Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal genaamd Drau met nummer 2012016500-EIND van politie Brabant Zuid-Oost, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 511.
Rb. Oost-Brabant, 06-05-2014, nr. 01/845049-12
ECLI:NL:RBOBR:2014:2349
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
06-05-2014
- Zaaknummer
01/845049-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2014:2349, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 06‑05‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 06‑05‑2014
Inhoudsindicatie
Een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek voorarrest voor medeplichtigheid aan een plofkraak in vereniging gepleegd en het voorhanden hebben van een wapen.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845049-12
Datum uitspraak: 06 mei 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [adres 1],
thans u.a.h. gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 april 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 april 2014 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2012 te Maren-Kessel, gemeente Oss, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing in of nabij een geldautomaat teweeg heeft
gebracht door gas(sen) in of nabij een geldautomaat te brengen en/of
(vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waar die geldautomaat in
aanwezig was en/of aangrenzende gebouwen en/of (een) nabij die geldautomaat
geparkeerde auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
(artikelen 47 en 157 Wetboek van strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 15 februari 2012 te Maren-Kessel, gemeente Oss, althans in
Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een
pin/geld-automaat (gelegen aan [adres 2]) heeft weggenomen een of
meerdere geldcassettes (met inhoud) en/of een witte map ('logboek') , in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bank], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en / of inklimming,
te weten door het openbreken van voornoemde pin/geld-automaat (door middel van
het veroorzaken van een explosie/ontploffing);
(artikelen 47 en 311 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], in elk geval een aantal
personen op of omstreeks 15 februari 2012 te Maren-Kessel, gemeente Oss,
althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen
opzettelijk een ontploffing in of nabij een geldautomaat teweeg heeft/hebben
gebracht door gas(sen) in of nabij de geldautomaat te brengen en/of
(vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waar die geldautomaat in
aanwezig was en/of aangrenzende gebouwen en/of (een) nabij die geldautomaat
geparkeerde auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar, als
medeplichtige opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid
en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft,
door
-mee te gaan op voorverkenning naar die geldautomaat en/of
-voorafgaand aan de ontploffing ('plofkraak') die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
, in elk geval die andere personen onderdak heeft verschaft en/of
heeft aangeboden dat zij later die nacht wederom onderdak konden krijgen en/of
-die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], in elk geval die andere
personen een tas en/of een bivakmuts en/of (andere) kleding en/of een auto (VW
Golf) ter beschikking heeft gesteld.
en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], in elk geval een aantal
personen op of omstreeks 15 februari 2012 te Maren-Kessel, gemeente Oss,
althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een
pin/geld-automaat (gelegen aan [adres 2]) heeft/hebben weggenomen
een of meerdere geldcasettes (met inhoud) en/of een witte map ('logboek'), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bank], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft /hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en / of inklimming, te weten door het openbreken van voornoemde
pin/geld-automaat (door middel van het veroorzaken van een
explosie/ontploffing)
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar als
medeplichtige opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid
en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft,
door
-mee te gaan op voorverkenning naar die geldautomaat en/of
-voorafgaand aan de ontploffing ('plofkraak') die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
, in elk geval die andere personen onderdak heeft verschaft en/of
heeft aangeboden dat zij later die nacht wederom onderdak konden krijgen en/of
-die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], in elk geval die andere
personen een tas en/of een bivakmuts en/of (andere) kleding en/of een auto (VW
Golf) ter beschikking heeft gesteld.
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 februari 2012 te Lith, gemeente Oss, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, althans alleen,
een of meerdere geldcasettes (met inhoud) en/of een witte map ('logboek'),
in elk geval enig goed
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl
hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van voornoemde goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikelen 47, 416 en 417bis Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2012 tot en met 15 februari
2012 te s'-Hertogenbosch, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(personen)auto (Seat Leon) en/of een kentekenplaat, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s);
(artikelen 47 en 311 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 februari 2012 te Maren-Kessel en/of te Lith, gemeente
Oss, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een (personen)auto (Seat Leon) en/of een kentekenplaat heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
voornoemde (personen)auto en/of kentekenplaat wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
(artikelen 47, 416 en 417bis Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 15 februari 2012 te Lith, gemeente Oss en/of te
Maren-Kessel, gemeente Oss, en/of 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een Volkswagen Golf heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die Volkswagen Golf wist(en), dan wel
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
(artikelen 47, 416 en 417bis Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 15 februari 2012 te Lith, gemeente Oss en/of te
Maren-Kessel, gemeente Oss, althans in Nederland,
een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukpistool, zijnde een
voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis
vertoonde met een vuurwapen (te weten een P. Beretta, model 92 FS)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikelen 13 en 55 Wet Wapens en Munitie)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verbalisant [verbalisant 1] in strijd met de waarheid heeft verklaard over de grond voor aanhouding van verdachte. [verbalisant 1] heeft met zijn verklaring dat hij pas na de binnentreding in de caravan van verdachte, verdachte heeft aangemerkt als verdachte van de plofkraak, getracht de waarheid te verbloemen.
De officier van justitie heeft hier tegenin gebracht dat er geen sprake is van leugenachtige verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] en dat [verbalisant 1] met betrekking tot de verdenking tegen [verdachte] en het binnentreden consistent heeft verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging is alleen plaats ingeval de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] niet als leugenachtig kunnen worden bestempeld. Daarnaast kan niet worden gezegd dat zijn verklaringen in strijd zijn met de verklaringen zoals die door de andere verbalisanten bij de rechter-commissaris zijn afgelegd. De verklaringen van [verbalisant 1] zijn consistent en komen in de kern overeen met hetgeen hij heeft gerelateerd in zijn proces-verbaal van bevindingen. [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij op de bewuste avond [verdachte] buiten heterdaad aan wilde houden omdat hij voortvluchtig was. Hij begon zijn zoektocht in Den Bosch en kreeg vervolgens de informatie dat [verdachte] op een camping in Lith zou verblijven. Hij heeft die nacht informatie gekregen over de plofkraak in Maren-Kessel en de mogelijke relatie met de op de camping aangetroffen Volkswagen Golf. Of hij deze informatie pas op de camping of al eerder had vernomen, acht de rechtbank daarbij niet van belang. [verbalisant 1] heeft namelijk ook verklaard dat hij niet direct de link heeft gelegd met [verdachte] en dat hij [verdachte], voordat hij het chalet binnentrad, nog niet als verdachte van de plofkraak had aangemerkt. Weliswaar relateren verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dat zij [verdachte] al voor het binnentreden als verdachte van de plofkraak hadden aangemerkt, maar uit geen enkele verklaring blijkt dat die concrete verdenking ook met [verbalisant 1] is gedeeld. Zijn verklaring is dan ook niet onverenigbaar met de verklaringen van zijn collega’s. Gezien vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie in zijn vervolging kan worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten. Naar zijn mening kan feit 1 subsidiair wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de aangifte, de eigen verklaring van verdachte, het aantreffen van de goederen in het chalet, het aantreffen van de Volkswagen Golf op de parkeerplaats van de camping en het sporenonderzoek. Volgens de officier van justitie is verdachte mee op voorverkenning geweest, heeft hij een tas en bivakmuts uitgeleend en heeft hij onderdak aangeboden. Feit 3 kan volgens de officier van justitie ook worden bewezen op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de herkenning van de auto en de verklaring van [getuige 1] dat verdachte in een Volkswagen Golf reed. Daarnaast acht hij feit 4 bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en het aantreffen van het wapen in het chalet.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er rechtmatig is binnengetreden in het chalet. Volgens hem was er al een machtiging om [verdachte] aan te houden, omdat hij voortvluchtig was. Er was nog geen concrete verdenking voor de plofkraak op het moment dat er werd binnengetreden. De machtiging OAT mocht dan ook gewoon worden gebruikt. Pas na het binnentreden ontstond de verdenking terzake de plofkraak door het aantreffen van de aan de plofkraak te relateren goederen. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, mocht [verdachte] al voorafgaande aan het binnentreden als verdachte van de plofkraak zijn aangemerkt, daarmee de machtiging OAT niet is komen te vervallen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft betoogd dat het gebruik van de machtiging OAT voor het binnentreden van het chalet moet worden gezien als detournement de pouvoir. Aangezien [verdachte] werd aangemerkt als verdachte van de plofkraak, had de politie moeten binnentreden op verdenking van een strafbaar feit en had zij de verdenking ook moeten onderbouwen. Nu dit niet is gebeurd, is verdachte in zijn belangen geschaad. Immers, er is nu geen controle meer mogelijk op basis waarvan de politie tot de verdenking is gekomen. Volgens de verdediging is er daarom onrechtmatig binnengetreden, hetgeen zou moeten leiden tot uitsluiting van het bewijs. Hierdoor zou verdachte integraal moeten worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat het bewijs wel rechtmatig is verkregen, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid en het onder 4 ten laste gelegde wapenbezit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.1.
Detournement de pouvoir
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er onrechtmatig is binnengetreden hetgeen zou moeten leiden tot uitsluiting van bewijs. De rechtbank zal dit verweer eerst bespreken.
De rechtbank stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of er sprake is geweest van het al dan niet rechtmatig binnentreden, van belang is of de daartoe bevoegde persoon, in casu verbalisant [verbalisant 1], de machtiging OAT in redelijkheid heeft kunnen gebruiken op grond van de voor hem op dat moment beschikbare informatie.
Vaststaat dat verbalisant [verbalisant 1] in de nacht van 14 op 15 februari 2012 doende was om [verdachte] buiten heterdaad aan te houden in verband met het niet terugkeren van zijn verlof. Daartoe had [verbalisant 1] de beschikking over een machtiging OAT. Hij is eerst naar de ouders van [getuige 1] in Den Bosch gegaan die hem hebben verteld dat [verdachte] op een camping in Lith zou verblijven. Bekend was dat [verdachte] gebruik zou maken van een Volkswagen Golf. [verbalisant 1] heeft vervolgens assistentie gevraagd van de collega’s in Oss. Op de parkeerplaats bij de camping in Lith werd vervolgens door de assisterende verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] een Volkswagen Golf aangetroffen. De verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] arriveerden ook op de parkeerplaats en zij constateerden dat de aangetroffen Golf voldeed aan de beschrijving van de vluchtauto van de eerder die avond gepleegde plofkraak. [verbalisant 6] en [verbalisant 7] relateren dan ook dat zij het vermoeden kregen dat [verdachte] iets te maken zou kunnen hebben met de gepleegde plofkraak in Maren Kessel. Zij verklaren echter niet dat zij dat vermoeden ook met [verbalisant 1] hebben gedeeld. Hetzelfde heeft te gelden voor de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Zij trekken op basis van hun waarnemingen in hun proces-verbaal van bevindingen de conclusie dat [verdachte] als verdachte van de plofkraak kan worden aangemerkt, maar niet is komen vast te staan dat zij die conclusie ook met [verbalisant 1] hebben gedeeld. [verbalisant 1] arriveert pas later. Hij heeft op dat moment wel van zijn collega’s gehoord dat er een plofkraak was gepleegd in Maren Kessel en dat de geparkeerde Volkswagen Golf wellicht kon worden gelinkt aan deze plofkraak. Nergens blijkt echter uit dat [verbalisant 1] [verdachte] op dat moment als verdachte van de plofkraak heeft aangemerkt, of dat collega’s hun concrete verdenkingen met [verbalisant 1] hebben gedeeld.
Op het moment dat [verbalisant 1] had achterhaald in welk chalet [verdachte] verbleef, heeft [verbalisant 1] de machtiging OAT gebruikt voor het binnentreden. Dit heeft [verbalisant 1] ook in zijn proces-verbaal gerelateerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan, anders dan de raadsman heeft betoogd, het gebruik van deze machtiging niet worden gezien als detournement de pouvoir. Hij was immers al enige tijd bezig met de aanhouding van [verdachte] omdat hij niet terug was gekeerd van zijn verlof. Daarnaast werd [verdachte] door [verbalisant 1] nog niet aangemerkt als verdachte van de plofkraak. Pas na het binnentreden en het aantreffen van de aan de plofkraak te relateren goederen ontstond bij hem deze verdenking, waarna [verdachte] op grond van artikel 311 van het wetboek van Strafrecht op heterdaad is aangehouden. Dit strookt ook met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (pagina 80 van het eind-proces-verbaal) waarin staat dat na het binnentreden de verdenkingen werden versterkt en de aanwezigen werden aangehouden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de politie rechtmatig is binnengetreden op grond van de machtiging OAT en dat er dus geen sprake is van bewijsuitsluiting.
bewijs
De rechtbank stelt voorts het volgende vast.
Op 15 februari 2012 rond 3:47 uur heeft er bij de [bank] gelegen aan [adres 2] te Maren-Kessel, gemeente Oss, een zogenaamde plofkraak plaatsgevonden. De zijdeur van de pinautomaat was geramd met een achtergebleven personenauto. Bij de ramkraak werd geen geld buit gemaakt2.. Wel werden lege geldcassettes meegenomen3..
De politie is ter plaatse gegaan en zij zagen dat de deur van de pinautomaat was beschadigd en open stond. Op ongeveer een meter naast de ingang stond een personenauto, merk Seat. De voorkant van de auto stond in de richting van de ingang van de pinautomaat en de auto liep stationair. Er zat schade aan de linker voorzijde van het voertuig. Aan de voorkant van de pinautomaat lag een spijkertrekker met zwart/geel handvat en er lag brandmateriaal. Van de spijkertrekker en het brandmateriaal zijn sporen veiliggesteld4..
De voorzijde van de pinautomaat was zichtbaar via een beveiligingssysteem5.. Op de camerabeelden is te zien dat om 3:43 uur een persoon met een bivakmuts in beeld verschijnt. Deze persoon draagt een set gasflessen en heeft in de andere hand gasslangen. Vervolgens verschijnt een tweede dader die met een spuitbus de lens van de camera bespuit. Zichtbaar is dat een van de daders werkt aan de pinautomaat met een breekvoorwerp met een geel/zwart handvat. Ook wordt een verlengstuk, aangesloten op de gasslangen, ingebracht. Om 3:47 uur vindt een ontploffing plaats. Er brandt materiaal en een van de daders trapt dit uit met zijn linkerschoen. De twee staven worden uit de voorzijde van de sleuf van de automaat getrokken.
Een getuige heeft gezien dat de daders zijn gevlucht in een Volkswagen Golf in de richting van de Lithse Ham6.. Op het parkeerterrein bij de camping De Lithse Ham in Lith werd een Volkswagen Golf aangetroffen. In die Volkswagen Golf lagen onder andere een schroevendraaier met geel/zwart handvat, een spuitbus met zwarte verf, een zuurstof- en acetyleenfles met circa 5 meter lange slangen en daaraan gekoppeld een gasmengstuk7..
Op 15 februari 2012 zijn de verbalisanten binnengetreden in chalet [nummer] van camping De Lithse Ham te Lith8.. In deze woning werden vijf personen aangehouden, waaronder [medeverdachte 2] en verdachte9.. In het chalet werden onder andere een logboek van de [bank] te Maren-Kessel, een vuurwapen, een bivakmuts en schoenen aangetroffen10.. Ook werd een zwarte tas met meerdere geldcassettes van een geldautomaat aangetroffen11.. Het aangetroffen logboek werd herkend als zijnde van het filiaal van de [bank] te Maren-Kessel12..
Het brandmateriaal dat bij de pinautomaat werd aangetroffen, werd vergeleken met verbrand materiaal dat werd aangetroffen onder de linkerschoen van een in het chalet aanwezige Adidas schoen13.. Het NFI heeft chemisch vergelijkend onderzoek verricht. Het NFI concludeert dat het materiaal onder de linkerschoen is versmolten en bestaat uit dezelfde chemische componenten als in de ducttape in de brandresten. Ook kan dezelfde laagopbouw worden herkend. Het materiaal onder de schoen kan dus afkomstig zijn van het brandmateriaal dat bij de pinautomaat is gevonden en de kans wordt klein geacht dat een willekeurige andere zwarte kunststof bron uit dezelfde combinatie van componenten zou zijn opgebouwd als het materiaal onder de schoen14..
Daarnaast heeft het NFI op het handvat van de bij de pinautomaat aangetroffen spijkertrekker een onvolledig DNA-hoofdprofiel van medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen15.waarvan de matchkans kleiner is dan één op één miljard.
Verdachte heeft verklaard16.dat hij op 15 februari 2012 door [medeverdachte 2] werd opgehaald in de Volkswagen Golf die voor op het terrein van de camping stond geparkeerd. Ze hebben twee jongens opgehaald in Den Bosch en zijn daarna via Maren-Kessel naar de camping in Lith gereden. Daar zijn ze naar het chalet gegaan waar hij samen met zijn vriendin verbleef. Aan [medeverdachte 2] heeft hij een sporttas en een bivakmuts geleend. [medeverdachte 2] had die spullen nodig voor iets dat niet pluis was. [medeverdachte 2] zei dat ze iets gingen doen en vroeg of ze daarna naar verdachte konden komen17.. Hij hoorde dat de jongens een plofkraak wilden plegen, dat ze het hadden over een pinautomaat in Maren-Kessel en dat ze daar geld wilden halen18.. [medeverdachte 2] en de twee jongens zijn vervolgens rond 3.00 uur weg gegaan. Rond 4.00 uur kwamen zij weer terug. Ze hadden de tas bij zich met lege geldcassettes erin. [medeverdachte 2] en de twee jongens wilden binnen komen en blijven slapen. De Adidas schoen die in het chalet is aangetroffen, behoort volgens verdachte toe aan [medeverdachte 2].
De rechtbank merkt op dat zij de verklaring van verdachte op onderdelen niet geloofwaardig acht. [verdachte] heeft wisselende verklaringen afgelegd over het verloop van de avond en de nacht van 14 op 15 februari 2012. Kijkende naar zijn verklaringen ontstaat het beeld dat hij, op het moment dat hij met voor hem belastend materiaal wordt geconfronteerd, zijn verklaring daarop aanpast. Niet valt uit te sluiten dat verdachte tracht de schuld af te wentelen. De verklaring van verdachte over de rol van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen zodat de rechtbank dat deel van de verklaring van verdachte niet gebruikt voor het bewijs.
De verklaring van verdachte wordt echter wel ondersteund door objectieve bewijsmiddelen voor zover het de rol van medeverdachte [medeverdachte 2] betreft. De rechtbank neemt daarom wel voor het bewijs mee dat [medeverdachte 2] verdachte heeft verteld dat hij een plofkraak wilde gaan plegen, dat [medeverdachte 2] een tas en een bivakmuts van verdachte heeft geleend en dat verdachte [medeverdachte 2] onderdak heeft geboden.
De rechtbank zal verdachte vrij spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Er is onvoldoende wettig bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat verdachte zelf bij de plofkraak aanwezig is geweest. Hem kan enkel worden verweten dat hij wist dat [medeverdachte 2] een plofkraak ging plegen, hij [medeverdachte 2] onderdak heeft gegeven en hij aan hem een bivakmuts en een tas heeft geleend die vervolgens zijn gebruikt bij de plofkraak. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken.
Het vuurwapen dat in het chalet is aangetroffen, is onderzocht. Hieruit blijkt dat het gaat om een luchtdrukpistool, een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie 1 onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. Het wapen is een nabootsing van een pistool dat voor wat betreft de vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk van het merk Baretta, model 92FS. Verdachte heeft erkend dat dit wapen in zijn chalet lag.
Op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de onder 1 subsidiair en onder 4 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de Seat Leon heeft gestolen, of dat hij wist dat deze auto van diefstal afkomstig was. Ook kan niet worden bewezen dat hij wist dat de Volkswagen Golf en de kentekenplaten van een misdrijf afkomstig waren. Het enkele feit dat verdachte wel eens reed in een Volkswagen Golf (oud model), is daartoe onvoldoende, zeker gezien het feit dat de aangetroffen Volkswagen Golf het nieuwe model betrof.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
Subsidiair
[medeverdachte 2] op 15 februari 2012 te Maren-Kessel, gemeente Oss,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gassen in de geldautomaat te brengen en
vervolgens tot ontsteking te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het gebouw waar die geldautomaat in aanwezig was te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar, als medeplichtige opzettelijk behulpzaam is geweest doordat hij
-voorafgaand aan de ontploffing ('plofkraak') die [medeverdachte 2] onderdak heeft verschaft en heeft aangeboden dat hij later die nacht wederom onderdak konden krijgen en
-die [medeverdachte 2] een tas en een bivakmuts ter beschikking heeft gesteld.
en
[medeverdachte 2], op 15 februari 2012 te Maren-Kessel, gemeente Oss,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pin-automaat (gelegen aan [adres 2]) heeft weggenomen
meerdere geldcassettes en een logboek, toebehorende aan [bank], waarbij [medeverdachte 2] en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door het openbreken van voornoemde pin-automaat (door middel van het veroorzaken van een
explosie/ontploffing)
tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar, als medeplichtige opzettelijk behulpzaam is geweest door
-voorafgaand aan de ontploffing ('plofkraak') die [medeverdachte 2] onderdak heeft verschaft en heeft aangeboden dat hij later die nacht wederom onderdak konden krijgen en
-die [medeverdachte 2] een tas en een bivakmuts ter beschikking heeft gesteld.
Verdachte op 15 februari 2012 te Lith, gemeente Oss, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een P. Beretta, model 92 FS) voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van 9 maanden op te leggen met aftrek van voorarrest. Hij heeft daarbij rekening gehouden met de rol die verdachte in het geheel heeft gespeeld, de toepasselijkheid van artikel 63 van het wetboek van Strafrecht en de overschrijding van de redelijke termijn.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de proceshouding van verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden, de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte in de tussentijd is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde een klinische opname.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een plofkraak. Het plegen van een plofkraak is een ernstig feit dat naast maatschappelijke onrust veel schade met zich brengt. Er is schade ontstaan aan de pinautomaat en aan het pand waarin de pinautomaat zich bevond. De daders hebben gezorgd voor een gestolen auto om de deur te rammen en een andere auto om na de kraak te ontkomen. Ook is gezorgd voor gas om de automaat op te blazen. Verdachte heeft aan dit alles ook zijn bijdrage geleverd. Hij heeft de dader van de plofkraak onderdak geboden en een tas en bivakmuts geleend. Verdachte wist dat hij een plofkraak gingen plegen en hij heeft niet getracht om hem hiervan te weerhouden. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte op 28 januari 2014 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde een klinische opname.
Over verdachte zijn in het kader van die strafrechtelijke procedure rapporten opgemaakt door de reclassering, een psycholoog en een psychiater. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, middelenafhankelijkheid en zwakbegaafdheid. De problematiek is al lange tijd aanwezig en heeft herhaaldelijk geleid tot vermogensdelinquentie waarbij vooral snel geldgewin de primaire drijfveer was.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte al veel vaker is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat hij ten tijde van het plegen van onderhavige feiten voortvluchtig was en ook nog in een proeftijd liep.
De rechtbank betrekt ook bij haar oordeel dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak moest zijn behandeld, is overschreden, terwijl dit niet aan de proceshouding van verdachte is te wijten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf. Zij zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, ook al spreekt de rechtbank verdachte vrij van feit 3. De gevorderde straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij [bank] T.a.v. [persoon].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de vordering betwist. De vordering is volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd en dient daarom afgewezen te worden.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De verdediging heeft de vordering van de [bank] gemotiveerd betwist en de vordering is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd met stukken. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering nader te onderbouwen, zou een onevenredige belasting opleveren.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in zijn vervolging.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair, feit 2 subsidiair en feit 3:
Vrijspraak.
Verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij
de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
door middel van braak;
T.a.v. feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie;
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [bank] Bernheze Maasland in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten:
een logboek [bank] Maren-Kessel en storingsrapport
aan de [bank] Bernheze Maasland.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten:
een geldbedrag van 8 euro
aan veroordeelde.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 22 april 2014 reeds
geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. W.J.M. Fleskens, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 6 mei 2014.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑05‑2014
Het proces-verbaal van aangifte van [persoon], pagina 62 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [persoon], pagina 65 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 84 en 85 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 166 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pagina 162 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 128 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 80 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 70 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van doorzoeking, pagina 164 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 70 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [persoon], pagina 65 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 98 van voornoemd eind-proces-verbaal.
Het chemisch vergelijkend onderzoek, los bij het eind-proces-verbaal gevoegd.
Het rapport vergelijkend DNA-onderzoek, los bij het eind-proces-verbaal gevoegd.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 323.
De verklaring van verdachte ter zitting van 22 april 2014.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 331.