Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/110/EG betreffende toegang tot, uitoefening van en prudentieel toezicht op werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld
Artikel 18 Overgangsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2016
- Bronpublicatie:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Inwerkingtreding
12-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, PbEU 2015, L 337 (uitgifte: 23-12-2015, regelingnummer: 2015/2366)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1.
De lidstaten bieden instellingen voor elektronisch geld die vóór 30 april 2011 hun werkzaamheden in overeenstemming met het intern recht tot omzetting van Richtlijn 2000/46/EG hebben aangevangen in de lidstaat waar hun hoofdkantoor is gevestigd, de gelegenheid die werkzaamheden in die lidstaat of elke andere lidstaat overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2000/46/EG inzake wederzijdse erkenning voort te zetten zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 3 van deze richtlijn hoeven te verkrijgen of zij hoeven te voldoen aan de overige bepalingen van titel II of waarnaar in titel II van deze richtlijn wordt verwezen.
De lidstaten verplichten die instellingen voor elektronisch geld ertoe de bevoegde autoriteiten alle dienstige gegevens te verstrekken om hen uiterlijk op 30 oktober 2011 in staat te stellen te beoordelen of de instellingen voor elektronisch geld aan de in deze richtlijn vastgestelde voorschriften voldoen en, zo niet, welke maatregelen moeten worden genomen om naleving te garanderen, dan wel of het aangewezen is de vergunning in te trekken.
Instellingen voor elektronisch geld die aan de voorschriften voldoen, krijgen een vergunning en worden in het register ingeschreven en dienen te voldoen aan de bepalingen van titel II. Indien instellingen voor elektronisch geld niet uiterlijk op 30 oktober 2011 aan de in deze richtlijn neergelegde voorschriften voldoen, wordt het hen verboden elektronisch geld uit te geven.
2.
De lidstaten kunnen bepalen dat een instelling voor elektronisch geld automatisch een vergunning krijgt en in het krachtens artikel 3 aangelegde register wordt ingeschreven indien de bevoegde autoriteiten reeds over het bewijs beschikken dat de betrokken instelling voor elektronisch geld voldoet aan de in de artikelen 3, 4 en 5 gestelde eisen. De bevoegde autoriteiten informeren de betrokken instellingen voor elektronisch geld alvorens hun een vergunning wordt verleend.
3.
De lidstaten bieden instellingen voor elektronisch geld die in overeenstemming met het nationale recht dat artikel 8 van Richtlijn 2000/46/EG omzet, vóór 30 april 2011 hun werkzaamheden hebben aangevangen, de mogelijkheid deze werkzaamheden in de betrokken lidstaat voort te zetten tot 30 april 2012 in overeenstemming met Richtlijn 2000/46/EG, zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 3 van deze richtlijn hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige bepalingen van titel II of die in titel II van deze richtlijn worden genoemd. Instellingen voor elektronisch geld die in die periode geen vergunning of ontheffing in de zin van artikel 9 van deze richtlijn hebben gekregen, wordt het verboden elektronisch geld uit te geven.
4.
De lidstaten bieden instellingen voor elektronisch geld die vóór 13 januari 2018 hun activiteiten in overeenstemming met deze richtlijn en met Richtlijn 2007/64/EG hebben aangevangen in de lidstaat waar hun hoofdkantoor zich bevindt, de mogelijkheid deze werkzaamheden in de desbetreffende lidstaat of een andere lidstaat tot 13 juli 2018 voort te zetten, zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 3 van deze richtlijn hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige eisen die in titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II van deze richtlijn wordt verwezen.
De lidstaten verplichten de in de eerste alinea bedoelde instellingen voor elektronisch geld ertoe de bevoegde autoriteiten alle dienstige informatie te verstrekken om hen in staat te stellen uiterlijk op 13 juli 2018 te beoordelen of die stellingen voor elektronisch geld aan de eisen van titel II van deze richtlijn voldoen en, zo niet, welke maatregelen moeten worden genomen om naleving te waarborgen, dan wel of het aangewezen is de vergunning in te trekken.
De in de eerste alinea bedoelde instellingen voor elektronisch geld die na verificatie door de bevoegde autoriteiten aan de eisen van titel II blijken te voldoen, krijgen een vergunning en worden opgenomen in het register. Wanneer die instellingen voor elektronisch geld uiterlijk op 13 juli 2018 niet aan de eisen van titel II van deze richtlijn voldoen, wordt het hun verboden elektronisch geld uit te geven.