Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/5.7
5.7 Matiging van schadevergoeding
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374347:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Lindenbergh (Schadevergoeding), art. 100, aant. 8 g, waar hij stelt dat wanneer de rechter de bevoegdheid heeft de schadevergoeding te matigen, hij op die wijze met voordelen rekening kan houden die naar de gewone regels wellicht niet voor verrekening in aanmerking komen, vgl. Pari. Gesch. Boek 6, p. 349 (MvA II).
Wagner 2003, p. 16, overweegt ten aanzien van het Belgisch recht in dit verband daarentegen dat het bedrag aan verbeurde dwangsommen bij een billijke schadebegroting steeds buiten beschouwing moet blijven. Wagner merkt op dat wanneer de schadelijdende partij haar vordering kan becijferen aan de hand van stukken, het de rechter in beginsel niet geoorloofd is om van het aldus bewezen bedrag een gedeelte af te houden in verband met de verbeurde dwangsommen. Wagner oordeelt het weinig coherent om reeds ingevorderde dwangsommen wel in rekening te brengen in geval de omvang van de vordering slechts naar billijkheid kan worden vastgesteld.
Gezien de ontsnappingsmogelijkheid die de Memorie van Toelichting bij art. 611c Rv de debiteur in bijzondere gevallen biedt, lijkt het mij voorts niet uitgesloten dat de rechter met het aan dwangsommen verbeurde bedrag rekening houdt bij de beantwoording van de vraag of de schadevergoeding op grond van art. 6:109 BW dient te worden gematigd.1 Art. 6:109 BW geeft de rechter een discretionaire bevoegdheid om de schadevergoeding te matigen, indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Het criterium biedt de rechter ruimte om alle omstandigheden van het geval in zijn matigingsoordeel te betrekken. Weliswaar zal de aard van de dwangsom, alsmede de mate van schuld aan de zijde van de weerspannige veroordeelde, in beginsel aanleiding zijn om bij het besluit om te matigen terughoudend te zijn, maar in een bijzonder geval, waarin zich de in het artikel genoemde onaanvaardbare gevolgen voordoen, is die matiging blijkens de Toelichting op art. 611c Rv mijns inziens niet uitgesloten.2