JONDR 2019/947
Individuele veehouders geen partij bij samenwerkingsovereenkomst; geen onrechtmatige daad door afzien ontwikkeling installatie (art. 81 RO)
HR 12-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1168
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 juli 2019
- Zaaknummer
18/01357
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1168, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑07‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:583, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑05‑2019
- Wetingang
Art. 6:23 BW; art. 6:74 BW; art. 6:162 BW; (art. 81 RO)
Essentie
Een vereniging van veehouders draagt een project voor de bouw van een biomassa-vergistingsinstallatie over aan investeerders. De investeerders blazen het project op economische overwegingen af. Van wanprestatie jegens de individuele veehouders is geen sprake omdat zij geen partij zijn bij de overeenkomst. Ook is het stopzetten van het project niet onrechtmatig. De Hoge Raad verwerpt het beroep (art. 81 RO) en volgt aldus de conclusie van de A-G.
Samenvatting
Eisers tot cassatie (veehouders) hebben in 2000 een vereniging opgericht met het doel een biomassa-vergistingsinstallatie te bouwen. In 2009 heeft de vereniging een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Raedthuys ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.