HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026, NJ 2017/128 m.nt. P.A.M. Mevis.
HR, 16-04-2019, nr. 18/01196
ECLI:NL:HR:2019:616
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-04-2019
- Zaaknummer
18/01196
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:616, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑04‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:200
ECLI:NL:PHR:2019:200, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑03‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:616
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0212
Uitspraak 16‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Openlijke geweldpleging, art. 141.1 Sr. Meervoudige kamer Hof bevestigt mondeling vonnis Pr dat is aangetekend in p-v tz. e.a. en dat wat betreft inhoud gebezigde b.m. - o.g.v. Regeling aantekening mondeling vonnis - verwijst naar processen-verbaal en geschriften zonder dat inhoud daarvan in vonnis is opgenomen, terwijl raadsman in h.b. vrijspraak heeft bepleit. Art. 359.3 en 423.1 Sv. HR: Op gronden vermeld in CAG is middel terecht voorgesteld. CAG: Raadsman in h.b. heeft vrijspraak bepleit. Dit betekent dat bij bevestiging van vonnis Hof gehouden was ter aanvulling van gronden (uitgewerkte) inhoud van gebezigde b.m. in arrest op te nemen. Door dit na te laten is bewezenverklaring niet naar eis der wet voldoende met redenen omkleed. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
16 april 2019
Strafkamer
nr. S 18/01196
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 13 maart 2018, nummer 23/004108-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring ontoereikend heeft gemotiveerd, omdat het Hof de bewezenverklaring heeft doen steunen op bewijsmiddelen waarvan de inhoud noch in het bestreden arrest noch in het bevestigde vonnis is opgenomen.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 tot en met 6 is het middel terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2019.
Conclusie 05‑03‑2019
Inhoudsindicatie
-
Nr. 18/01196 Zitting: 5 maart 2019 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
Het hof Amsterdam heeft bij arrest van 13 maart 2018 het vonnis van de politierechter te Amsterdam van 13 november 2016, waarbij de verdachte wegens feit 1 primair “het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen” is veroordeeld en waarbij de vordering van de benadeelde partij is toegewezen en voor hetzelfde bedrag aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf. Het hof heeft vervolgens het in hoger beroep gedane beroep op noodweer verworpen en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel behelst de klacht dat het hof de bewezenverklaring ontoereikend heeft gemotiveerd, omdat het hof de bewezenverklaring heeft doen steunen op bewijsmiddelen waarvan de inhoud noch in het bestreden arrest noch in het bevestigde vonnis is opgenomen.
Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof onderstaande motiveringen betreffende de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de op te leggen straf in de plaats stelt van die van de politierechter.”
5. Op grond van art. 423, eerste lid, Sv is (zowel de meervoudige als de enkelvoudige kamer van) het hof bevoegd een in eerste aanleg gewezen vonnis te bevestigen. Dit geldt ook indien het een mondeling vonnis betreft dat in het proces-verbaal van de terechtzitting is aangetekend op de wijze als in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197) bepaald. Indien die aantekening mondeling vonnis wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen verwijst naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, is de meervoudige kamer van het hof in beginsel niet gehouden de inhoud van die stukken (alsnog) in zijn arrest op te nemen. Dit lijdt echter uitzondering indien de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet in bekennende zin heeft verklaard of door de raadsman vrijspraak is bepleit. In dat geval dient bevestiging van het vonnis te geschieden met aanvulling van de gronden. Het hof is dan gehouden de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in het arrest op te nemen.1.
6. De raadsman heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit. Dit betekent dat bij bevestiging van het vonnis het hof gehouden was ter aanvulling van de gronden de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in het arrest op te nemen. Door dit na te laten is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet voldoende met redenen omkleed.
7. Het eerste middel slaagt.
8. Gelet op het voorafgaande, behoeft het tweede middel geen bespreking meer.
9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑03‑2019