Rb. Amsterdam, 19-06-2019, nr. 13/669031-19 en 18/116600-18 (TUL) (Promis)
ECLI:NL:RBAMS:2019:4489
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
19-06-2019
- Zaaknummer
13/669031-19 en 18/116600-18 (TUL) (Promis)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2019:4489, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 19‑06‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 19‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Plaatsing Psychiatrisch ziekenhuis - volledig ontoerekeningsvatbaar - ontslag van alle rechtsvervolging
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/669031-19 en 18/116600-18 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 19 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1991
ingeschreven op het [BRP-adres] ,
gedetineerd in het “ [detentieplaats] .
1. Onderzoek op zitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 5 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Hara en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. de Hosson, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 01 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met zijn vinger een snijbeweging langs zijn keel te maken in de richting of in de nabijheid van die [benadeelde 1]
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht);
2
dat hij op of omstreeks 01 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een of meer muren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht);
3
dat hij op of omstreeks 01 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [benadeelde 1] , in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem/haar/hun de woorden toe te voegen : hoer (in de Arabische taal), althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
(artikel 266 Wetboek van Strafrecht).
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Ook zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten kunnen worden bewezen verklaard. Ten aanzien van feit 3 in het bijzonder acht zij bewezen de vernieling van een of meer muren en het (tijdelijk) onbruikbaar maken van een raam.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het bewijs aangevoerd dat zijn cliënt heeft verklaard dat hij een lied heeft gezongen waarin gebaren en teksten, zoals in de tenlastelegging vermeld voorkwamen, en dat hij aangeefster dus niet opzettelijk heeft bedreigd en beledigd. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van feit 1 en feit 3. Ten aanzien van feit 2 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
Verdachte heeft aangegeven een lied, een rap, te hebben gezongen en niet de intentie te hebben gehad daarmee te bedreigen of te beledigen. Hij heeft aangegeven dat hij die dag boos was en hij heeft bekend dat hij een snijbeweging langs de keel heeft gemaakt en dat hij het woord hoer (in het Arabisch) heeft gezegd.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een veroordeling van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gepleegd dat er bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. Ten aanzien van de tenlastegelegde belediging is van belang in welke context het betreffende woord is genoemd, als het woord als zodanig al niet beledigend is.
In deze zaak is een snijbeweging langs de keel gemaakt en is het woord hoer geuit.
Beide gedragingen gingen volgens de aangeefster en de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] gepaard met geschreeuw, met agressie en met gebaren alsof verdachte wilde vechten met de medewerkers van het [benadeelde 2] .
De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen onder genoemde omstandigheden maken dat aangeefster zich bedreigd kon voelen en dat het noemen van het woord hoer als beledigend kon worden opgevat. De snijbeweging langs de keel levert een bedreiging tegen het leven gericht op, omdat dit het doorsnijden van de keel betekent, hetgeen levensbedreigend is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de feiten 1 en 3 bewezen verklaren en verwerpt zij het verweer van de verdediging.
Verder is komen vast te staan dat verdachte bloed op een of meer muren en op een raam heeft gesmeerd in de receptieruimte/loge van de [benadeelde 2] -locatie.
De rechtbank gaat ervan uit dat het raam doordat het met bloed was besmeurd tijdelijk onbruikbaar is geweest. Verdachte had daarop opzet omdat de kans aanmerkelijk was dat het raam tijdelijk onbruikbaar zou zijn door dit met bloed te besmeuren. De rechtbank zal dan ook feit 3 bewezen verklaren.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op 1 maart 2019 te Amsterdam [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door opzettelijk dreigend met zijn vinger een snijbeweging langs zijn keel te maken in de nabijheid van die [benadeelde 1] ;
2
op omstreeks 1 maart 2019 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een raam toe-behorende aan [benadeelde 2] onbruikbaar gemaakt en muren, toebehorende aan [benadeelde 2] beschadigd;
3
op 1 maart 2019 te Amsterdam opzettelijk [benadeelde 1] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen : hoer (in de Arabische taal
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5. Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in de bijlage zijn weergegeven.
6. Strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. Strafbaarheid van verdachte
De officier van justitie en de raadsman van verdachte hebben zich op basis van de bevindingen van de deskundigen zoals hierna genoemd op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en gevorderd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op de Pro Justitia-rapporten van 13 mei 2019 van J. van der Meer, psychiater, en van 16 mei 2019 van J. Yntema, psycholoog.
In beide rapportages komt naar voren dat bij verdachte tijdens het tenlastegelegde sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Door de psychose kon verdachte de gevolgen van zijn handelen niet goed overzien. Hij is destijds zodanig in de war geweest dat zijn handelen volledig is gekleurd door zijn psychotische toestandsbeeld. Zij adviseren om het tenlastegelegde – indien bewezen – niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundigen over. Aan verdachte kan het tenlastegelegde niet worden toegerekend. Verdachte is niet strafbaar en zal voor het bewezenverklaarde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
8. Motivering van de maatregel
8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, gelet op de bevindingen van de deskundigen in de rapporten zoals hierboven aangehaald.
De vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 18/116600-18 dient te worden afgewezen gelet op deze eis.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht te volstaan met ontslag van alle rechtsvervolging dan wel verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde dat verdachte wordt begeleid door de GGZ instelling [naam instelling] . Mocht de rechtbank een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis bevelen, dan verzoekt de raadsman om de termijn te verkorten. De raadsman is het eens met de officier van justitie dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opleggen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten. Dat deze feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, maakt niet dat het handelen van verdachte niet ernstig te noemen is, te meer nu zijn agressieve gedrag een gevaar voor anderen oplevert. De situatie in de [benadeelde 2] locatie is voor aangeefster en getuigen bedreigend geweest.
Het risico op herhaling van dergelijke feiten wordt door de deskundigen in hun rapporten hoog geacht. Daarbij wordt met name de huidige psychose gezien als een belangrijke risicofactor. Een andere risicofactor die wordt benoemd is het aantal problemen dat verdachte in het verleden heeft gehad met onder meer geweld, middelengebruik en werk. Voorts wordt benoemd als risicofactor de - zo begrijpt de rechtbank beperkte - respons van verdachte op behandeling zowel recent als in het verleden. Onbehandelde terugkeer in de maatschappij geeft een hoog risico.
Om dit risico te verminderen is een verplichtend intensief behandelprogramma in een forensisch psychiatrische kliniek met een voldoende hoog beveiligingsniveau noodzakelijk volgens de deskundigen. Om die reden wordt plaatsing in een kliniek in het kader van artikel 37 Wetboek van Strafrecht geadviseerd.
De rechtbank overweegt het volgende:
Voor het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, moet worden voldaan aan de volgende vereisten:
- de strafbare feiten kunnen niet worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
- er bestaat een gevaar voor verdachte zelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen; en
- twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, hebben een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over verdachte uitgebracht.
Aan de hand van de aangehaalde inhoud uit de door de deskundigen opgestelde rapporten is de rechtbank van oordeel dat aan alle vereisten is voldaan. Verdachte heeft begeleiding en behandeling nodig om het recidiverisico in te perken. De rechtbank is van oordeel dat gevreesd moet worden dat verdachte zonder adequate behandeling van de psychose en het gebruik van middelen wederom geweldsfeiten zal plegen en daarbij een gevaar kan vormen voor anderen. De rechtbank acht verdachte onvoldoende in staat om het verminderen van risico voor anderen in een vrijwillig kader te bewerkstelligen. Aan een ander kader kan – gelet op de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte –vanuit het strafrecht niet worden toegekomen.
Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de maximale duur van één jaar is noodzakelijk. In het psychiatrisch ziekenhuis zal verdachte de hulp krijgen die hij nodig heeft om de psychose en het middelengebruik zodanig in de hand te krijgen dat mogelijkheden ontstaan om te werken aan een begeleide terugkeer in de samenleving.
De rechtbank overweegt dat artikel 37 Wetboek van Strafrecht niet de mogelijkheid biedt om een plaatsing van kortere duur dan één jaar te gelasten.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 4 maart 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 18/116600-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 19 oktober 2018 van de politierechter in de rechtbank Assen, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 3 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbaar feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet echter in de oplegging van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 266, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde: opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en onbruikbaar maken;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde: eenvoudige belediging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Gelast dat verdachte voor de termijn van 1 (één) jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst.
Wijst af de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18/116600-18.