Inhoudsopgave
V-N 2020/19.7:Verliesverrekening in VPB mogelijk tijdelijk verruimd
V-N 2020/19.7
Verliesverrekening in VPB mogelijk tijdelijk verruimd
Documentgegevens:
Datum 16-04-2020
- Datum
16-04-2020
- Bronauteur
Staatssecretaris van Financiën
- Bronvindplaats
Kamerstukken II 2019/20, 73925, nr. 25
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS197455:1
- Vakgebied(en)
Corona (V)
Vennootschapsbelasting / Verliesverrekening
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën schrijft aan de Tweede Kamer dat het kabinet op dit moment de mogelijkheden onderzoekt om de verliesverrekening in de VPB tijdelijk aan te passen. Dit is onderdeel van een breed palet aan mogelijke maatregelen om bedrijven en werkgevers te ondersteunen.
De Tweede Kamer heeft tevens twee moties aangenomen over de verliesverrekening in de VPB. De eerste motie verzoekt de regering te onderzoeken of een verruiming van de huidige verliesverrekening in de VPB kan bijdragen aan het verbeteren van de liquiditeitspositie van het Nederlandse bedrijfsleven. De tweede motie verzoekt de regering te onderzoeken of, en zo ja, hoe het mogelijk is om toe te staan dat reeds in het lopende jaar de geschatte verliezen over 2020 kunnen worden verrekend met de winsten uit 2019.
Hieronder hebben wij de twee moties alsmede de beoordeling ervan door de staatssecretaris opgenomen.
Kamerstukken II 2019/20, 73925, nr. 25 en 26 en brief Staatssecretaris van Financiën van 16 april 2020, nr. 2020-0000073925
Nr. 25 MOTIE VAN DE LEDEN VAN HAGA EN BAUDET
(…)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige verliesverrekening van de Vpb voorziet in één jaar terug (carry back) en zes jaar voorwaarts (carry forward);
overwegende dat een verruiming van deze regeling een beproefde methode is die tijdens de crisis van 2008 succesvol is gebleken;
verzoekt de regering, te onderzoeken of een verruiming van de huidige verliesverrekening kan bijdragen aan het verbeteren van de liquiditeitspositie van het Nederlandse bedrijfsleven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Haga
Baudet
Nr. 26 MOTIE VAN DE LEDEN VAN HAGA EN BAUDET
(…)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige verliesverrekening van de Vpb ertoe leidt dat pas bij het indienen van de aangifte Vpb 2020, dus in het jaar 2021, verliezen verrekend kunnen worden;
verzoekt de regering, te onderzoeken of en, zo ja, hoe het mogelijk is om toe te staan dat al in 2020, op basis van een geschatte winst- en verliesrekening, aangifte gedaan kan worden en direct het geschatte verlies verrekend kan worden met de winst van 2019,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Haga
Baudet
Beoordeling moties WGO – Verliesverrekening vennootschapsbelasting
Geachte voorzitter,
Tijdens het wetgevingsoverleg van 14 april jl. over de tweede incidentele suppletoire begroting inzake Noodpakket banen en economie zijn door de leden Van Haga en Baudet twee moties ingediend die betrekking hebben op de achterwaartse verliesverrekening in de vennootschapsbelasting.
De eerste motie1 verzoekt te onderzoeken of een verruiming van de huidige verliesverrekening in de vennootschapsbelasting kan bijdragen aan het verbeteren van de liquiditeitspositie van het Nederlandse bedrijfsleven. De tweede motie2 verzoekt te onderzoeken of, en zo ja, hoe het mogelijk is om toe te staan dat reeds in het lopende jaar de geschatte verliezen over 2020 kunnen verrekend met de winsten uit 2019. Beide moties zijn als bijlage bij deze brief gevoegd.
Het kabinet onderzoekt op dit moment een breed palet aan mogelijke maatregelen om bedrijven en werkgevers te ondersteunen zodat banen behouden kunnen blijven. In dit kader wordt ook gekeken naar de mogelijkheden die hiertoe bestaan door de mogelijkheden tot verliesverrekening in de vennootschapsbelasting tijdelijk aan te passen. Ik laat het oordeel over de moties daarom graag aan de Kamer.
Aantekening
Verruiming VPB-verliesverrekening
Zij die al wat langer meelopen in de fiscaliteit, zullen nu een aha-erlebnis beleven. Tijdens de vorige (krediet)crisis zijn de verliesverrekeningstermijnen in de VPB namelijk ook verruimd, zij het tot maximaal € 10 mln., zie art. 20 lid 10 en lid 11 Wet VPB 1969 (tekst 2010). Het gaat dan vooral om de achterwaartse verliesverrekening, want dat levert voor bedrijven onmiddellijk een liquiditeitsverruiming op. Tijdens de vorige (krediet)crisis werd de achterwaartse verliesverrekening, op verzoek, verruimd van de huidige één jaar naar drie jaar, onder inlevering van drie jaren van de voorwaartse verliesverrekening van destijds negen jaar; die werd dus zes jaar. Thans bedraagt de ‘normale’ voorwaartse verliesverrekeningstermijn slechts zes jaren. Wordt nu dezelfde regeling als destijds uit de mottenballen gehaald, dan zal dit betekenen dat van de voorwaartse verliesverrekeningstermijn (van zes jaren dus) nog maar drie jaren overblijven. De voorwaartse verliesverrekeningstermijn wordt zo dan wel erg krap. Anderzijds is het een verzoekregeling, dus de belastingplichtige kan zelf zijn keuze bepalen.
De tekst van de eerste motie is onzes inziens wat merkwaardig geformuleerd. De motie verzoekt de regering namelijk om te onderzoeken of een verruiming van de huidige verliesverrekening “kan bijdragen aan het verbeteren van de liquiditeitspositie van het Nederlandse bedrijfsleven”. Dat onderzoek hoeft naar onze mening niet plaats te vinden, want de uitkomst van zo’n onderzoek zal zonder meer positief zijn. Uiteraard zal verruiming van de (achterwaartse) verliesverrekening “bijdragen aan het verbeteren van de liquiditeitspositie van het Nederlandse bedrijfsleven”. Dat lijkt ons nogal wiedes. Wat de motie vermoedelijk beoogt te vragen is om te onderzoeken of het überhaupt mogelijk is om de (achterwaartse) verliesverrekening te verruimen en dit, als dat mogelijk is, dan ook daadwerkelijk te doen. Bij een andere, meer letterlijke lezing is deze motie een wassen neus en dat zullen de indieners ervan niet hebben beoogd, zo nemen wij aan. Overigens gold destijds nog een beperking tot € 10 mln. maar die zien wij nu in de motie niet terug.
Deze motie laat wel zien dat de verkorting van de verliesverrekeningstermijnen per 1 januari 2018 geen gelukkige ingreep is geweest, nu bij de eerste de beste economische tegenwind de regering alweer wordt gevraagd om die termijnen te verruimen.
Geschat verlies over 2020
De tweede motie is wel heel enthousiast. Die verzoekt de regering om te onderzoeken of al in 2020, op basis van een geschatte winst- en verliesrekening, aangifte kan worden gedaan en direct het geschatte verlies kan worden verrekend met de winst van 2019. We kennen in de VPB al jaren de voorlopige teruggaafregeling van art. 3 Uitv.besch. VPB 1971 op grond waarvan 80%van het vermoedelijke verlies alvast kan worden verrekend, vóórdat de aanslag is opgelegd. Maar voor die regeling moet wel eerste aangifte worden gedaan en dat kan over 2020 pas op z’n vroegst in 2021. De motie vraagt nu eigenlijk om deze regeling te verruimen en achterwaartse verliesverrekening naar 2019 al mogelijk te maken op basis van geschatte cijfers over 2020. De vraag is uiteraard of dan niet te veel vooruit wordt gelopen op de toekomst, nu 2020 nog lang niet voorbij is en het maar de vraag is of 2020 uiteindelijk met een verlies zal worden afgesloten. Dat zal vooral afhangen van hoe lang de ‘lockdown’ duurt en hoe snel de economie na opheffing ervan weer opveert. Anderzijds was ook destijds tijdens de vorige (krediet)crisis de mogelijkheid geboden om verliezen van 2009 al op grond van voorlopige cijfers, bijvoorbeeld een voorlopige jaarrekening, achterwaarts te verrekenen met de winst van 2008; zie Besluit Staatssecretaris van Financiën van 8 april 2009, Stcrt. 2009, 70, V-N 2009/18.20, onderdeel 3.1.
IB-verliezen?
De beide moties spreken enkel over de verliesverrekening in de VPB en niet (ook) over de verliesverrekening in de IB. Op zich is dat logisch, aangezien box 1-verliezen al drie jaar achterwaarts verrekenbaar zijn (gebleven) (en zelfs negen jaar voorwaarts); zie art. 3.150 lid 1 Wet IB 2001. Een verdere verruiming van deze ten opzichte van de VPB toch al ruime termijnen, zal er vast niet in zitten. Box 2-verliezen daarentegen zijn, net als in de VPB, slechts één jaar achterwaarts en zes jaar voorwaarts verrekenbaar (zie art. 4.49 Wet IB 2001), dus voor de hand ligt onzes inziens dat, mocht de achterwaartse verliesverrekening in de VPB worden verruimd, dit zal worden doorgetrokken naar de aanmerkelijkbelangverliezen van box 2.
De tweede motie zou overigens ook voor IB-ondernemers verlichting kunnen brengen. Ook voor box 1-verliezen in de IB bevat art. 23 Uitv.reg IB 2001 namelijk een soortgelijke regeling als art. 3 Uitv.besch. VPB 1971 bevat voor VPB-verliezen. Ook IB-ondernemers en werkzaamheidgenieters in box 1 zouden geholpen zijn als ook zij hun verwachte verlies over 2020 nog vóórdat zij aangifte hebben gedaan, zouden kunnen verrekenen met hun winst respectievelijk resultaat uit 2019. De motie rept echter met geen woord over deze IB-verliezen en dat lijkt ons een gemiste kans. Mocht deze verruiming ervan komen, dan hopen wij dat de Staatssecretaris van Financiën die niet zal beperken tot de VPB-verliezen maar ook zal laten gelden voor de IB-verliezen.