van verweerder als zeer ingewikkeld ervaart. Voor zover eiseres hiermee bedoelt te zeggen dat zij niet aan haar verplichtingen kon voldoen vanwege de ingewikkelde regelgeving hierover treft deze grief geen doel. Uit de stukken en uit het ter zitting niet weersproken verweerschrift blijkt dat eiseres in januari 2004 een informatiemap heeft ontvangen over het PGB nieuwe stijl met daarin een aantal te gebruiken standaardformulieren voor de overeenkomst, het declaratieformulier PGB nieuwe stijl, het verantwoordingsformulier en uitleg over het inkopen van zorg. Indien eiseres desondanks haar verplichtingen niet begreep, had het op haar weg gelegen zich tot verweerder te wenden. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder zowel het toekennings- als het vaststellingsbesluit deugdelijk en inzichtelijk heeft gemotiveerd waardoor begrijpelijk is hoe verweerder tot zijn besluit is gekomen.
Eiseres heeft tevens aangegeven dat volgens informatie van het College voor Zorgverzekeringen het PGB nieuwe stijl met name is bedoeld om persoonlijke afspraken te maken met zorgverleners en dat de zorgverlener iemand uit de omgeving kan zijn. De rechtbank begrijpt daaruit dat eiseres meent dat het College met die informatie de indruk wekt dat met bekenden of met familie die zorg verlenen geen overeenkomst hoeft te worden afgesloten. De rechtbank deelt deze mening niet. In de vorige alinea kwam reeds naar voren dat eiseres voldoende informatie is verstrekt met betrekking tot het PGB nieuwe stijl. Daarnaast blijkt uit het verweerschrift dat in de informatie van het College voor Zorgverzekeringen weliswaar is aangegeven dat persoonlijke afspraken met zorgverleners uit de omgeving mogelijk zijn maar dat met iedere zorgverlener een overeenkomst afgesloten moet worden, of het nu gaat om een familielid of om professionele zorgverleners.
Voorts beroept eiseres zicht op het gewoonterecht dat in de loop der jaren is ontstaan nu de besteding van het PGB en de vorm van vergoeding aan de zorgverleners tot begin 2005 altijd was toegestaan. Ten aanzien van dit punt heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiseres vanaf 1 maart 2004 een PGB nieuwe stijl heeft. Voor 1 maart 2004 werd het PGB verstrekt door de Sociale Verzekeringsbank zodat verweerder niet verantwoordelijk kan worden geacht voor hetgeen voor die datum heeft plaatsgevonden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder zijn verzekerden door middel van informatiepakketten en standaardformulieren op de hoogte heeft gesteld van de nieuwe regeling.
Tot slot heeft de echtgenoot van eiseres ter zitting gewezen op de ontwikkelingen in de samenleving ten aanzien van de inzet van huishoudelijke hulp. Een werkster mag in de toekomst mogelijk tot € 500,- in de maand bij particulieren werken zonder dat daar belastingen of premies over betaald moeten worden. Deze ontwikkelingen kunnen niet ter zake doen nu het hier geen aan het PGB nieuwe stijl vergelijkbare situatie betreft. De verstrekking van een PGB nieuwe stijl wordt, in tegenstelling tot het inschakelen van een huishoudelijke hulp door particulieren, gefinancierd met gemeenschapsgeld zodat van degene die dit geld ontvangt verwacht mag worden dat hij daarover verantwoording aflegt.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen.
Het beroep dient mitsdien ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Post, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2006.
de griffier, de rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: