Einde inhoudsopgave
Opiumwetbesluit
Artikel 18
Geldend
Geldend vanaf 17-03-2003
- Redactionele toelichting
Dit besluit treedt tegelijk in werking met de Wet van 13-07-2002, Stb. 520.
- Bronpublicatie:
09-12-2002, Stb. 2002, 624 (uitgifte: 23-12-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-03-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-02-2003, Stb. 2003, 96 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Ingetrokken worden de volgende besluiten:
- —
het koninklijk besluit van 18 oktober 1976, houdende uitvoering van artikel 3a, eerste lid, van de Opiumwet (Stb. 1976, 509);
- —
het koninklijk besluit van 18 oktober 1976, houdende aanwijzing van instellingen, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Opiumwet (Stb. 1976, 512);
- —
het koninklijk besluit van 18 oktober 1976, houdende regelen met betrekking tot registratie van de toediening van Opiumwetmiddelen (Stb. 1976, 510);
- —
- —
- —
- —
- —
het koninklijk besluit van 6 december 1996, houdende aanwijzing van enkele middelen op grond van artikel 2, tweede lid, van de Opiumwet alsmede wijziging van lijst II, behorende bij de Opiumwet (Stb. 1996, 634);
- —
het koninklijk besluit van 19 januari 2000, houdende aanwijzing van middelen op grond van artikel 2, tweede lid, van de Opiumwet en wijziging van een ander besluit (Stb. 2000, 41);
- —
het koninklijk besluit van 28 juli 2002, (Stb. 2002, 438) houdende aanwijzing van middelen op grond van artikel 2, tweede lid, van de Opiumwet alsmede wijziging van lijst II, behorende bij de Opiumwet op grond van artikel 3, tweede lid, van die wet.