RvdW 2014/839
Ontucht en het bewijsminimum van art. 342.2 Sv.
HR 10-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1355
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 juni 2014
- Magistraten
A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/04945
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1355, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑06‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:503, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑04‑2014
Essentie
Ontucht en het bewijsminimum van art. 342.2 Sv.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 oktober 2012, nummer 22/001505-11, in de strafzaak tegen: [Verdachte]. Adv. mr. J.S. Nan, te Dordrecht.
Conclusie
Conclusie A-G mr. P.C. Vegter:
1.
Het Gerechtshof ’s-Gravenhage heeft bij arrest van 9 oktober 2012 de verdachte ter zake van subsidiair ‘de eendaadse samenloop van ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd, en met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.