AB 2014/180
Ten onrechte gevraagd om inzending van machtiging waaruit blijkt dat indiener van het beroepschrift is gerechtigd om namens de belanghebbende beroep in te stellen.
HR 07-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:446, m.nt. L.M. Koenraad
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 maart 2014
- Magistraten
Mrs. C. Schaap, P.F.M. van Loon, Th. Groeneveld
- Zaaknummer
13/01366
- Noot
L.M. Koenraad
- JCDI
JCDI:ADS917975:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:446, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑03‑2014
- Wetingang
Art. 2:1 lid 2 Awb; art. 6:6 Awb; art. 8:24 Awb
Essentie
Als zich in het procesdossier een machtiging bevindt waaruit blijkt dat de ondertekenaar van een beroepschrift is gerechtigd om namens de belanghebbende beroep in te stellen, mag de bestuursrechter geen nieuwe machtiging verlangen.
Samenvatting
Uit de in 3.1.1 weergegeven tekst van de overgelegde machtiging blijkt de bevoegdheid van A. om (onder meer) in de onderhavige zaak namens belanghebbende beroep in te stellen. De uitspraak van de Rechtbank en de stukken van het geding bevatten geen aanwijzingen dat zich tussen het verlenen van die machtiging en het instellen van het onderhavige beroep een omstandigheid als bedoeld in artikel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.