Richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 12-12-2007
- Bronpublicatie:
12-12-2006, PbEU 2006, L 376 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 2006/114/EG)
- Inwerkingtreding
12-12-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2006, PbEU 2006, L 376 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 2006/114/EG)
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Informatierecht / Reclame
1.
De lidstaten zorgen voor de invoering van passende en doeltreffende middelen ter bestrijding van misleidende reclame en voor de naleving van de bepalingen inzake vergelijkende reclame in het belang van handelaren en concurrenten.
Daartoe behoren wettelijke bepalingen op grond waarvan personen of organisaties die volgens de nationale wetgeving een rechtmatig belang hebben bij het bestrijden van misleidende reclame of het reguleren van vergelijkende reclame:
- a)
in rechte kunnen optreden tegen dergelijke reclame,
of
- b)
deze reclame kunnen voorleggen aan een administratieve instantie die bevoegd is, hetzij zelf een uitspraak te doen over een klacht, hetzij een passende gerechtelijke procedure in te leiden.
2.
Elke lidstaat beslist welke van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde procedures wordt gevolgd en of de rechterlijke of administratieve instantie mag eisen dat afdoening van de klacht eerst langs andere wegen, waaronder die vermeld in artikel 6, wordt beproefd.
Elke lidstaat beslist
- a)
of deze rechtsmiddelen afzonderlijk of gezamenlijk tegen een aantal handelaren uit dezelfde economische sector mogen worden gebruikt,
en
- b)
of deze rechtsmiddelen tegen de houder van een gedragscode mogen worden gebruikt als de gedragscode het niet-naleven van wettelijke voorschriften bevordert.
3.
In het kader van de in lid 1 en lid 2 bedoelde bepalingen verlenen de lidstaten aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden om, ingeval zij deze maatregelen, rekening houdend met alle belangen die op het spel staan en met name het algemeen belang, nodig achten:
- a)
te bevelen dat de misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame wordt gestaakt dan wel een gerechtelijke procedure in te leiden ter verkrijging van een dergelijk bevel,
of
- b)
indien de misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame nog niet onder het publiek is gebracht, doch zulks op het punt staat te gebeuren, de publicatie te verbieden of een gerechtelijke procedure in te leiden ter verkrijging van een dergelijk verbod.
De eerste alinea is ook van toepassing wanneer er geen bewijs is van daadwerkelijk geleden verlies of schade dan wel van opzet of onachtzaamheid van de adverteerder.
De lidstaten bepalen dat de in de eerste alinea bedoelde maatregelen in het kader van een versnelde procedure worden getroffen hetzij bij wege van voorlopige voorziening, hetzij bij wege van definitieve voorziening, al naar gelang hun bevinden.
4.
De lidstaten kunnen aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden verlenen om, ter ondervanging van het voortdurend effect van misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame waarvan de stopzetting bij een definitieve beslissing is bevolen:
- a)
de volledige of gedeeltelijke bekendmaking van die beslissing te bevelen in een door hen passend geachte vorm;
- b)
bovendien de publicatie van een rechtzetting te bevelen.
5.
De in lid 1, tweede alinea, onder b), bedoelde administratieve instanties moeten:
- a)
samengesteld zijn op een wijze die geen twijfel omtrent hun onpartijdigheid kan doen ontstaan;
- b)
over voldoende bevoegdheden beschikken om doeltreffende controle te kunnen uitoefenen en om hun beslissingen te doen naleven wanneer zij een uitspraak over klachten doen;
- c)
hun beslissingen in beginsel met redenen omkleden.
6.
Wanneer de in de leden 3 en 4 bedoelde bevoegdheden uitsluitend door een administratieve instantie worden uitgeoefend, dienen de beslissingen altijd met redenen omkleed te zijn. In dat geval dient te worden voorzien in procedures die de mogelijkheid bieden van beroep bij de rechter tegen onjuist of onredelijk uitoefenen van de bevoegdheden van de administratieve instantie en tegen onjuist of onredelijk verzuim om deze bevoegdheden uit te oefenen.