HR, 10-03-1999, nr. 33663
ECLI:NL:HR:1999:AA2712
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-03-1999
- Zaaknummer
33663
- LJN
AA2712
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1999:AA2712, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑03‑1999; (Cassatie)
- Wetingang
art. 139 (oud) Gemeentewet
- Vindplaatsen
BNB 1999/270 met annotatie van W.J.N.M. SNOIJINK
FED 1999/275 met annotatie van J.A. MONSMA
WFR 1999/361
V-N 1999/20.25 met annotatie van Redactie
Uitspraak 10‑03‑1999
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 juli 1997 betreffende na te melden aan hem voor het jaar 1995 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Zaanstad.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1995 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a- straat 1, Z, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Zaanstad opgelegd ten bedrage van onderscheidenlijk f 198,-- en f 158,--, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd afdeling gemeentebelastingen zijn gehandhaafd. Nadien heeft het Hoofd de aanslagen ambtshalve verminderd tot aanslagen ten bedrage van onderscheidenlijk f 132,-- en f 110,--. Belanghebbende is van de uitspraak van het Hoofd in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslagen gehandhaafd zoals deze door het Hoofd ambtshalve waren verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
- 2.
Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Bij brief van de griffier van de Hoge Raad van 23 oktober 1998 zijn inlichtingen gevraagd aan de Gemeentesecretaris van de gemeente Zaanstad betreffende de publicatie van de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Zaanstad van 25 november 1993 (hierna: de Verordening) en de Verordening tot wijziging van die verordening van 17 november 1994 (hierna: de Wijzigingsverordening). Deze heeft bij brief van 3 december 1998 geantwoord.
- 3.
Beoordeling van de klachten De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
- 4.
Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie 4.1. De in geschil zijnde aanslagen zijn opgelegd op basis van de Verordening, zoals gewijzigd bij de Wijzigingsverordening. 4.2. Uit de stukken van het geding, waaronder de briefwisseling met de Gemeentesecretaris van de gemeente Zaanstad, moet worden afgeleid dat na de vaststelling van de Wijzigingsverordening omtrent het bestaan en/of de inhoud daarvan geen andere mededelingen aan de burgers zijn gedaan dan de volgende mededeling op de mededelingenpagina van de gemeente in een binnen de gemeente verspreid huis-aan-huisblad van 27 december 1994: "Door de Raad zijn op 17 november 1994 de volgende verordeningen vastgesteld: - Verordening tot wijziging van de verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen. (?) Deze Verordeningen zijn op 6 december 1994 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. De ingangsdatum van de heffingen is 1 januari 1995." 4.3. Gelet op de omstandigheid dat door de gemeente in het huis-aan-huisblad niets is vermeld over de verkrijgbaarheid of het ter inzage liggen van de Wijzigingsverordening, kan niet worden gezegd dat deze is bekendgemaakt op de door artikel 139 van de Gemeentewet voorgeschreven wijze, zodat daaraan verbindende kracht moet worden ontzegd (Hoge Raad 24 december 1997, nr. 31 643, BNB 1998/68). 4.4. De Wijzigingsverordening houdt uitsluitend een wijziging in van artikel 6, lid 1, van de Verordening, dat de tarieven bevat. Dat ten tijde van de aanslagen waarover het hier gaat de Wijzigingsverordening onverbindend was, brengt derhalve mee dat in dit geval de voor 1994 geldende tarieven dienen te worden toegepast. Die tarieven zijn: voor de gebruikersbelasting f 6,40 en voor de eigenarenbelasting f 8,00, telkens over elke volle f 3.000,-- van de waarde in het economische verkeer. Uitgaande van de door het Hof aanvaarde heffingsgrondslag van f 48.000,-- leidt dat tot aanslagen van respectievelijk f 102,-- en f 128,--. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
- 5.
Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
- 6.
Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en de uitspraak van het Hoofd, - vermindert de wegens het feitelijk gebruik opgelegde aanslag tot een aanslag ten bedrage van f 102,-- en de wegens het genot krachtens zakelijk recht opgelegde aanslag tot een aanslag ten bedrage van f 128,--, - gelast dat door het Hoofd aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 90,--.
Dit arrest is op 10 maart 1999 vastgesteld door de raadsheer Fleers als voorzitter, en de raadsheren Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fehmers, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Bij ontstentenis van de voorzitter wordt dit arrest ondertekend door de raadsheer Pos.
Het bij het beroep in cassatie ten onrechte niet verrekende recht dat is betaald voor de vervanging van de mondelinge uitspraak van het Hof, ten bedrage van f 150,--, wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.