Rb. Haarlem, 26-09-2012, nr. 15/710065-12
ECLI:NL:RBHAA:2012:BY0799
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
26-09-2012
- Zaaknummer
15/710065-12
- LJN
BY0799
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2012:BY0799, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 26‑09‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 26‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Promis. Ernstig uitgaansgeweld. Gebroken ellepijp. De rechtbank spreekt vrij van toebrengen zwaar lichamelijk letsel, nu uit het dossier slechts volgt dat het slachtoffer gedurende zes weken zijn arm in het gips heeft gehad.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710065-12
Uitspraakdatum: 26 september 2012
Verstek
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 september 2012 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 21 oktober 2011 te Haarlem aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken (onder)arm), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen tegen de (onder)arm te schoppen/trappen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 oktober 2011 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever]), een of meermalen in het gezicht heeft geslagen en/of (terwijl deze [aangever] op de grond lag) een of meermalen tegen de (onder)arm heeft geschopt/getrapt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken (onder)arm), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
4. Bewijs
4.1.
Vrijspraak
Primair is verdachte - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij aangever [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Volgens de tenlastelegging zou dit zwaar lichamelijk letsel bestaan uit een gebroken (onder)arm. Uit de zich in het dossier bevindende medische gegevens omtrent aangever blijkt dat hij inderdaad een gebroken ellepijp heeft opgelopen. Afhankelijk van de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel kan onder omstandigheden worden geconcludeerd dat bij een botbreuk sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier volgt dienaangaande echter slechts dat het slachtoffer gedurende zes weken zijn arm in het gips heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om te komen tot de bewezenverklaring van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van hetgeen hem primair is ten laste gelegd.
4.2.
Redengevende feiten en omstandigheden[1]
Op vrijdag 21 oktober 2011 omstreeks 00.00 uur is aangever [aangever] samen met een vriend, [getuige 1], en twee vriendinnen, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], in café [naam café] te Haarlem.[2] Omstreeks 00:30 uur ziet aangever dat iemand in het café een glas op de grond stuk trapt.[3] Op de vraag van de barvrouw wie het glas had stuk getrapt, wijst een van de vriendinnen van aangever naar een groepje mensen naast de groep van aangever. De barvrouw spreekt dat groepje daarop aan. Dat groepje verlaat na enige tijd het café. Omstreeks 02:00 uur verlaten ook aangever, zijn vriend en zijn vriendinnen het café.[4] Aangever en [getuige 1] lopen richting de Grote Markt en verdachte loopt achter hen aan.[5] Aangever wordt er door verdachte op aangesproken dat aangever en zijn vrienden hebben gezegd dat hij een glas had stuk getrapt. Wanneer aangever zegt dat er niets aan de hand is en dat hij beter naar huis kan gaan, brengt verdachte zijn beide armen naar achteren en balt hij zijn handen tot vuisten. Aangever ziet en voelt dat hij door de linkervuist van verdachte wordt geraakt op de rechterzijde van zijn hoofd.[6] Verdachte heeft hiermee de eerste klap uitgedeeld.[7] Om zijn gezicht te beschermen brengt aangever zijn armen omhoog en geeft hij verdachte met zijn linkervuist een klap tegen het gezicht.[8] Aangever loopt in een gevechtshouding naar achteren, van de groep af. Verdachte loopt daarop echter weer naar aangever toe en haalt een aantal keer naar hem uit.[9] Aangever krijgt wederom een klap van verdachte, dit maal op zijn linker oog. Door de klap valt aangever op de grond. Terwijl aangever op de grond ligt, trapt verdachte met zijn rechterbeen in de richting van aangever. Doordat hij zijn armen ter bescherming voor zijn hoofd heeft, wordt aangever door verdachte op zijn linkerarm geraakt hetgeen direct hevig pijn doet. De arm van aangever is op dat moment slechts anderhalve week uit het gips, nadat deze eerder gebroken is geweest. Aangever voelt direct dat zijn arm weer gebroken is. Uiteindelijk krijgt aangever de kans om samen met zijn vriend weg te lopen.[10] Een arts constateert later dat aangever een gebroken ellepijp (in medische termen: een ulna schacht fractuur) heeft opgelopen.[11]
4.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 21 oktober 2011 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [aangever], meermalen in het gezicht heeft geslagen en terwijl deze [aangever] op de grond lag tegen de onderarm heeft getrapt, tengevolge waarvan deze enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld door het slachtoffer eerst zodanig te slaan dat hij daardoor op de grond valt en vervolgens, terwijl het slachtoffer op de grond ligt, een schop te geven waardoor het slachtoffer zijn ellepijp breekt. Naast het ontstane letsel leert de ervaring dat delicten als de onderhavige de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer kunnen zijn. Dat dit ook bij het desbetreffende slachtoffer zo is, blijkt uit zijn toelichting op de vordering benadeelde partij. Door dergelijk uitgaansgeweld neemt het gevoel van onveiligheid in de samenleving steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren tot veel dodelijke slachtoffers geleid. De rechtbank rekent verdachte zijn handelwijze zwaar aan en wijst erop dat het veel erger had kunnen aflopen. Dit klemt te meer nu uit het dossier volgt dat aangever ten tijde van de trap tegen zijn arm zijn hoofd beschermde met deze arm. Als aangever dat niet zou hebben gedaan zou aangever wellicht tegen het hoofd zijn getrapt, met alle gevolgen van dien.
Anders dan de officier van justitie, die uitgaat van de primair ten laste gelegde zware mishandeling, gaat de rechtbank uit van een zogenaamde “eenvoudige” mishandeling. Daarin, alsmede in de jeugdige leeftijd van verdachte en in de omstandigheid dat hij ‘first offender’ is, ziet de rechtbank aanleiding om ten voordele van verdachte af te wijken van de door de officier van justitie geformuleerde eis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 668,93 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering is door of namens verdachte niet betwist. De gestelde materiële schade bestaat uit een eigen bijdrage van ziektekosten, alsmede uit een geringe vergoeding van een sportabonnement dat de benadeelde partij niet heeft kunnen gebruiken ten gevolge van de mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het onder 5. vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van tachtig uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door veertig dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [aangever] geleden schade tot een bedrag van € 668,93, bestaande uit € 193,93 voor de materiële en € 475 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangever], voornoemd, op rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [aangever] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 668,93, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. Avedissian, voorzitter,
mr. M.W. Groenendijk en mr. B.A.A. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Wessels,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 september 2012.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 21 oktober 2011, dossierpagina 20.
[3] Het proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] d.d. 24 oktober 2011, dossierpagina 26.
[4] Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 21 oktober 2011, dossierpagina 20-21.
[5] Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 3 november 2011, dossierpagina 34.
[6] Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 oktober 2011, dossierpagina 21.
[7] Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 3 november 2011, dossierpagina 35.
[8] Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 oktober 2011, dossierpagina 21.
[9] Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 25 oktober 2011, dossierpagina 30.
[10] Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 oktober 2011, dossierpagina 21.
[11] Een schriftelijk bescheid, te weten het door een arts ingevulde aanvraagformulier medische informatie d.d. 21 oktober 2011, dossierpagina 51.