Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1) (hierna: Brussel I bis-Verordening).
Rb. Amsterdam, 25-03-2020, nr. C/13/652159 / HA ZA 18-789
ECLI:NL:RBAMS:2020:1881
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
25-03-2020
- Zaaknummer
C/13/652159 / HA ZA 18-789
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2020:1881, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 25‑03‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 25‑03‑2020
Inhoudsindicatie
onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking. geen samenhang artikel 7 lid 1 Rv
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/652159 / HA ZA 18-789
Vonnis van 25 maart 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNTHON B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
2. rechtspersoon naar buitenlands recht
SYNTHON S.R.O.,
gevestigd te Blansko, Tsjechië,
eiseressen,
advocaat mr. M.G.R. van Gardingen te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEVA PHARMACEUTICALS EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
TEVA PHARMACEUTICAL INDUSTRIES LTD.,
gevestigd te Petach Tikva, Israël,
gedaagden,
advocaat mr. S. Dack te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Synthon en Teva genoemd worden. Eiseressen worden individueel aangeduid als Synthon B.V. en Synthon s.r.o. Gedaagden zullen individueel worden aangeduid als Teva B.V. en Teva Ltd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding met producties 1 tot en met 41,
- -
de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 26,
- -
de conclusie van repliek met producties 42 tot en met 60,
- -
de conclusie van dupliek met producties 27 tot en met 33,
- -
de akte houdende aanvulling grondslag en wijziging van eis met producties 61 tot en met 70,
- -
de akte van de zijde van Teva overlegging aanvullende producties 34 tot en met 38B,
- -
het proces-verbaal van pleidooi.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Bij pleidooi heeft Teva bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis waarbij de grondslag van eis is aangevuld met een beroep op de ongerechtvaardigde verrijking. Volgens Teva maakt het late moment van indiening dat er onvoldoende gelegenheid is om een gemotiveerde reactie hierop geven. De rechtbank overweegt dat een eiswijziging in beginsel is toegestaan. Teva heeft hier ter terechtzitting nog op heeft kunnen reageren en van een onmogelijkheid om in reactie op deze eiswijziging nadere stukken en eventueel een nadere akte in het geding te brengen, is onvoldoende gebleken. Het bezwaar tegen de wijziging van eis wordt ongegrond verklaard omdat die wijziging, de gehele procedure overziend, niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
2. De feiten
2.1.
Synthon B.V. is een Nederlands farmaceutisch bedrijf dat geneesmiddelen ontwikkelt en produceert. Synthon s.r.o. is een Tsjechische zustervennootschap van Synthon B.V. Alvogen is een afnemer van producten van Synthon B.V.
2.2.
Teva B.V. en Teva Ltd maken onderdeel uit van het internationaal farmaceutische Teva concern. Teva Ltd staat aan het hoofd van dit Teva concern.
2.3.
Teva Ltd was exclusief licentiehoudster van het octrooi EP 0 762 888 (hierna: EP 888) betreffende glatirameer acetaat, een medicijn dat gebruikt wordt voor de behandeling van multiple sclerose. Dit octrooi liep af op 23 mei 2015. Het Tsjechische nationale equivalent van EP 888 is het octrooi CZ 292247 (hierna: CZ 247). Verder was Teva Ltd houder van de octrooien EP 1 799 703 (hierna: EP 703), EP 2 177 528 (hierna: EP 528) en EP 2 361 924 (hierna: EP 924). De Technische Kamer van Beroep van het Europees Octrooi Bureau herroept op 10 februari 2015 EP 703, op 14 oktober 2015 EP 528 en op 12 september 2017 EP 924.
2.4.
Teva B.V. is verantwoordelijk voor het op de markt brengen van de producten van het Teva concern in Europa. Copaxone is de merknaam waaronder het Teva concern glatirameer acetaat op de markt brengt.
2.5.
Synthon heeft een generieke versie van glatirameer acetaat ontwikkeld en daarvoor in verschillende Europese landen een marktvergunning verkregen. Dit glatirameer-product werd geproduceerd in een productiefaciliteit van Synthon in Tsjechië. Alvogen heeft dit product onder de naam Remurel in enkele Europese landen op de markt gebracht, of was van plan dit te doen.
2.6.
Op grond van CZ 247 en/of de (de relevante nationale delen van) EP 528 en/of EP 924 zijn handhavingsmaatregelen getroffen tegen Synthon s.r.o in Tsjechië en tegen Alvogen in Kroatië, Slovenië, Estland, Letland en Slowakije. Alle rechtshandelingen die ten behoeve van deze handhavingsmaatregelen zijn getroffen, hebben op naam van Teva Ltd plaatsgevonden. Alle opgelegde verboden zijn inmiddels weer opgeheven.
2.7.
Synthon heeft op enig moment een productiefaciliteit in Argentinië opgericht, waar (ook) glatirameer acetaat kon worden geproduceerd.
3. Het geschil
3.1.
Synthon vordert na een wijziging van eis:
I voor recht te verklaren dat Teva B.V. en / althans Teva Ltd onrechtmatig heeft / hebben gehandeld, door in Tsjechië, Kroatië, Slovenië, Estland, Letland en Slowakije handhavingsmaatregelen ten uitvoer te leggen op basis van CZ 247 en / of (de relevante nationale delen van) EP 528 en / of EP 924;
en voor recht te verklaren dat Teva B.V. en / althans Teva Ltd aansprakelijk is / zijn voor de dientengevolge door Synthon geleden schade;
II voor recht te verklaren dat Teva B.V. en / althans Teva Ltd ongerechtvaardigd is / zijn verrijkt ten koste van Synthon B.V. ten gevolge van het in Tsjechië, Kroatië, Slovenië, Estland, Letland en Slowakije handhavingsmaatregelen ten uitvoer te leggen op basis van CZ 247 en / of (de relevante nationale delen van) EP 528 en / of EP 924;
en voor recht te verklaren dat Teva B.V. en / althans Teva Ltd aansprakelijk is / zijn voor de dientengevolge door Synthon geleden schade;
III Teva B.V. en / althans Teva Ltd, voor zover van toepassing hoofdelijk, te veroordelen tot vergoeding van de ten gevolge van de sub 1 en / althans sub 2 genoemde handelingen door Synthon geleden schade, omvattende maar niet beperkt tot de kosten voor het uitbreiden van de glatirameer acetaat productiecapaciteit van de productielocatie in Argentinië en gederfde winst door het niet althans slechts met vertraging op de markt kunnen brengen van Synthons glatirameer acetaat product, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding;
IV Teva B.V. en / althans Teva Ltd, voor zover van toepassing hoofdelijk, te veroordelen in de redelijke en evenredige kosten van deze procedure, te voldoen binnen twee werkdagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de derde werkdag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling; en
V het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Synthon stelt hiertoe, kort gezegd, dat de handhavingsmaatregelen door Teva B.V. en Teva Ltd gezamenlijk zijn getroffen. Teva Ltd was de rechthebbende maar het was Teva B.V. die in feitelijke zin de handhaving van de betreffende octrooien heeft georganiseerd en daartoe advocaten heeft geïnstrueerd. Deze handhavingsmaatregelen waren onrechtmatig en hierdoor heeft Synthon schade geleden.Verder is Teva B.V., en ook Teva Ltd, onrechtmatig verrijkt ten koste van Synthon B.V. omdat door de handhaving, ook als dit handhaven van de octrooien aan een andere partij is toe te rekenen, Teva B.V. financieel voordeel heeft gebracht. Synthon kon immers haar glatirameer-product niet of minder afzetten waardoor Teva B.V. haar product Copaxone meer heeft kunnen afzetten.
3.3.
Teva voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Onrechtmatige daad
4.1.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de Nederlandse rechter op grond van de hoofdregel van artikel 4 van de (in deze zaak - gelet op het internationale karakter van de betrokken rechtsverhouding - toepasselijke) Brussel I bis-Verordening1.bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen Teva B.V. Teva B.V. is immers statutair gevestigd in Amsterdam en heeft derhalve woonplaats in Amsterdam.
4.2.
Teva heeft betwist dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de vorderingen tegen Teva Ltd, aangezien Teva Ltd in Israël is gevestigd. Omdat Teva Ltd dus geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie, wordt de bevoegdheid op grond van artikel 6 lid 1 van de Brussel I bis-Verordening geregeld door Nederlands recht. De rechtbank zal onderzoeken of een dergelijke bevoegdheid, zoals ook door Synthon wordt gesteld, kan worden aangenomen op grond van artikel 7 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Artikel 7 lid 1 Rv luidt als volgt: “Indien in zaken waarbij een vordering is ingesteld de Nederlandse rechter ten aanzien van een van de verweerders rechtsmacht heeft, komt hem deze ook toe ten aanzien van in hetzelfde geding betrokken andere verweerders, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden verweerders een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.”
4.3.
Teva heeft betwist dat Teva B.V. een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Volgens Teva was Teva B.V. op geen enkele wijze betrokken bij de handhaving van de octrooien en bestaat er geen samenhang tussen de vorderingen tegen Teva B.V. en Teva Ltd.
4.4.
Ten aanzien van het onrechtmatig handelen van Teva B.V. en de voor de bevoegdheid noodzakelijke samenhang tussen de vorderingen jegens Teva B.V. en Teva Ltd is door Synthon het volgende naar voren gebracht. Teva B.V. is het Europese hoofdkantoor en een 100% dochter van Teva Ltd. Teva B.V. handelde als enige in Europa in Copaxone en maakte daarmee winst. Mw. [naam 1], mw. [naam 2], en dhr. [naam 3] zijn werknemers van Teva B.V. Dit blijkt uit het visitekaartje van [naam 2] en haar LinkedIn-profiel en haar e-mailadres dat eindigde op de domeinnaam tevaeu.com, welke domeinnaam op naam staat van Teva B.V. Ook is het werknemerschap af te leiden uit de handtekening onder e-mails van [naam 2] omdat daar staat Teva Europe. Dat kan geen andere vennootschap zijn dan Teva B.V. Voornoemde personen en daarmee Teva B.V. zijn betrokken geweest bij de handhavingsprocedures. Zij hebben de handhaving van de octrooien georganiseerd en gecoördineerd en hiertoe advocaten geïnstrueerd. Ook hebben zij met Synthon onderhandeld. In ieder geval hebben de handelingen van deze personen in het maatschappelijk verkeer mede te gelden als gedragingen van Teva Europe, aldus Synthon.
4.5.
Door Teva is gemotiveerd betwist dat deze werknemers in dienst zijn bij Teva B.V. Zij heeft hiertoe arbeidsovereenkomsten overgelegd die overeen zijn gekomen tussen deze personen en Teva UK Ltd. Ten aanzien van de contactgegevens heeft te gelden dat daar niet staat dat zij werkzaam zijn bij Teva B.V. maar alleen dat zij voor Teva Europe werken, wat er op duidt, maar ook niet meer hoeft te betekenen dan dat zij op Europees niveau werkzaam waren ten behoeve van het Teva concern. Verder is ter terechtzitting door Teva uiteengezet dat deze werknemers onderdeel uitmaken van het IP litigation team dat werkzaam is binnen het Teva concern. Het IP litigation team treedt soms op voor Teva Ltd maar ook soms voor andere vennootschappen, waaronder Teva B.V. Inzake de hier relevante handhavingshandelingen heeft het IP litigation team steeds en uitsluitend opgetreden namens Teva Ltd, aldus Teva.
4.6.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen vaststaat dat alle rechtshandelingen in het kader van de handhaving van de octrooien uitsluitend op naam van Teva Ltd zijn genomen. Dit betekent dat de verrichtingen van voornoemde personen ten aanzien van de gerechtelijke procedures en de gevoerde onderhandelingen, in ieder geval namens Teva Ltd zijn gevoerd. Dat hun handelen daarnaast kan worden toegerekend aan Teva B.V. kan op geen enkele wijze worden vastgesteld. De door Teva gegeven uitleg over de positionering en werking van het IP litigation team is door Synthon niet nader weersproken. Deze uitleg komt de rechtbank in het kader van een internationaal opererend farmaceutisch concern ook niet onbegrijpelijk voor. Daar komt bij dat uit de producties die door Synthon zijn ingebracht (productie 68 en 69) volgt dat deze personen bij een procedure bij het EOB inzake EP 528 en EP 924 optraden ten behoeve van Teva Ltd. Dat past dus in de uitleg van Teva dat het IP litigation team voor Teva Ltd heeft opgetreden. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van voornoemde arbeidscontracten. In dit licht bezien zijn de feiten die door Synthon naar voren zijn gebracht, onvoldoende om aan te kunnen nemen dat deze personen in dienst van Teva B.V. zijn of anderszins ten behoeve van Teva B.V. hebben opgetreden.
4.7.
Verder is relevant dat Teva B.V. een 100% dochtermaatschappij is van Teva Ltd en dus geen formele zeggenschap heeft over het handelen van Teva Ltd. Anders dan de hiervoor verworpen stellingen rondom het dienstverband van voornoemde personen, zijn door Synthon geen concrete omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat het de dochtervennootschap is geweest die het handelen van de moedervennootschap heeft aangestuurd. Tegen deze achtergrond is de door Synthon ingenomen stelling dat het feitelijk Teva B.V. is die de handhaving heeft geïnitieerd en georganiseerd onvoldoende onderbouwd.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van het onrechtmatig handelen van Teva B.V. onvoldoende is gesteld. Dit betekent dat vordering I ten aanzien van Teva B.V. moet worden afgewezen.
Onbevoegd ten aanzien van Teva Ltd
4.9.
Door de kennelijke ondeugdelijkheid van de gestelde vordering jegens Teva B.V. kan er geen samenhang tussen de vorderingen tegen de gedaagden worden aangenomen in de zin van artikel 7 lid 1 Rv. Dit betekent dat de Nederlandse rechter niet op grond van dit wetsartikel bevoegd is van deze vordering ten aanzien van Teva Ltd kennis te nemen.
4.10.
Synthon heeft nog aangedragen dat de Nederlandse rechter bevoegd zou zijn op grond van de hoofdregel van de woonplaats gedaagde (artikel 2 Rv) nu Teva B.V. zichzelf omschrijft als een kantoor of filiaal van Teva Ltd en Teva Ltd hierdoor woonplaats in Nederland heeft voor zaken die Europa betreffen. Hierover kan de rechtbank kort zijn: Teva B.V. heeft een eigen rechtspersoonlijkheid en is gevestigd in Nederland en is dus geen filiaal van Teva Ltd.
4.11.
Synthon heeft verder nog opgemerkt dat de regeling van het forum necessitatis zoals neergelegd in artikel 9 Rv sub b of c hier toegepast dient te worden. Ook op grond hiervan kan echter geen bevoegdheid worden aangenomen. Art. 9 Rv luidt, voor zover thans van belang, als volgt: “Komt de Nederlandse rechter niet op grond van de artikelen 2 tot en met 8 rechtsmacht toe, dan heeft hij niettemin rechtsmacht indien: (…)
b. een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk blijkt, of
c. een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is en het onaanvaardbaar is van de eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt.”
4.12.
Op grond van het forum necessitatis kan de Nederlandse rechter in uitzonderlijke gevallen als noodforum internationale bevoegdheid aannemen. Van zo een situatie is hier geen sprake. Ten aanzien van artikel 9 Rv sub b is een debat gevoerd tussen partijen dat zich heeft toegespitst op de vraag of de Israëlische rechter zich wel of niet bevoegd zou verklaren. Wat hier verder ook van zij, in ieder geval is vast komen te staan dat de rechters in Tsjechië, Kroatië, Slovenië, Letland, Slowakije en Estland, bevoegd zijn ten aanzien van in ieder geval hetgeen op hun grondgebied heeft plaatsgevonden. Zelfs als het zo zou zijn dat geen van deze rechters bevoegd is om van alle vorderingen gezamenlijk kennis te nemen, is daarmee van een onmogelijkheid in de zin van artikel 9 Rv sub b geen sprake. Dat het niet ideaal is voor Synthon om meerdere procedures te moeten voeren, maakt dit niet anders.
4.13.
Evenmin is sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 9 Rv sub c. Van omstandigheden die maken dat het onaanvaardbaar is van de eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt (bijvoorbeeld omdat een behoorlijke procesgang (fair trial) in de buitenlandse procedure niet is gewaarborgd) is immers geen sprake.
4.14.
Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om te oordelen ten aanzien van Teva Ltd over de op de onrechtmatige daad gebaseerde vordering.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.15.
Ten aanzien van de ongerechtvaardigde verrijking stelt Synthon dat Teva B.V. financieel voordeel heeft behaald door het handhaven van de herroepen octrooien. Hierdoor kon Synthon haar glatirameer-product niet of minder afzetten en heeft Teva B.V. juist meer Copaxone kunnen afzetten. Van deze verrijking is ook sprake in het geval de octrooien gehandhaafd zijn door (uitsluitend) Teva Ltd. Synthon stelt dat het toepasselijk recht het Nederlands recht is op grond van artikel 10 lid 1 of lid 2 van de Rome II-Verordening2.. Voor een verrijking in de zin van artikel 6:212 BW is het niet relevant of de verrijking door de verrijkte is bewerkstelligd en evenmin is het relevant of Synthon een vordering tegen Teva Ltd kan instellen. De verrijking is ongerechtvaardigd omdat door de herroeping van de octrooien met terugwerkende kracht de grondslag aan de door Teva ten uitvoer gelegde handhavingsmaatregelen is komen te ontvallen en daarmee elke rechtvaardigingsgrond met terugwerkende kracht is vervallen. Aldus Synthon.
4.16.
De rechtbank is op grond van artikel 4 van de Brussel I bis-Verordening bevoegd om kennis te nemen van de op grond van deze grondslag ingestelde vorderingen tegen Teva B.V. Synthon stelt dat het toepasselijk recht het Nederlands recht is op grond van artikel 10 lid 1 of lid 2 van de Rome II-Verordening.
4.17.
Teva betwist dat het Nederlands recht van toepassing is. Volgens Teva is het toepasselijke recht steeds het recht van het land waar de handhaving plaats heeft gevonden.
4.18.
De rechtbank overweegt als volgt. De situatie van artikel 10 lid 1 Rome II doet zich hier niet voor, omdat ten aanzien van elk van de handhavingsacties is geoordeeld dat deze zijn verricht door Teva Ltd en dat Teva B.V. daarbij niet betrokken was. Ook artikel 10 lid 2 Rome II is in dit geval niet van toepassing, omdat niet alle eisers in hetzelfde land zijn gevestigd als alle gedaagden. Dus is volgens artikel 10 lid 3 Rome II Nederlands recht van toepassing, omdat de gestelde ongerechtvaardigde verrijking zich in Nederland heeft voorgedaan. Immers de verkoop van Copaxone is georganiseerd vanuit Nederland en de daarmee behaalde winst is ook in Nederland geboekt.
4.19.
Hierboven is al geconcludeerd dat van enige betrokkenheid van Teva B.V. bij de handhaving van de octrooien niet is gebleken. Dit betekent dat het uitsluitend gaat om de vraag of Teva B.V. ongerechtvaardigd is verrijkt ten gevolge van enig handelen door Teva Ltd. Hierbij verdient het opmerking dat niet vast staat of Synthon een vordering op grond van een onrechtmatige daad heeft jegens Teva Ltd. Dit heeft de rechtbank immers niet kunnen beoordelen nu zij daartoe niet bevoegd is. Het is maar de vraag of de rechtbank dan wel bevoegd zou zijn om dan alsnog in het kader van de ongerechtvaardigde verrijking het hieraan door Synthon ten grondslag gelegde onrechtmatig handelen van Teva Ltd te beoordelen. Synthon heeft immers de ongerechtvaardigde verrijking in essentie met dezelfde feitelijke grondslag onderbouwd als de onrechtmatige daad. Deze vraag behoeft echter op grond van het onderstaande geen beantwoording omdat ook als, veronderstellenderwijs, aangenomen wordt dat Teva Ltd onrechtmatig heeft gehandeld, een ongerechtvaardigde verrijking door Teva B.V. niet kan worden aangenomen.
4.20.
Indien wordt aangenomen dat, zoals Synthon stelt, Nederlands recht van toepassing is, geldt dat het enkel profiteren van een wanprestatie van een ander niet onrechtmatig is. Om dergelijk handelen toch tot onrechtmatig te kunnen bestempelen, zijn bijkomende omstandigheden vereist. Aangenomen kan worden dat ook in het geval sprake is van een onrechtmatige daad van een derde, er bijkomende omstandigheden moeten zijn alvorens een ongerechtvaardigde verrijking kan worden aangenomen. Door Synthon is ten aanzien van deze bijkomende omstandigheden, anders dan de reeds verworpen betrokkenheid bij de handhaving van de octrooien, niets gesteld. In essentie wordt Teva B.V. dan alleen verweten dat zij ten tijde van de handhavingsacties haar producten heeft verkocht, zoals zij dat ook in de periode daarvoor deed, en dat dit ten dele ten koste van Synthon heeft plaatsgevonden. Deze gebruikelijke handelingen legitimeren naar het oordeel van de rechtbank de gestelde verrijking. Alleen de wetenschap van de handhavingsacties is onvoldoende om de verkregen omzet als ongerechtvaardigd te kwalificeren. Dit geldt temeer nu aan de in dat verband genomen handhavingsmaatregelen indertijd in ieder geval gebaseerd waren op (op dat moment nog) geldende octrooirechten. In het kader van ongerechtvaardigde verrijking geldt dat een verplichting tot vergoeding van een vermogensvermeerdering pas ontstaat als daar geen redelijke oorzaak, geen rechtvaardigingsgrond, voor aanwezig is. De met die handel behaalde omzet en de daaruit voorvloeiende winst is echter niet ongerechtvaardigd. Het gaat immers om voordeel dat voortkomt uit reguliere handel. Ook volgens Synthon is Teva B.V. binnen het Teva concern immers verantwoordelijk voor de verkoop van producten, Copaxone daaronder begrepen, op de Europese markt. Van een ongerechtvaardigde verrijking is naar Nederlands recht dus geen sprake.
Onbevoegd ten aanzien van Teva Ltd
4.21.
Ook hier geldt dat er door de kennelijke ondeugdelijkheid van de gestelde vordering jegens Teva B.V. geen samenhang tussen de vorderingen tegen de gedaagden kan worden aangenomen in de zin van artikel 7 lid 1 Rv. Dit betekent dat op grond van dit wetsartikel de Nederlandse rechter niet bevoegd is van deze vordering ten aanzien van Teva Ltd kennis te nemen. Evenmin kan op grond van een andere bepaling een dergelijke bevoegdheid worden aangenomen.
Conclusie
4.22.
Nu evenmin is gebleken van een ongerechtvaardigde verrijking zullen alle vorderingen jegens Teva B.V. worden afgewezen. De rechtbank heeft ook inzake de gestelde ongerechtvaardigde verrijking geen rechtsmacht om te oordelen jegens Teva Ltd. Dit betekent dat de rechtbank zich jegens Teva Ltd onbevoegd zal verklaren.
Proceskosten
4.23.
Van misbruik van procesrecht is niet gebleken en de rechtbank ziet dan ook geen grond om, zoals verzocht door Teva, Synthon te veroordelen in de volledige, daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Synthon zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding conform het liquidatietarief, welke kosten aan de zijde van Teva tot heden worden begroot op € 2.255,- , bestaande uit griffierecht € 626,- en salaris advocaat € 1.629,- (3 punten × tarief II € 543,-).
4.24.
De nakosten worden conform de huidige tarieven begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen ten aanzien van Teva Ltd,
5.2.
wijst de vorderingen ten aanzien van Teva B.V. af,
5.3.
veroordeelt Synthon in de proceskosten welke aan de zijde van Teva worden begroot op € 2.255,-,
5.4.
veroordeelt Synthon in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op€ 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Synthon niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. B.T. Beuving en mr. H.J. Schaberg en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2020.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 25‑03‑2020
Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (PbEU 2007, L 199/40) (hierna: Rome II-Verordening)