Regeling arbeid gedetineerden
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
08-05-2021, Stcrt. 2021, 28357 (uitgifte: 10-06-2021, regelingnummer: 3313234)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-05-2021, Stcrt. 2021, 28357 (uitgifte: 10-06-2021, regelingnummer: 3313234)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Algemeen
1.
Als onvermijdbaar verzuim wordt aangemerkt, verzuim als gevolg van:
- a.
ziekte die ertoe leidt dat de gedetineerde naar het oordeel van de inrichtingsarts, of de verpleegkundige die handelt in opdracht van de inrichtingsarts, niet in staat is arbeid te verrichten;
- b.
het bijwonen van een gerechtelijke procedure als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de wet;
- c.
een verhoor door een ambtenaar belast met de opsporing of vervolging van strafbare feiten;
- d.
het ondergaan van een geneeskundig onderzoek in een ziekenhuis of andere instelling;
- e.
het mondeling toelichten van een bezwaarschrift, klaagschrift of beroepschrift, als bedoeld in de hoofdstukken IV, XI, XII onderscheidenlijk XIII van de wet, voorzover de gedetineerde daartoe is opgeroepen;
- f.
overbrenging naar een andere inrichting;
- g.
de eerste twee weken van detentie gedurende welke de gedetineerde geen arbeid verricht.
2.
De directeur kan in aanvulling op het gestelde in het eerste lid, in de huisregels bepalen in welke gevallen verzuim van de arbeid onvermijdbaar is.
3.
Deze regeling is van overeenkomstige toepassing op de gedetineerde die op basis van artikel 42, vierde lid, onder c, onderscheidenlijk artikel 43, derde lid, van de wet, in verband met een geneeskundige behandeling, onderscheidenlijk sociale verzorging en hulpverlening, naar een andere plaats is overgebracht en niet op basis van een andere regeling een financiële tegemoetkoming ontvangt.
4.
De financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid onder f, en het derde lid komt ten laste van de inrichting van waaruit de gedetineerde wordt overgebracht.