Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994
Artikel 26a
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2007
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met art. IIA, onderdeel B, van de Wet van 06-12-2006, Stb. 2007, 16.
- Bronpublicatie:
25-10-2006, Stcrt. 2006, 212 (uitgifte: 31-10-2006, regelingnummer: DJZ2006315295)
- Inwerkingtreding
01-02-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2006, Stb. 2007, 17 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Insolventierecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een verzoek als bedoeld in artikel 26 wordt in papieren vorm in tweevoud ingediend bij de bewaarder. Het verzoek wordt gedagtekend en door een notaris ondertekend.
2.
In het verzoek tot vaststelling van het complexnummer worden de kadastrale aanduidingen van de desbetreffende onroerende zaken en de appartementsrechten, waarin deze onroerende zaken zullen worden gesplitst, vermeld. Bij het verzoek worden, voorzover artikel 26b niet van toepassing is, twee afschriften van de tekening, bedoeld in artikel 109, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, gevoegd. Op de tekening worden de onroerende zaken waarop de in de splitsing te betrekken appartementsrechten betrekking hebben, perceelsgewijs aangeduid door middel van hun kadastrale aanduiding.
3.
Bij het verzoek tot vaststelling van het nummer van een netwerk worden, voorzover artikel 26b niet van toepassing is, twee afschriften van de tekening gevoegd waarop het netwerk is weergegeven door middel van een lijn lopend over de onroerende zaken waarin het netwerk is of wordt aangelegd. Op de tekening worden de onroerende zaken perceelsgewijs aangeduid door middel van hun kadastrale aanduiding, wordt de voor de desbetreffende afbeelding gebruikte schaal vermeld en de richting van het noorden door middel van een pijl aangegeven.
4.
Indien het afschrift van de tekening, bedoeld in het tweede en derde lid, uit meerdere bladen bestaat, wordt op elk blad vermeld de daarop afgebeelde onroerende zaken met perceelsgewijs hun kadastrale aanduiding en de dagtekening van het verzoek. Elk blad wordt voorzien van een open ruimte, bestemd voor de verklaring, bedoeld in artikel 27, tweede lid, en wordt door de notaris gewaarmerkt.
5.
De notaris vermeldt in het verzoek, bedoeld in artikel 26, uit hoeveel bladen het afschrift van de tekening bestaat en verklaart dat de overgelegde afschriften van de tekening onderling geheel gelijkluidend zijn.