Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-03-2020, nr. 19/00548
ECLI:NL:GHARL:2020:1983, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
03-03-2020
- Zaaknummer
19/00548
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:1983, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 03‑03‑2020; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:1163, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2020/12-13.8
NLF 2020/0682 met annotatie van
NLF 2020/0682 met annotatie van
Uitspraak 03‑03‑2020
Inhoudsindicatie
OB. Plaatsing niet-geïntegreerde zonnepanelen geeft geen recht op aftrek van voorbelasting die drukt op bouw woning.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer 19/00548
uitspraakdatum: 3 maart 2020
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 maart 2019, nummer AWB 18/459, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2016 een teruggaaf omzetbelasting verleend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard en een aanvullende teruggaaf verleend.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de teruggaaf vastgesteld op € 4.048. Voorts heeft de Rechtbank belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend en de Inspecteur gelast het griffierecht te vergoeden.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1.
Belanghebbende verricht onder de naam [A] adviesdiensten op het gebied van aerospace en defensie. Voor deze activiteiten is belanghebbende aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.
2.2.
Belanghebbende heeft een (mantelzorg)woning laten bouwen (hierna: de woning) en deze in 2016 in gebruik genomen. Het totale oppervlak van de woning is (12 x 6=) 72 m2. Op het dak van de woning zijn 12 niet-geïntegreerde zonnepanelen geplaatst. De afmeting van een zonnepaneel is (in meters) 1,652 x 0,994 x 0,045. Voor de exploitatie van deze zonnepanelen is belanghebbende aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.
2.3.
Aan belanghebbende is voor de bouw van de woning € 14.636,03 aan voorbelasting in rekening gebracht. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 januari 2018 aftrek verleend voor de omzetbelasting die betrekking heeft op de aanschaf en de montage van de zonnepanelen.
2.4.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de zonnepanelen roerend zijn en geen bestanddelen zijn van de woning. De Rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op aftrek van voorbelasting op basis van de verdeling van de nuttige ruimten van de woning. De Rechtbank heeft het recht op aftrek als volgt berekend:
“Het zakelijk gebruik van de woning dient alsdan te worden berekend aan de hand van de oppervlaktes van de nuttige ruimtes van de woning. De rechtbank is van oordeel dat het gebruik in de woning door de plaatsing van de zonnepanelen niet is gewijzigd. Ten aanzien van de in de woning gelegen nuttige ruimtes geldt het in de brief van eiser van 12 november 2018 genoemde oppervlakte van 72m2. Bij deze wijze van berekening worden die onderdelen van de woning die dienstig zijn aan de nuttige ruimtes (bijvoorbeeld de muren, de fundering en het dak) naar evenredigheid aan de nuttige ruimtes toegerekend. De plaatsing van de zonnepanelen op het dak heeft tot gevolg dat het deel van het dak waar de zonnepanelen daadwerkelijk zijn bevestigd niet meer alleen ten dienste staat van de nuttige ruimtes in de woning, maar ook van de energie-opwekking. Dat deel van het dak heeft door dit gewijzigde gebruik een extra functie verkregen en dient daarom te worden aangemerkt als nuttige ruimte. De rechtbank zal daarbij aansluiten bij de totale oppervlaktes van de zonnepanelen. De nuttige ruimtes met zakelijk gebruik beslaan dus (1,652x0,994x12 zonnepanelen=) 19,7 m2. Het totale oppervlakte van de nuttige ruimtes van de woning bedraagt dan (72+19,7=) 91,7 m2. Het zakelijk gebruik van de woning is dan 21,5% (19,7m2 / 91,7 m2 x 100%). De voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting ter zake van de bouw van de woning bedraagt (21,5% van € 14.636 =) € 3.146. De beschikking teruggaaf moet nader worden vastgesteld op (€ 902+€ 3.146=) € 4.048.”
3. Geschil
In geschil is de omvang van het recht op aftrek voor de bouw van de woning.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat door de plaatsing van de zonnepanelen recht op aftrek van (een deel van) de voorbelasting bestaat die drukt op de bouw van de woning. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank de teruggaaf juist heeft berekend. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende uitsluitend recht op aftrek van voorbelasting heeft voor de levering en de montage van de zonnepanelen.
4.2.
Het Hof is van oordeel dat een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning ontbreekt. De werkzaamheden bestaande uit de bouw van de woning reiken verder dan hetgeen noodzakelijk is om belanghebbende in staat te stellen om met behulp van zonnepanelen energie op te wekken (vgl. HvJ EU 14 september 2017, C-132/16, Iberdrola Inmobiliaria Real Estate Investments, ECLI:EU:C:2017:683, punt 39). De panelen kunnen bijvoorbeeld ook in een zonnepark worden geplaatst of op al bestaande gebouwen. Niet aannemelijk is dat de kosten van de bouw van de woning op enigerlei wijze rechtstreeks of als algemene kosten zijn verdisconteerd in de prijs die door belanghebbende van de energiemaatschappij voor de levering van elektriciteit (zijnde de belaste handeling) wordt ontvangen. In dit verband acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende in de begroting voor de bouw van de woning op enigerlei wijze rekening heeft gehouden met de opbrengst van de zonnepanelen. Dat belanghebbende is gebonden aan de prijzen die de afnemende energiemaatschappij rekent, maakt dit niet anders.
4.3.
Belanghebbende doet een beroep op de uitspraak van het Hof van 28 november 2017 (nr. 16/01522, ECLI:NL:GHARL:2017:10387). Dit beroep faalt, aangezien de situatie die in voornoemde uitspraak is beoordeeld, op fundamentele punten afwijkt van die van belanghebbende. Zo had de belanghebbende in voornoemde uitspraak de woning geheel aan zijn bedrijfsvermogen toegerekend, en draaide het geding om de vraag of de verhouding zakelijk versus privégebruik door de latere plaatsing van zonnepanelen was gewijzigd. Specifiek was in geschil de maatstaf van heffing van de interne dienst, bestaande uit het privégebruik van de zakelijk geëtiketteerde woning. Per 1 januari 2011 is de relevante wetgeving gewijzigd en kan aftrek van voorbelasting voor een onroerende zaak slechts plaatsvinden voor zover deze zaak voor belaste handelingen wordt gebruikt.
4.4.
Indien en voor zover belanghebbende heeft bedoeld een beroep te doen op het gelijkheidsbeginsel, faalt het. De door belanghebbende genoemde gevallen (grote energieleveranciers en -centrales) zijn feitelijk geen gelijke gevallen.
4.5.
Gelet op het vorenstaande geeft de plaatsing van zonnepanelen belanghebbende geen recht op aftrek van voorbelasting die drukt op de bouw van de woning. De Inspecteur heeft, uitgaande van dit oordeel, de teruggaaf op het juiste bedrag berekend. Het Hof zal de uitspraak van de Rechtbank vernietigen.
Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. V.F.R. Woeltjes en mr. F.W. van Willigenburg, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 3 maart 2020 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 maart 2020.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.