Einde inhoudsopgave
Loodsenwet
Artikel 34
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
01-12-2021, Stb. 2021, 617 (uitgifte: 17-12-2021, kamerstukken: 35720)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2021, Stb. 2021, 618 (uitgifte: 17-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Een zaak wordt in eerste aanleg bij het tuchtcollege loodsen aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van de algemene raad, het bestuur van een regionale loodsencorporatie of van degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
2.
Een klacht bevat ten minste de volgende gegevens:
- a.
de naam, het adres en de woonplaats van de klager;
- b.
de naam en, voor zover bekend, het adres en de woonplaats van de registerloods op wie de klacht betrekking heeft; en
- c.
een omschrijving van de gedraging, waarop de klacht betrekking heeft en de bezwaren daartegen.
3.
De organen van de corporatie of een regionale loodsencorporatie verlenen desgevraagd hun medewerking bij de behandeling van de klacht door het tuchtcollege loodsen.
4.
Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van de gedraging pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.