BNB 2011/176
(HR) De heffing ingevolge deze bepaling heeft niet (overwegend) het karakter van een aansprakelijkstelling. In casu is bestuurdersaansprakelijkheid mogelijk voor de ingevolge deze bepaling geheven omzetbelasting (1997; A-G Van Ballegooijen, noot Van Eijsden)
HR 21-01-2011, ECLI:NL:HR:2011:BL0202, m.nt. J.A.R/ van Eijsden
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 januari 2011
- Magistraten
Mrs. D.G. van Vliet, P. Lourens, A.R. Leemreis, E.N. Punt, P.M.F. van Loon
- Zaaknummer
09/00422
- Conclusie
A-G Van Ballegooijen
- Noot
J.A.R/ van Eijsden
- LJN
BL0202
- JCDI
JCDI:ADS172000:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Invordering (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BL0202, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑01‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BL0202, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 30‑11‑2009
- Wetingang
Art. 36, vierde en zevende lid, Invorderingswet 1990; art. 37 Wet OB 1968; art. 21, eerste lid, onderdeel d, en derde lid, Zesde richtlijn; Europees recht algemeen)
Essentie
Bewijsvermoeden bij bestuurdersaansprakelijkheid is niet in strijd met communautaire rechtsbeginselen. Bestuurdersaansprakelijkheid bij verschuldigdheid omzetbelasting op grond van art. 37 Wet OB 1968
Samenvatting
Belanghebbende is bestuurder van A BV. Aan deze vennootschap is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd, die onder meer betrekking heeft op ingevolge art. 37 Wet OB 1968 verschuldigd geworden omzetbelasting. Nadat A BV haar betalingsonmacht te laat heeft gemeld, heeft de Ontvanger belanghebbende hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het bedrag van de naheffingsaanslag.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aansprakelijk gesteld kan worden voor het gedeelte van de naheffingsaanslag dat verschuldigd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.